ECLI:NL:RBDHA:2023:10831
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Verzoek om vergoeding van proceskosten in asielzaak
In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 26 april 2023 uitspraak gedaan in een verzoek van de verzoekster, die om vergoeding van haar proceskosten heeft gevraagd. De verzoekster, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. M. Spapens, heeft in januari 2023 beroep aangetekend omdat de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid niet tijdig had beslist op haar asielaanvraag. Op 15 maart 2023 heeft de Staatssecretaris alsnog een beslissing genomen, waarna de verzoekster haar beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit heeft ingetrokken. Ze heeft de rechtbank verzocht om de Staatssecretaris te veroordelen in de proceskosten, maar de Staatssecretaris heeft niet gereageerd op dit verzoek.
De rechtbank heeft besloten om partijen niet uit te nodigen voor een zitting, omdat dit in deze zaak niet nodig was, conform artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank heeft overwogen dat zij op basis van artikel 8:75 en 8:75a van de Awb en het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb) een partij kan veroordelen in de proceskosten van de tegenpartij. Aangezien de Staatssecretaris niet heeft gereageerd, leidt de rechtbank hieruit af dat er geen bezwaar is tegen de vergoeding van de proceskosten van de verzoekster.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de verzoekster recht heeft op een vergoeding van € 418,50 voor de proceskosten, omdat de Staatssecretaris pas na het indienen van het beroep een beslissing heeft genomen. Dit bedrag is vastgesteld op basis van de waarde per punt en een wegingsfactor van 0,5, aangezien de zaak enkel betrekking had op de overschrijding van de beslistermijn. De uitspraak is gedaan door rechter mr. R.J.A. Schaaf, in aanwezigheid van griffier D.A.M. Delger, en is openbaar gemaakt op 26 april 2023.