ECLI:NL:RBDHA:2023:10843
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet tijdig beslissen op aanvraag verblijfsvergunning asiel
In deze zaak heeft eiser, vertegenwoordigd door mr. T. der Bedrosian, beroep ingesteld tegen de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, omdat deze niet tijdig heeft beslist op zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel. De aanvraag is ingediend op 28 maart 2022, en volgens de wet moet de Staatssecretaris binnen zes maanden na ontvangst van de aanvraag een besluit nemen. Echter, op 27 september 2022 is er een nieuw besluit (WBV 2022/22) van kracht geworden dat de beslistermijnen voor asielaanvragen heeft verlengd met negen maanden. Dit betekent dat de termijn voor het nemen van een besluit op de aanvraag van eiser nog niet was verstreken op het moment dat hij een ingebrekestelling indiende.
De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser de ingebrekestelling prematuur heeft ingediend, omdat de verlengde beslistermijn nog niet was verstreken. Hierdoor is niet voldaan aan de voorwaarden voor het indienen van beroep op grond van het niet tijdig beslissen door de Staatssecretaris, zoals bedoeld in de Algemene wet bestuursrecht. De rechtbank heeft partijen laten weten dat een zitting niet nodig was en heeft het onderzoek gesloten zonder verdere behandeling.
Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep van eiser niet-ontvankelijk verklaard. Deze uitspraak is gedaan door mr. A. Skerka, rechter, en is openbaar uitgesproken op 8 mei 2023.