ECLI:NL:RBDHA:2023:10747
Rechtbank Den Haag
- Proceskostenveroordeling
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om proceskostenvergoeding in bestuursrechtelijke zaak
In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Den Haag op 20 juli 2023, heeft verzoekster, een Zuid-Koreaanse nationaliteit, een beroep ingediend tegen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Verzoekster had op 12 maart 2023 een beroep gedaan omdat verweerder niet tijdig had beslist op haar aanvraag. Op 11 april 2023 heeft verweerder alsnog een besluit genomen en een dwangsom toegekend, waarna verzoekster haar beroep heeft ingetrokken en verzocht om vergoeding van de proceskosten, specifiek de griffiekosten.
De rechtbank heeft verweerder in de gelegenheid gesteld om te reageren op het verzoek om proceskostenvergoeding, maar verweerder heeft hierop niet gereageerd. De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zonder zitting uitspraak gedaan. De rechtbank overweegt dat de veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb. Aangezien verzoekster haar beroep heeft ingetrokken omdat verweerder tegemoet is gekomen aan haar aanvraag, kan de rechtbank op verzoek van de indiener het bestuursorgaan veroordelen in de proceskosten.
Echter, de rechtbank komt tot de conclusie dat er geen aanleiding is om de proceskosten te vergoeden. Verzoekster heeft een bedrag van € 184,- aan griffierechten vermeld, maar de rechtbank stelt vast dat deze kosten niet als proceskosten kunnen worden aangemerkt. Het verzoek om vergoeding van de proceskosten wordt dan ook afgewezen. De rechtbank wijst verzoekster erop dat verweerder op grond van artikel 8:41, zevende lid, van de Awb verplicht is het door verzoekster betaalde griffierecht te vergoeden, en dat verzoekster zich hiervoor tot verweerder moet wenden. De beslissing van de rechtbank is dat het verzoek om proceskostenvergoeding wordt afgewezen.