ECLI:NL:RBDHA:2023:10789
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van beroep inzake aanvraag verblijfsvergunning regulier
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 12 juli 2023 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen een eiser en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De eiser had op 20 juni 2022 bezwaar aangetekend tegen het besluit van de staatssecretaris, waarin zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd niet in behandeling werd genomen. De rechtbank heeft het beroep van de eiser tegen dit besluit kennelijk niet-ontvankelijk verklaard, omdat het beroepschrift geen gronden bevatte. Volgens artikel 6:5 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) dient een beroepschrift ten minste de gronden van het beroep te bevatten. De rechtbank heeft de eiser in de gelegenheid gesteld om binnen vier weken alsnog gronden in te dienen, maar hierop is geen reactie ontvangen. Hierdoor kon de rechtbank het beroep niet inhoudelijk behandelen en werd het beroep niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn op de hoogte gesteld van de beslissing.