ECLI:NL:RBDHA:2023:10787

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
28 juni 2023
Publicatiedatum
24 juli 2023
Zaaknummer
NL22.25517 en NL22.25518
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag van twee burgers uit Trinidad en Tobago met vrees voor LHBTI-gerelateerd geweld

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan over de asielaanvragen van twee burgers uit Trinidad en Tobago, die vreesden voor vervolging vanwege hun homoseksuele geaardheid. De rechtbank heeft de bestreden besluiten van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid vernietigd, omdat deze niet deugdelijk gemotiveerd waren. Eisers, die elkaars partners zijn, hebben op 27 maart 2022 asiel aangevraagd, omdat zij in Trinidad en Tobago gediscrimineerd werden vanwege hun seksualiteit. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris onvoldoende had aangetoond dat Trinidad en Tobago een veilig land van herkomst is voor LHBTI'ers. De rechtbank concludeerde dat eisers niet effectief beschermd kunnen worden tegen geweld en discriminatie door de autoriteiten in Trinidad en Tobago. De rechtbank heeft de staatssecretaris opgedragen om binnen acht weken nieuwe besluiten te nemen, rekening houdend met de uitspraak. Tevens is de staatssecretaris veroordeeld in de proceskosten van eisers, die zijn vastgesteld op € 2.511,-.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummers: NL22.25517 en NL22.25518

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaken tussen

[eiser 1] , eiser 1,

V-nummer: [#]

en

[eiser 2] , eiser 2,

V-nummer: [#]
Hierna gezamenlijk: eisers
(gemachtigde: mr. B.J.P.M. Ficq),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder,

(gemachtigde: mr. R.S. Hogendoorn-Matthijssen).

ProcesverloopIn de besluiten van 17 november 2022 (de bestreden besluiten) heeft verweerder de asielaanvragen van eisers afgewezen als ongegrond.

Eisers hebben tegen de bestreden besluiten beroep ingesteld.
De rechtbank heeft de beroepen op 8 juni 2023 op zitting behandeld. Eisers zijn verschenen, bijgestaan door hun gemachtigde. Als tolk is verschenen [naam 1] . Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Achtergrond
1. Eisers zijn beiden burger van Trinidad en Tobago en zijn geboren op [geboortedatum] 1999 respectievelijk [geboortedatum] . Ze zijn elkaars partner.
1.1
Eisers hebben op 27 maart 2022 een asielaanvraag ingediend en daaraan ten grondslag gelegd dat zij Trinidad en Tobago hebben verlaten omdat zij homoseksueel zijn. In Trinidad en Tobago werden eisers vanwege hun seksualiteit gediscrimineerd. Eiser 1 is verstoten door zijn familie. Eisers moesten hun geaardheid en relatie geheimhouden voor de buitenwereld. De problemen van eiser 1 begonnen in 2019 toen hij door [naam 2] werd verkracht. Eiser 1 heeft aangifte gedaan bij de politie, maar die namen de zaak niet serieus op. Eisers werden daarna door [naam 2] bedreigd. De huisgenoot van eiser 1 is vermoord en eisers zijn in hun auto beschoten. Eisers vrezen voor hun leven.
Het bestreden besluit
2. Het asielrelaas van eisers bevat volgens verweerder de volgende relevante elementen:
1. Identiteit, nationaliteit en herkomst;
2. Homoseksuele geaardheid;
3. Discriminatie vanwege homoseksuele geaardheid;
4. Discriminatie en racisme vanwege etniciteit (alleen relevant element van eiser 1);
5. Verkrachting van eiser 1;
6. Bedreigingen n.a.v. moord op [naam 3] ;
7. Schietincident [datum] 2021.
2.1
Verweerder heeft zich hierover op het standpunt gesteld dat hij alle elementen, geloofwaardig acht, maar het relevante element 4 niet verder toetst omdat eiser 1 heeft verklaard toegang te hebben gehad tot huisvesting, gezondheidszorg, scholing en werk en zelf aangeeft dat dit niet de reden van zijn asielaanvraag is.
2.2
Verweerder meent dat eisers op basis van de geloofwaardig geachte elementen niet aannemelijk hebben gemaakt dat zij vanwege hun homoseksuele geaardheid of discriminatie vanwege die geaardheid gegronde vrees hebben voor vervolging in de zin van het VN-Vluchtelingenverdrag. Ook hebben eisers niet aannemelijk gemaakt dat zij een reëel risico lopen op ernstige schade vanwege de verkrachting en de bedreigingen geuit door [naam 2] naar aanleiding van de moord op [naam 3] .
Daarbij overweegt verweerder met betrekking tot de vervolging en het element discriminatie vanwege geaardheid, samengevat, het volgende. Trinidad en Tobago is door verweerder aangemerkt als veilig land van herkomst. Dit uitgangspunt geldt evenwel niet ten aanzien LHBTI’ers. Hiermee is door verweerder echter nog geen oordeel gegeven over de inwilligbaarheid van aanvragen van LHBTI’ers afkomstig uit Trinidad en Tobago. Voor hen geldt het algemene toetsingskader, zoals neergelegd in met name artikel 31 van de Vw [1] en paragraaf C2/3.2 van de Vc [2] . Dat betekent dat aanvragen van LHBTI’ers uit Trinidad en Tobago op individuele merites worden beoordeeld waarbij de aard, ernst en frequentie van ondervonden problemen worden betrokken. Ook wordt beoordeeld of tegen die problemen bescherming kan worden verkregen van de autoriteiten van Trinidad en Tobago. Voor wat betreft de problemen overweegt verweerder dat eisers hun geaardheid in Trinidad en Tobago openlijk naar buiten hebben uitgedragen, er hebben samengewoond en diverse gayclubs hebben bezocht en na het auto-ongeluk toegang hebben gehad tot de medische zorg. Ook wijst verweerder erop dat uit diverse openbare bronnen blijkt dat in Trinidad en Tobago geen sprake is van wijdverspreide discriminatie van LHBTI’ers en dat er de mogelijkheid bestaat om hier aangifte van te doen. Eisers hebben geen aangifte gedaan van discriminatie gelinkt aan hun seksuele geaardheid, maar wel tegen [naam 2] in verband met de verkrachting en het schietincident. Aangezien de mogelijkheid er voor eisers wel was om aangifte te doen, kunnen eisers niet worden gevolgd in hun stelling dat zij bij terugkeer naar Trinidad en Tobago geen hulp meer kunnen verwachten en geen normale toegang hebben tot de justitiële autoriteiten. Voor wat betreft de problemen met [naam 2] in relatie tot de vrees voor vervolging overweegt verweerder verder dat uit niets blijkt dat de homoseksuele geaardheid van eisers op enige wijze heeft bijgedragen aan het ontstaan van de problemen die eisers van de zijde van [naam 2] hebben ondervonden.
De beroepsgronden
3. Eisers kunnen zich met deze beslissing niet verenigen en voeren in de eerste plaats aan dat verweerder niet deugdelijk heeft gemotiveerd dat eisers geen gegronde vrees hebben voor vervolging in de zin van het VN-Vluchtelingenverdrag. Eisers zijn homoseksueel en hebben in Trinidad en Tobago ernstige problemen ondervonden vanwege hun geaardheid. De ervaringen van eisers sluiten aan bij relevante en actuele landeninformatie die aantoont dat er in Trinidad en Tobago nog altijd sprake is van discriminatie, intimidatie en bedreiging van LHBTI’ers. Ook de ervaringen van andere personen uit Trinidad en Tobago aan wie door verweerder wel bescherming is verleend sluiten aan bij dit beeld en versterken het. De overweging van verweerder dat eisers aangifte zouden kunnen doen en ondersteuning kunnen krijgen van de autoriteiten gaat voorbij aan waar het om gaat, namelijk dat van eisers geen terughoudendheid mag worden verwacht bij de invulling van hun seksuele gerichtheid en dat zij effectieve bescherming kunnen krijgen van de autoriteiten. Eisers hebben hun geaardheid steeds verborgen moeten houden en uit landeninformatie en de ervaringen van eisers blijkt dat homoseksuelen weliswaar aangifte kunnen doen, maar dat deze aangiftes niet leiden tot aanhoudingen. De strafbaarstelling van homoseksualiteit en een negatieve houding van de samenleving jegens homoseksuelen leiden ertoe dat LHBTI’ers geen effectieve bescherming van de autoriteiten kunnen verkrijgen. Ook uit de uitzondering die geldt voor LHBTI’ers bij het aanmerken door verweerder van Trinidad en Tobago als veilig land van herkomst blijkt dat verweerder al sinds 2017 aandacht besteedt aan de kwetsbare positie van LHBTI’ers in dat land en dat daar geen sprake is van een duurzame verandering of wijziging van de situatie voor LHBTI’ers.
Beoordeling door de rechtbank
4. Bij brief van 24 april 2017 heeft verweerder Trinidad en Tobago aangemerkt als veilig land van herkomst, behalve voor LHBTI’ers. Verweerder heeft met de kamerbrief over herbeoordeling veilige landen van herkomst Trinidad en Tobago van 22 februari 2022 [3] kenbaar gemaakt dat een herbeoordeling van de status als veilig land van herkomst geen aanleiding biedt om het beleid ten aanzien van Trinidad en Tobago te wijzigen. Het is daarmee aan eisers om aannemelijk te maken dat er – in verband met hun geaardheid – voor hen persoonlijke feiten en omstandigheden bestaan op grond waarvan aan hen een verblijfsvergunning asiel moet worden verleend.
Heeft verweerder deugdelijk gemotiveerd dat eisers niet aannemelijk hebben gemaakt dat zij te vrezen hebben voor vervolging vanwege hun seksuele geaardheid?
5. In artikel 9, tweede lid, onder a van de Kwalificatierichtlijn [4] is bepaald dat daden van lichamelijk of geestelijk geweld, inclusief seksueel geweld aangemerkt kunnen worden als daden van vervolging als bedoeld in het eerste lid. Burgers kunnen op grond van artikel 6 aanhef en onder c van de Kwalificatierichtlijn actoren van vervolging zijn.
5.1
In het relaas van eiser 1 staat geweld afkomstig van burgers voorop. Eiser 1 is verkracht door [naam 2] , zijn huisgenoot is naar aanleiding daarvan vermoord. Eisers zijn slachtoffer geworden van een schietincident. [5] De rechtbank is van oordeel dat verweerder niet deugdelijk heeft gemotiveerd dat eisers niet aannemelijk hebben gemaakt dat zij gegronde vrees hebben voor geweldspleging door [naam 2] die verband houdt met hun homoseksuele geaardheid. Op grond van de geloofwaardig geachte verklaringen van eisers is het aannemelijk dat [naam 2] met zijn gedragingen jegens eiser wil voorkomen dat in Trinidad en Tobago algemeen bekend wordt dat hij seks met mannen heeft gehad. Ofschoon aan verweerder moet worden toegegeven dat het gedrag van [naam 2] ook anders kan worden verklaard, namelijk dat hij niet beschuldigd wil worden van of veroordeeld wil worden voor verkrachting van eiser 1 en de moord op [naam 3] , is het motief dat eisers voor het gedrag van [naam 2] naar voren hebben gebracht ook niet onaannemelijk. Dat motief zou niet bestaan als homoseksuele gedragingen in Trinidad en Tobago niet strafbaar waren gesteld en de houding van de bevolking jegens LHBTI’ers niet zo negatief was.
Heeft verweerder deugdelijk gemotiveerd dat eisers effectieve bescherming kunnen krijgen bij de autoriteiten?
6. In artikel 6, aanhef en onder c van de Kwalificatierichtlijn is bepaald dat een niet-overheidsactor kan worden gezien als een actor van vervolging indien kan worden aangetoond dat actoren genoemd onder a (staat) en b (internationale organisaties) geen bescherming als bedoeld in artikel 7 van de Kwalificatierichtlijn kunnen of willen bieden tegen vervolging of ernstige schade. In artikel 7, tweede lid van de Kwalificatierichtlijn is bepaald dat de bescherming doeltreffend en niet van tijdelijk aard moet zijn.
6.1
Trinidad en Tobago is sinds 2017 door verweerder aangemerkt als veilig land van herkomst, behalve voor LHBTI’ers. [6] Ter zitting heeft verweerders gemachtigde bevestigd dat deze uitzonderingspositie geldt omdat uit landeninformatie blijkt dat er geen effectieve rechtsbescherming wordt geboden van de zijde van de autoriteiten tegen discriminatie van LHBTI’ers. Niettemin heeft verweerder in het bestreden besluit overwogen dat van eiser 1 toch kan worden verlangd dat hij aannemelijk maakt dat er in zijn individuele zaak geen effectieve rechtsbescherming is of kon worden geboden tegen de bedreigingen en het geweld van de zijde van [naam 2] . Volgens verweerder is eiser 1 daarin niet geslaagd, omdat de politie de aangifte van de beschieting van de auto van eisers toch heeft opgenomen en in de zaak van de moord op [naam 3] de politie nog enig onderzoek heeft verricht.
6.2
De rechtbank is van oordeel dat uit de door eisers naar voren gebrachte landeninformatie, waarvan verweerder de inhoud niet betwist, genoegzaam blijkt dat er door de politie van Trinidad en Tobago geen effectieve bescherming tegen discriminatie door burgers of geweldplegingen van burgers jegens LHBTI’ers bestaat. Uit die informatie blijkt dat er wel aangifte kan worden gedaan door LHBTI’ers, maar ook dat die aangiftes niet leiden tot vervolging en veroordeling van actoren. Dat beeld komt overeen met wat eisers hebben verklaard over wat de politie heeft gedaan met de aangifte van de verkrachting van eiser 1 en de verklaring van eisers dat het onderzoek naar de moord op [naam 3] niet tot een veroordeling heeft geleid. De eerst ter zitting door verweerder naar voren gebrachte stelling dat het niet doorzetten van het onderzoek naar de verkrachting mogelijk zou komen omdat bewijsvoering in een verkrachtingszaak in het algemeen moeilijk is, is speculatief van aard en maakt niet dat niet langer van de voormelde landeninformatie hoeft te worden uitgegaan. Hetzelfde geldt ook voor de speculatieve opmerking van verweerder ter zitting dat het politieonderzoek naar de moord op [naam 3] mogelijk niet tot een afronding is gekomen, omdat eiser zelf heeft verklaard dat hij bij zijn politieverhoor niet alle feiten en omstandigheden heeft genoemd. [7]
6.3
De rechtbank volgt verweerder ook niet in zijn standpunt dat eisers over het nalaten van de politie hadden kunnen klagen bij hogere autoriteiten of hulporganisaties en langs die weg wel effectieve bescherming hadden kunnen krijgen tegen de gedragingen van [naam 2] . Immers, aangenomen moet worden dat verweerder reeds bij de vaststelling van het landenbeleid ten aanzien van Trinidad en Tobago heeft betrokken of burgers effectieve bescherming van de hogere autoriteiten of hulporganisaties kunnen verkrijgen wanneer lagere autoriteiten als de politie die bescherming niet kunnen of willen bieden. Nu de uitzondering die door verweerder voor LHBTI’ers bij het vaststellen van het landenbeleid juist is gemaakt vanwege het ontbreken van effectieve rechtsbescherming kan verweerder in de zaken van eisers niet althans niet zonder nadere motivering, die ontbreekt, gevolgd worden in zijn voormelde standpunt.
7. Al op grond van wat hierboven is overwogen over de vrees van eisers voor vervolging van de zijde van [naam 2] kan het bestreden besluit geen standhouden wegens een motiveringsgebrek. De rechtbank ziet grond ook te beoordelen of verweerder deugdelijk heeft gemotiveerd dat eisers niet aannemelijk hebben gemaakt dat zij gegronde vrees hebben voor vervolging door discriminatie van de zijde van andere burgers van Trinidad en Tobago. Ook die vraag beantwoordt de rechtbank ontkennend en overweegt daartoe het volgende. Uit het relaas van eisers [8] , dat wordt ondersteund door algemene landeninformatie, blijkt dat eisers hun seksualiteit in Trinidad en Tobago niet vrij hebben kunnen uitten. Zo moesten zij bijvoorbeeld hun relatie verborgen houden voor de verhuurder van hun appartement om te voorkomen dat zij zouden worden uitgezet. Eisers hebben aannemelijk gemaakt dat zij zich terughoudend moesten opstellen om te voorkomen dat zij bloot zouden worden gesteld aan discriminatie op grond van hun seksualiteit. In beroep hebben eisers in dit verband ook verwezen naar het antwoord van eiser 1 op verweerders vraag op pagina 18 van het nader gehoor wat de reden is dat hij zich niet uitte als homoseksueel. Eiser 1 antwoordt op die vraag:

Dat kan gewoon niet. De maatschappij accepteert je niet als zodanig en je brengt jezelf in gevaar als je het wel doet. Ook als personen uit bepaalde wijken of delen van de stad. Het is het beste om het voor jezelf te houden en niet op te vallen. Anders kan je jezelf schade berokkenen.
Uit deze verklaringen van eiser 1 en andere verklaringen van eisers allebei is af te leiden dat zij zichzelf konden uitten zoals zij wilden. Dit terwijl van LHBTI’ers niet verwacht mag worden dat zij zich bij terugkeer naar hun land van herkomst terughoudend opstellen voor wat betreft de uiting van hun seksualiteit. In het licht hiervan heeft verweerder in de bestreden besluiten ten onrechte niet beoordeeld hoe ernstig de discriminatie zal zijn die eisers bij terugkeer naar Trinidad en Tobago zouden ervaren wanneer zij hun seksualiteit daar vrijelijk zouden uiten op een wijze die niet wezenlijk anders is dan die van een heteroseksueel. Uit de bestreden besluiten blijkt niet dat verweerder die beoordeling heeft gemaakt. Verweerder heeft slechts beoordeeld hoe ernstig de discriminatie is die eisers in Trinidad en Tobago al hebben ondervonden in de situatie dat zij hun seksuele geaardheid nog niet vrijelijk hebben geuit. Ook dit is een motiveringsgebrek.
Conclusie
8. De beroepen van eisers zijn gegrond. De rechtbank vernietigt de bestreden besluiten. Verweerder heeft niet deugdelijk gemotiveerd dat eisers niet aannemelijk hebben gemaakt dat zij voor vervolging in de zin van het VN-Vluchtelingenverdrag te vrezen hebben. Omdat de bestreden besluiten al om deze reden geen standhouden, zal de rechtbank niet ook nog beoordelen of verweerder deugdelijk heeft gemotiveerd dat eisers niet aannemelijk hebben gemaakt dat zij een reëel risico lopen op schending van artikel 3 van het EVRM [9] . De rechtbank ziet geen aanleiding de rechtsgevolgen van de bestreden besluiten in stand te laten of zelf in de zaken te voorzien. Ook ziet de rechtbank geen aanleiding om een bestuurlijke lus toe te passen, omdat dat naar het zich laat aanzien geen doelmatige en efficiënte afdoeningswijze zou inhouden. Verweerder zal daarom nieuwe besluiten moeten nemen met inachtneming van deze uitspraak. De rechtbank stelt hiervoor een termijn van acht weken.
9. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eisers gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 2.511,- (2 punten voor het indienen van de beroepschriften en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 837,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart de beroepen gegrond;
- vernietigt de bestreden besluiten;
- draagt verweerder op binnen acht weken na de dag van verzending van deze uitspraak nieuwe besluiten te nemen met inachtneming van deze uitspraak;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eisers tot een bedrag van € 2.511,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.M. Kos, rechter, in aanwezigheid van mr.L. Meijer, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen vier weken na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Vreemdelingenwet 2000.
2.Vreemdelingencirculaire 2000.
3.Bijlage. Landeninformatie Trinidad en Tobago, gedateerd op 23 februari 2022.
4.Richtlijn 2011/95/EU.
5.Voornemen, 19 december 2022, pagina 8.
6.TK 2016-2017, 19637, nr. 2314.
7.Nader gehoor, pag. 35.
8.Nader gehoor, pag. 24.
9.Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.