In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, enkelvoudige kamer, wordt het beroep van eiser, een Indiase nationaliteit houder, behandeld. Eiser heeft beroep ingesteld omdat de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid niet tijdig heeft beslist op zijn aanvraag voor een machtiging voor voorlopig verblijf (mvv), ingediend op 1 februari 2023. De rechtbank heeft vastgesteld dat de staatssecretaris geen verweerschrift heeft ingediend en dat er geen zitting nodig is, conform artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank wijst erop dat de staatssecretaris binnen 90 dagen na de aanvraag moet beslissen, wat betekent dat de beslissing uiterlijk op 2 mei 2023 had moeten plaatsvinden. Aangezien de staatssecretaris niet tijdig heeft beslist, heeft eiser de staatssecretaris op 10 mei 2023 in gebreke gesteld. De rechtbank oordeelt dat de termijn voor het nemen van een besluit inmiddels is verstreken en dat de staatssecretaris alsnog binnen acht weken na de uitspraak een besluit moet nemen. Tevens wordt er een dwangsom van € 100,- per dag opgelegd voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500,-. De rechtbank stelt de dwangsom vast op € 1.442,-, die verschuldigd is vanaf 26 mei 2023 tot en met 6 juli 2023. De rechtbank verklaart het beroep gegrond, vernietigt het niet tijdig nemen van een besluit en draagt de staatssecretaris op om het betaalde griffierecht van € 184,- aan eiser te vergoeden, evenals de proceskosten tot een bedrag van € 418,50.