ECLI:NL:RBDHA:2023:10747

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
20 juli 2023
Publicatiedatum
21 juli 2023
Zaaknummer
AWB 23-3259
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Proceskostenveroordeling
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om proceskostenvergoeding in bestuursrechtelijke zaak

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Den Haag op 20 juli 2023, heeft verzoekster, een Zuid-Koreaanse nationaliteit, een beroep ingediend tegen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Verzoekster had op 12 maart 2023 een beroep gedaan omdat verweerder niet tijdig had beslist op haar aanvraag. Op 11 april 2023 heeft verweerder alsnog een besluit genomen en een dwangsom toegekend, waarna verzoekster haar beroep heeft ingetrokken en verzocht om vergoeding van de proceskosten, specifiek de griffiekosten.

De rechtbank heeft verweerder in de gelegenheid gesteld om te reageren op het verzoek om proceskostenvergoeding, maar verweerder heeft hierop niet gereageerd. De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zonder zitting uitspraak gedaan. De rechtbank overweegt dat de veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb. Aangezien verzoekster haar beroep heeft ingetrokken omdat verweerder tegemoet is gekomen aan haar aanvraag, kan de rechtbank op verzoek van de indiener het bestuursorgaan veroordelen in de proceskosten.

Echter, de rechtbank komt tot de conclusie dat er geen aanleiding is om de proceskosten te vergoeden. Verzoekster heeft een bedrag van € 184,- aan griffierechten vermeld, maar de rechtbank stelt vast dat deze kosten niet als proceskosten kunnen worden aangemerkt. Het verzoek om vergoeding van de proceskosten wordt dan ook afgewezen. De rechtbank wijst verzoekster erop dat verweerder op grond van artikel 8:41, zevende lid, van de Awb verplicht is het door verzoekster betaalde griffierecht te vergoeden, en dat verzoekster zich hiervoor tot verweerder moet wenden. De beslissing van de rechtbank is dat het verzoek om proceskostenvergoeding wordt afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 23/3259

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 20 juli 2023 in de zaak tussen

[naam], verzoekster

geboren op [geboortedatum]
van Zuid-Koreaanse nationaliteit.
v-nummer: [nummer]
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Verzoekster heeft op 12 maart 2023 een beroep niet tijdig beslissen ingediend omdat verweerder niet tijdig heeft beslist op haar aanvraag.
Op 11 april 2023 heeft verweerder (alsnog) een besluit genomen op haar aanvraag en een dwangsom toegekend.
Naar aanleiding hiervan heeft verzoekster het beroep ingetrokken met daarbij het verzoek verweerder te veroordelen tot vergoeding van de proceskosten zijnde de griffiekosten.
De rechtbank heeft verweerder op 3 mei 2023 in de gelegenheid gesteld te reageren op dat verzoek.
Verweerder heeft hierop niet gereageerd.

Overwegingen

1. De rechtbank doet op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zonder zitting uitspraak op het verzoek om proceskostenveroordeling.
2. De veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb en nader uitgewerkt in het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb). Als een beroep wordt ingetrokken, omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoet gekomen, kan de rechtbank op verzoek van de indiener dat bestuursorgaan bij afzonderlijke uitspraak veroordelen in de proceskosten. Dit is geregeld in artikel 8:75a van de Awb.
3. Gelet op de gedingstukken en het hiervoor weergegeven procesverloop is verweerder tegemoet gekomen aan het beroep van verzoekster.
4. Verweerder is weliswaar tegemoet gekomen aan het beroep, maar toch bestaat er geen aanleiding om de proceskosten te vergoeden. Verzoekster heeft verzocht om teruggave van haar betaalde griffierechten. De rechtbank stelt vast dat verzoekster als kosten het bedrag van € 184,- heeft vermeld. Voor zover de genoemde kosten zien op het betaalde griffierecht overweegt de rechtbank dat dit geen proceskosten zijn. Het verzoek om vergoeding van de proceskosten wordt om die reden dan ook afgewezen.
5. De rechtbank wijst erop dat verweerder op grond van artikel 8:41, zevende lid, van de Awb verplicht is het door verzoekster betaalde griffierecht te vergoeden. Verzoekster zal zich hiervoor dan ook tot verweerder moeten wenden.

Beslissing

De rechtbank wijst het verzoek om proceskostenvergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.W. de Jonge, rechter, in aanwezigheid van A.J. Kinds, griffier en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.