ECLI:NL:RBDHA:2023:10771

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
21 juli 2023
Publicatiedatum
21 juli 2023
Zaaknummer
C/09/647363 / KG ZA 23-380
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Ondernemingsrecht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing vordering tot schorsing bestuursbesluit in kort geding tussen moeder en zoon over vennootschap

In deze zaak, die op 21 juli 2023 door de Rechtbank Den Haag is behandeld, heeft eiseres, de moeder van gedaagde sub 1, een kort geding aangespannen tegen haar zoon en de besloten vennootschap [de B.V.]. Eiseres vorderde schorsing van een besluit van de bestuursvergadering van [de B.V.] van 3 april 2023, waarbij haar de zelfstandige bevoegdheid om de vennootschap te vertegenwoordigen zou zijn ontnomen. De achtergrond van het geschil ligt in een eerdere bodemprocedure waarin gedaagde sub 1 was veroordeeld tot terugbetaling van een lening aan [de B.V.] en waarin eiseres als aandeelhouder en bestuurder van de vennootschap betrokken is. Eiseres stelt dat gedaagde sub 1 zijn positie als prioriteitsaandeelhouder misbruikt om haar bevoegdheden te ondermijnen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat het besluit om eiseres de hoedanigheid van algemeen bestuurder te ontnemen niet door het bestuur, maar door de vergadering van houders van prioriteitsaandelen is genomen. Dit betekent dat de vordering van eiseres niet kan worden toegewezen, omdat het bestuur niet bevoegd was om dit besluit te nemen. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat de vordering van eiseres niet kan slagen en heeft haar in de proceskosten veroordeeld.

De uitspraak benadrukt de scheiding tussen de bevoegdheden van het bestuur en de prioriteit binnen de vennootschap, en bevestigt dat besluiten van de prioriteit niet onderhevig zijn aan de goedkeuring van het bestuur. De voorzieningenrechter heeft de vorderingen van eiseres afgewezen en haar veroordeeld in de kosten van het geding.

Uitspraak

Rechtbank den haag

Team handel - voorzieningenrechter
zaak- / rolnummer: C/09/647363 / KG ZA 23-380
Vonnis in kort geding van 21 juli 2023
in de zaak van
[eiseres]wonende te [plaats 1],
eiseres,
advocaat mr. R. Beele te Alphen aan den Rijn,
tegen:

1.[gedaagde sub 1] te [plaats 2],

gedaagde,
advocaat: mr. J.P.H.G.W. Sars te Doetinchem,
2.
[de B.V.]gevestigd te [plaats 1],
gedaagde,
advocaat mr. D.J.M. Lange te Haarlem.
Eiseres wordt hierna ‘[eiseres]’ genoemd. Gedaagde sub 1 wordt hierna ‘[gedaagde sub 1]’ genoemd en gedaagde sub 2 wordt hierna ‘[de B.V.]’ genoemd. Gedaagden worden gezamenlijk ‘[gedaagde sub 1 c.s.]’ genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 24 mei 2023 met producties;
- de namens [de B.V.] overgelegde conclusie van antwoord met producties;
- de op 15 juni 2023 namens van [eiseres] overgelegde statuten van [de B.V.] en de aanvullende productie 15;
- de op 16 juni 2023 gehouden mondelinge behandeling, waarbij door alle partijen pleitnotities zijn overgelegd.
1.2.
Na de inhoudelijke behandeling van de zaak is de procedure in verband met te voeren schikkingsonderhandelingen aangehouden tot 8 juli 2023. Bij brief van 21 juni 2023 is namens [eiseres] een akte houdende vermeerdering van eis toegezonden. Van de zijde van [gedaagde sub 1 c.s.] is daartegen bezwaar gemaakt. Namens de voorzieningenrechter is partijen op 4 juli 2023 bericht dat de eisvermeerdering terzijde wordt gelegd omdat het debat van partijen al was voltooid en de eiswijziging aldus in strijd kwam met de goede procesorde. Partijen hebben de voorzieningenrechter daarop verzocht vonnis te wijzen. De datum voor vonnis is vervolgens bepaald op vandaag.

2.De feiten

Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting wordt in dit geding van het volgende uitgegaan.
2.1.
[eiseres] is de moeder van [gedaagde sub 1]. [eiseres] is na een echtscheiding hertrouwd met de heer dr. [Naam].
2.2.
Op 13 december 1985 is [de B.V.] opgericht. Dit was oorspronkelijk de praktijk B.V. van de heer dr. [Naam]. De praktijk B.V. is voortgezet als [de B.V.] in het kader van estate planning. De artikelen 13 en 14 van de statuten van [de B.V.] bepalen onder meer als volgt:
Artikel 13.
Taak en bevoegdheden.
(…)
2.
Zo het Bestuur uit meer dan één lid bestaat, kan de Prioriteit één van hen tot voorzitter benoemen en kan zij één of meer van hen benoemen tot financieel bestuurder of tot algemeen bestuurder of een bestuurder zodanige andere titel toekennen als zij zal verkiezen.
(…)
11.
De prioriteit is bevoegd besluiten van het Bestuur aan zijn goedkeuring te onderwerpen.
Deze besluiten dienen duidelijk te worden omschreven en Schriftelijk aan het Bestuur te worden meegedeeld.
(…)
Artikel 14.
Vertegenwoordiging.
1.
Het Bestuur vertegenwoordigt de Vennootschap.
De bevoegdheid tot vertegenwoordiging komt mede toe aan:
a.
elke bestuurder met de titel van algemeen bestuurder handelende afzonderlijk;
b.
twee gezamenlijk handelende bestuurders;
2.
Het Bestuur kan functionarissen met algemene of beperkte vertegenwoordigingsbevoegdheid aanstellen, maar uitsluitend na een goedkeurend besluit van de Prioriteit.
Ieder van hen vertegenwoordigt de Vennootschap met inachtneming van de begrenzing aan zijn bevoegdheid gesteld.
De titulatuur van deze functionarissen wordt door het Bestuur bepaald.
Deze functionarissen kunnen worden ingeschreven in het handelsregister, met vermelding van de omvang van hun vertegenwoordigingsbevoegdheid.”
2.3.
Dr. [Naam] is op [datum] 2011 overleden.
2.4.
Sinds 10 augustus 2012 is [eiseres] aandeelhouder en bestuurder van [de B.V.] en alleen en zelfstandig bevoegd de vennootschap te vertegenwoordigen.
2.5.
[gedaagde sub 1] is vanaf 17 oktober 2018 bestuurder van [de B.V.] en alleen en zelfstandig bevoegd om [de B.V.] te vertegenwoordigen. Ook heeft [gedaagde sub 1] vanaf die datum een prioriteitsaandeel in [de B.V.]
2.6.
[de B.V.] en [eiseres] zijn een bodemprocedure gestart tegen [gedaagde sub 1] bij de rechtbank Den Haag. In die procedure is op 11 januari 2023 vonnis gewezen. De rechtbank heeft in conventie onder meer als volgt geoordeeld:
Aan de veroordeling onder 5.2. ligt ten grondslag dat [gedaagde sub 1] de rentebetalingen van een met [de B.V.] gesloten geldleningsovereenkomst niet heeft voldaan. Geoordeeld is dat de gehele geldlening van € 600.000,- vermeerderd met kosten van € 14.690,- en minus een schenkingsbedrag van € 100.000,- en rente van € 4.500,- door [gedaagde sub 1] moet worden terugbetaald aan [de B.V.]
Aan de veroordeling onder 5.3. ligt ten grondslag dat [gedaagde sub 1] een lening die door [eiseres] is verstrekt, niet (tijdig) heeft terugbetaald, zodat hij deze (met rente) moet terugbetalen.
Aan de veroordeling onder 5.4. ligt ten grondslag dat [gedaagde sub 1] ongerechtvaardigd is verrijkt door gelden van de bankrekening van [eiseres] aan zichzelf over te maken, zodat hij gehouden is tot terugbetaling.
2.7.
Bij e-mailbericht van 23 maart 2023 heeft [gedaagde sub 1] [eiseres] een uitnodiging gestuurd voor een bestuursvergadering van [de B.V.] op 3 april 2023. In de uitnodiging staat als punt 2 op de agenda:
“Recente besluiten van de prioriteit (aangehecht) (discussiepunt).”
Agendapunt 3 is:
“Besluitvorming met betrekking tot het vonnis van 11 januari 2023 en publicaties daarvan voor belanghebbenden van de Vennootschap”.
Hierbij zijn drie deelbesluiten vermeld. Deelbesluit 1 houdt in dat [gedaagde sub 1] voorstelt om de huidige opdrachtbevestiging van [de B.V.] met kantoor [Advocatenkantoor 1] per direct te beëindigen. Deelbesluit 2 houdt in dat [Advocatenkantoor 3] N.V. wordt aangesteld om de belangen van [de B.V.] te behartigen. Deelbesluit 3 houdt in dat een onderzoek wordt ingesteld naar de mogelijkheden om een
stand stilldan wel een duurzame oplossing te bereiken in het geschil tussen [eiseres] in privé, [gedaagde sub 1] in privé en de [de B.V.]
Het aangehechte document waar in agendapunt 2 naar wordt verwezen, is getiteld:

Besluit vergadering van houders van Prioriteitsaandelen in het kapitaal van [de B.V.]” en kent onder meer de volgende tekst:
“DE ONDERGETEKENDE
(1)
de heer [gedaagde sub 1] (…)
handelend in hoedanigheid van houder van één (en enige) prioriteitsaandeel (met nummer PR1) in het kapitaal van de besloten vennootschap [de B.V.] (…) en als zodanig vertegenwoordigend alle stemgerechtigde(n) op prioriteitsaandelen in het kapitaal van de Vennootschap (dePrioriteit);
in aanmerking nemende dat:
(A)
de Prioriteit voornemens is te besluiten tot intrekking van de titel ‘algemeen bestuurder’, verleend aan [eiseres] als bestuurder van de Vennootschap met toekenning van de titel ‘gewoon bestuurder’ aan voornoemde bestuurder;
(B)
de Prioriteit voornemens is om besluiten van het bestuur van de Vennootschap met betrekking tot het vonnis van 11 januari 2023 en elke opvolgende handeling daarmee verband houdende, waaronder het instellen van hoger beroep, het aanstellen van een advocaat in dat verband en het nemen van verdere (executie)maatregelen te onderwerpen aan goedkeuring van de Prioriteit.
(…)
BESLUIT HIERBIJ TOT:
1.
het verlenen van de titel ‘gewone bestuurder’ aan [eiseres] met ingangsdatum de dag van ondertekening van dit besluit;
2.
het onderwerpen aan goedkeuring met ingangsdatum de dag van ondertekening van dit besluit door de Prioriteit van alle besluiten te nemen door het bestuur van de Vennootschap met betrekking tot het vonnis van 11 januari 2023, waaronder in ieder geval elk besluit aangaande:
-
het instellen van hoger beroep van het vonnis van 11 januari 2023;
-
het aanstellen van een advocaat namens de Vennootschap;
-
elke uitvoeringshandeling (waaronder begrepen executie) met betrekking tot het vonnis van 11 januari 2023;”
Het besluit is op 22 maart 2023 door [gedaagde sub 1] ondertekend.
2.8.
[eiseres] heeft [gedaagde sub 1] naar aanleiding van het bericht van 23 maart 2023 bericht dat de door [gedaagde sub 1] als prioriteitsaandeelhouder genomen besluiten niet zijn te verenigen met hetgeen waartoe hij bij vonnis van 11 januari 2023 is veroordeeld en dat [gedaagde sub 1] zijn positie van prioriteitsaandeelhouder misbruikt.
2.9.
Op 3 april 2023 heeft de bestuursvergadering van [de B.V.] plaatsgevonden. Uit de notulen van deze vergadering volgt dat aan de orde is geweest dat als gevolg van het prioriteitsbesluit [eiseres] als bestuurder geen zelfstandige bevoegdheid meer heeft om [de B.V.] te vertegenwoordigen. Verder wordt in de notulen melding gemaakt van een drietal ‘deelbesluiten’:
deelbesluit 1:
het besluit om de aan [Advocatenkantoor 1] en [Advocatenkantoor 2] verstrekte opdracht te beëindigen,
deelbesluit 2:
[Advocatenkantoor 3] aan te stellen als advocaat van [de B.V.] en
deelbesluit 3:
Aan de orde is gekomen dat – voor waar het [de B.V.] betreft – onderzoek wordt gedaan naar de financiële situatie van de vennootschap, de herkomst van vermogen en de huidige rechten en verplichtingen van de vennootschap.
Uit de notulen is niet op te maken of in het bestuur deze ‘besluiten’ de resultante van zijn een stemming waarbij [eiseres] (ook, via een gemachtigde) een stem als bestuurder heeft uitgebracht.
2.10.
[de B.V.] heeft hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van 11 januari 2023. Ook is namens [de B.V.] aan mr. Beele en mr. [A] bericht dat de opdracht tot dienstverlening wordt ingetrokken en dat zij niet langer gerechtigd zijn [de B.V.] te vertegenwoordigen.

3.Het geschil

3.1.
[eiseres] vordert – zakelijk weergegeven – om bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
I. het besluit van de bestuursvergadering van 3 april 2023 van de besloten vennootschap [de B.V.], waarbij bij ongemotiveerd besluit aan [eiseres] de zelfstandige bevoegdheid om de vennootschap te vertegenwoordigen, haar is ontnomen, te schorsen totdat in een aanhangig te maken (bodem)procedure in hoogste ressort zal zijn beslist;
II. bij toewijzing van de onder I. genoemde vordering tevens te bepalen dat [eiseres] zonder belemmering uitvoering kan geven aan het (laten) executeren van het vonnis van 11 januari 2023 van de rechtbank Den Haag voor zover het de toegewezen vordering betreft van de vennootschap op [gedaagde sub 1];
met veroordeling van [gedaagde sub 1] in de kosten van de procedure.
3.2.
Daartoe voert [eiseres] – samengevat – het volgende aan.
[gedaagde sub 1] heeft het [eiseres] onmogelijk gemaakt om het vonnis namens de [de B.V.] ten uitvoer te leggen. De executie wordt gefrustreerd door [gedaagde sub 1] die zijn hoedanigheid als prioriteitsaandeelhouder in [de B.V.] op indirecte wijze heeft ingezet om de aan [eiseres] toekomende bevoegdheid om de vennootschap zelfstandig te vertegenwoordigen te ontnemen. Als gevolg daarvan heeft [gedaagde sub 1] de volledige zeggenschap over [de B.V.] verkregen.
3.3.
[gedaagde sub 1 c.s.] voeren verweer, dat hierna, voor zover nodig, zal worden besproken.

4.De beoordeling van het geschil

4.1.
Allereerst ligt de vraag voor of het door [eiseres] aangehaalde besluit van 3 april 2023 van [de B.V.], waarbij haar de bevoegdheid om de vennootschap zelfstandig (als algemeen bestuurder) te vertegenwoordigen zou zijn ontnomen, moet worden geschorst. [gedaagde sub 1 c.s.] hebben verweer gevoerd tegen de schorsings-vordering van [eiseres].
4.2.
[eiseres] vordert schorsing van ‘bestuursbesluit’ van [de B.V.] van 3 april 2023. Zij ziet er aan voorbij dat niet in het bestuur is besloten haar de hoedanigheid van ‘algemeen bestuurder’ (en daarmee haar bevoegdheid [de B.V.] zelfstandig te vertegenwoordigen, zie artikel 14 lid 1 van de statuten) te ontnemen. Dat besluit is immers genomen door de vergadering van houders van prioriteitsaandelen (in feite dus: [gedaagde sub 1]), op grond van het bepaalde in artikel 13 lid 2 van de statuten. Daarin is bepaald dat de prioriteit een bestuurder de hoedanigheid van ‘algemeen’ bestuurder kan toekennen (en, naar moet worden aangenomen, kan ontnemen). Dat sprake was van een besluit van de prioriteit is [eiseres] ook gemeld bij e-mail van 23 maart 2023.
4.3.
Gezien het voorgaande hebben [gedaagde sub 1 c.s.] dan ook met juistheid aangevoerd dat [eiseres] een vordering instelt die beoogt een besluit te schorsen dat niet genomen is, en ook niet genomen kon worden omdat het bestuur daartoe niet bevoegd is. Ook ter zitting is dit punt, al op basis van een vraag van de voorzieningenrechter in de eerste termijn, aan de orde geweest. Ter zitting heeft [eiseres] geen aanleiding gezien haar vordering te wijzigen, zoals ook [gedaagde sub 1 c.s.] aan het slot van de tweede termijn concludeerden. Nadat het debat was voltooid, de zitting was gesloten en partijen de afspraak hadden gemaakt een poging te doen de zaak alsnog in der minne tot een oplossing te brengen (een, gezien de omstandigheden die ter zitting aan de orde kwamen, verstandig voornemen), zond de advocaat van [eiseres] alsnog de (veel eerder verwachte) eiswijziging. De lenigheid van de kortgedingprocedure kent grenzen, en de grens was na het sluiten van de zitting bereikt. Dat betekent dat de voorzieningenrechter er niet aan toekomt een oordeel te vellen over het besluit van de prioriteit.
4.4.
Gelet op het voorgaande zal [eiseres] als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van dit geding. Onder de proceskosten vallen ook de nakosten. De nakosten worden begroot op het bedrag genoemd in het liquidatietarief civiel (per 1 februari 2023: € 173,-). In geval van betekening worden een extra bedrag aan salaris (per 1 februari 2023: € 90,-) en de explootkosten van betekening toegekend.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter:
5.1.
wijst de vorderingen af;
5.2.
veroordeelt [eiseres] in de kosten van dit geding, tot dusverre aan de zijde van [gedaagde sub 1] begroot op € 1.393,-, waarvan € 1.079,- aan salaris advocaat en € 314,- aan griffierecht, te vermeerderen met nakosten zoals vermeld in 4.4;
5.3.
veroordeelt [eiseres] in de kosten van dit geding, tot dusverre aan de zijde van [de B.V.] begroot op € 1.755,-, waarvan € 1.079,- aan salaris advocaat en € 676,- aan griffierecht, te vermeerderen met nakosten zoals vermeld in 4.4.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.J. Vetter en in het openbaar uitgesproken op 21 juli 2023.
ddg