ECLI:NL:RBDHA:2023:10765

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
21 juli 2023
Publicatiedatum
21 juli 2023
Zaaknummer
NL23.17825
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Vereenvoudigde behandeling
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening in asielzaak met spoedbehandeling en proceskostenveroordeling

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 21 juli 2023 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening van een verzoekster die een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd. De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had de aanvraag niet in behandeling genomen, omdat België verantwoordelijk werd geacht voor de behandeling van de asielaanvraag. Verzoekster heeft hiertegen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening, omdat zij op 24 juli 2023 om 11:00 uur zou worden overgedragen aan de Belgische autoriteiten.

De voorzieningenrechter heeft op basis van artikel 8:83, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) besloten om zonder zitting uitspraak te doen, gezien de spoedeisendheid van de situatie. Verzoekster stelde dat haar beroep kans van slagen had en dat zij niet mocht worden overgedragen. De verweerder, de Staatssecretaris, stelde dat verzoekster opvang zou krijgen in België en verzocht om een directe uitspraak in de bodemprocedure.

Gezien de korte tijd tussen de aankondiging van de overdracht en de geplande overdracht, heeft de voorzieningenrechter het verzoek om een voorlopige voorziening toegewezen. Dit betekent dat verzoekster niet mag worden overgedragen aan België totdat er een beslissing is genomen op het beroep. Daarnaast is de Staatssecretaris veroordeeld tot het betalen van proceskosten aan verzoekster, vastgesteld op € 837,-. De uitspraak is gedaan door mr. M. Munsterman, in aanwezigheid van griffier mr. M.J. Tijnagel, en is openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.17825

uitspraak van de in de zaak tussen

[naam] , verzoekster

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. E. Ebes),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. Y.D. Ancion ).

Procesverloop

Bij besluit van 13 juni 2023 heeft verweerder de aanvraag van verzoekster tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling genomen op de grond dat België verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.
Verzoekster heeft tegen dat besluit beroep (NL23.17824) ingesteld en een voorlopige voorziening aangevraagd.
Op 21 juli 2023 heeft verweerder verzoekster medegedeeld dat hij voornemens is verzoekster op 24 juli 2023, om 11:00 uur over te dragen aan de Belgische autoriteiten.
Verzoekster heeft de voorzieningenrechter verzocht om het verzoek om een voorlopige voorziening met spoed te behandelen.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.

Overwegingen

1.1
Artikel 8:83, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bepaalt dat de uitspraak kan doen zonder dat partijen worden uitgenodigd om op een zitting te verschijnen, indien onverwijlde spoed dat vereist en partijen daardoor niet in hun belangen worden geschaad.
1.2
Na kennisneming van de stukken en gelet op het feit dat overdracht van verzoekster aan België gepland staat voor 24 juli 2023, om 11:00 uur, ziet de voorzieningenrechter aanleiding om van deze bevoegdheid gebruik te maken.
1.3.
Verzoekster stelt zich op het standpunt dat haar beroep kans van slagen heeft en stelt dat zij daarom niet mag worden overgedragen.
1.4.
Verweerder stelt zich kort gezegd op het standpunt dat van het interstatelijke vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan en dat verzoekster opvang zal krijgen in België. Tot slot heeft verweerder de voorzieningenrechter verzocht om op grond van artikel 8:86, van de Awb meteen uitspraak te doen in de bodemprocedure.
2. De voorzieningenrechter is vanwege de korte tijdsduur tussen de aankondiging van de overdracht en de geplande overdracht niet in staat nog voor dat tijdstip de bodemprocedure inhoudelijk te behandelen. In aanmerking nemend dat de voorzieningenrechter de inhoudelijke behandeling van het beroep van verzoekster heeft gepland op 31 juli aanstaande, en de voorzieningenrechter het van belang acht dat verzoekster bij een onderzoek ter zitting aanwezig is, wijst de voorzieningenrechter het verzoek om een voorlopige voorziening toe.
3. Omdat het verzoek om een voorlopige voorziening wordt toegewezen, bestaat aanleiding voor een proceskostenveroordeling. Deze kosten stelt de op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 837,- (1 punt voor het indienen van het verzoekschrift met een waarde per punt van € 837,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De voorzieningenrechter:
  • treft de voorlopige voorziening dat verzoekster niet mag worden overgedragen aan België totdat is beslist op het beroep;
  • veroordeelt de staatssecretaris in de proceskosten van verzoekster tot een bedrag van € 837,00.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Munsterman, in aanwezigheid van mr. M.J. Tijnagel, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl. Het dictum is telefonisch doorgegeven aan de gemachtigde van verzoekster en aan de gemachtigde van verweerder op vrijdag 21 juli 2023.
Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.