ECLI:NL:RBDHA:2023:10749

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
20 juli 2023
Publicatiedatum
21 juli 2023
Zaaknummer
AWB 23-5967
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Proceskostenveroordeling
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om proceskostenvergoeding in bestuursrechtelijke procedure

Op 20 juli 2023 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke zaak tussen een verzoeker en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De verzoeker, van Braziliaanse nationaliteit, had op 31 mei 2023 een beroep ingediend omdat verweerder niet tijdig had beslist op zijn aanvraag. Op 13 juni 2023 heeft verweerder alsnog een inwilligend besluit genomen en een dwangsom toegekend. Hierop heeft de verzoeker zijn beroep ingetrokken en verzocht om vergoeding van de proceskosten, met name de griffiekosten.

De rechtbank heeft verweerder in de gelegenheid gesteld te reageren op het verzoek om proceskostenvergoeding, maar verweerder heeft hierop niet gereageerd. De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zonder zitting uitspraak gedaan. De rechtbank overweegt dat de veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb. Hoewel verweerder tegemoet is gekomen aan het beroep van verzoeker, heeft de rechtbank geoordeeld dat er geen aanleiding is om de proceskosten te vergoeden. Verzoeker had een bedrag van € 184,- aan verletkosten vermeld, maar de rechtbank concludeert dat dit geen proceskosten zijn.

De rechtbank wijst erop dat verweerder op grond van artikel 8:41, zevende lid, van de Awb verplicht is het door verzoeker betaalde griffierecht te vergoeden. Verzoeker moet zich hiervoor tot verweerder wenden. Uiteindelijk heeft de rechtbank het verzoek om proceskostenvergoeding afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 23/5967

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 20 juli 2023 in de zaak tussen

[naam], verzoeker

geboren op [geboortedatum]
van Braziliaanse nationaliteit.
v-nummer: [nummer]
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Verzoeker heeft op 31 mei 2023 een beroep niet tijdig beslissen ingediend omdat verweerder niet tijdig heeft beslist op zijn aanvraag.
Op 13 juni 2023 heeft verweerder (alsnog) een inwilligend besluit genomen en een dwangsom toegekend.
Naar aanleiding hiervan heeft verzoeker het beroep ingetrokken met daarbij het verzoek verweerder te veroordelen tot vergoeding van de proceskosten zijnde de griffiekosten.
De rechtbank heeft verweerder op 28 juni 2023 in de gelegenheid gesteld te reageren op dat verzoek.
Verweerder heeft hierop niet gereageerd.

Overwegingen

1. De rechtbank doet op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zonder zitting uitspraak op het verzoek om proceskostenveroordeling.
2. De veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb en nader uitgewerkt in het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb). Als een beroep wordt ingetrokken, omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoet gekomen, kan de rechtbank op verzoek van de indiener dat bestuursorgaan bij afzonderlijke uitspraak veroordelen in de proceskosten. Dit is geregeld in artikel 8:75a van de Awb.
3. Gelet op de gedingstukken en het hiervoor weergegeven procesverloop is verweerder tegemoet gekomen aan het beroep van verzoekster.
4. Verweerder is weliswaar tegemoet gekomen aan het beroep, maar toch bestaat er geen aanleiding om de proceskosten te vergoeden. Verzoeker heeft verzocht om teruggave van zijn betaalde griffierechten. De rechtbank stelt vast dat verzoeker als verletkosten het bedrag van € 184,- heeft vermeld. Voor zover de genoemde kosten zien op het betaalde griffierecht overweegt de rechtbank dat dit geen proceskosten zijn. Het verzoek om vergoeding van de proceskosten wordt om die reden dan ook afgewezen.
5. De rechtbank wijst erop dat verweerder op grond van artikel 8:41, zevende lid, van de Awb verplicht is het door verzoeker betaalde griffierecht te vergoeden. Verzoeker zal zich hiervoor dan ook tot verweerder moeten wenden.

Beslissing

De rechtbank wijst het verzoek om proceskostenvergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.W. de Jonge, rechter, in aanwezigheid van A.J. Kinds, griffier en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.