Uitspraak
Rechtbank DEN HAAG
uitspraak van de meervoudige kamer van 17 mei 2023 in de zaak tussen
mr. [eiser] , wonende te [woonplaats] , eiser,
de heffingsambtenaar van de gemeente Zoetermeer, verweerder.
Procesverloop
Overwegingen
15 oktober 2020 voor € 182.000), de [adres 16] (verkocht op 7 februari 2019 voor
€ 380.000). Daarnaast heeft verweerder WOZ-waarde van de [adres 17] van € 406.000 in de vergelijking meegenomen, welke buiten beschouwing moet worden gelaten omdat voor dit object geen verkoopcijfer bekend is. Daarnaast acht de rechtbank de in de waardematrix genoemde vergelijkingsobjecten [adres 15] en [adres 16] niet vergelijkbaar met de woning. Daarbij heeft de rechtbank in aanmerking genomen dat verweerder ter zitting geen afdoende verklaring heeft gegeven voor de in de matrix zichtbare verschillen van de woning en de vergelijkingsobjecten en hoe daaruit de waarde van de woning is herleid. Ook het object aan de [adres 2] is niet goed vergelijkbaar nu, naar eiser onweersproken heeft gesteld, sprake is geweest van een bijzondere verkoop die niet representatief is voor waarde van de woning in het economische verkeer. Gelet op het vorenstaande heeft verweerder de nader vastgestelde waarde voor de woning van € 533.000 niet aannemelijk gemaakt.
7. Nu verweerder niet aan de op hem rustende bewijslast heeft voldaan, komt de vraag aan de orde of eiser de door hem verdedigde waarde aannemelijk heeft gemaakt. Naar het oordeel van de rechtbank dient deze vraag ontkennend te worden beantwoord. Eiser stelt dat de waardestijging van de woning niet in verhouding staat tot de gemiddelde waardestijging binnen de gemeente Zoetermeer die volgens eiser 7% bedraagt. Doel en strekking van de Wet WOZ brengen echter met zich mee dat de waarde van een onroerende zaak voor elk tijdvak opnieuw wordt bepaald aan de hand van verkopen rond de waardepeildatum. Aan de verhouding tussen voor twee opvolgende tijdvakken vastgestelde waarden komt dus geen zelfstandige betekenis toe.
Beslissing
€ 500.000;