ECLI:NL:RBDHA:2023:10705

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
20 juli 2023
Publicatiedatum
20 juli 2023
Zaaknummer
NL23.16796
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de asielaanvraag van een Tunesische eiser en de status van Tunesië als veilig land van herkomst

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedaan op 20 juli 2023, wordt het beroep van een Tunesische eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag beoordeeld. De eiser, die op 25 mei 2023 een aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel indiende, stelt dat hij vanwege problemen met de familie van een vriendin in Tunesië vreest voor strafvervolging en geen bescherming kan inroepen van de Tunesische autoriteiten. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvraag op 5 juni 2023 afgewezen als kennelijk ongegrond, waarbij Tunesië als veilig land van herkomst werd aangemerkt.

De rechtbank heeft op 17 juli 2023 de zaak behandeld, waarbij de eiser en zijn gemachtigde niet verschenen. De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris de situatie in Tunesië terecht heeft beoordeeld en dat de eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij in Tunesië te vrezen heeft voor strafvervolging. De rechtbank oordeelt dat de eiser eerst de bescherming van de Tunesische autoriteiten moet inroepen voordat hij asiel in Nederland kan aanvragen. De rechtbank komt tot de conclusie dat de asielaanvraag van de eiser terecht is afgewezen en verklaart het beroep ongegrond. De eiser moet Nederland verlaten en krijgt geen proceskostenvergoeding.

De uitspraak benadrukt de noodzaak voor asielzoekers om aan te tonen dat zij daadwerkelijk gevaar lopen in hun land van herkomst en dat de bescherming van de autoriteiten daar niet effectief is. De rechtbank wijst erop dat de eiser geen bewijs heeft geleverd van de dreiging die hij stelt te ondervinden en dat de staatssecretaris de situatie in Tunesië adequaat heeft beoordeeld.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.16796

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], V-nummer: [nummer], eiser

(gemachtigde: mr. D. de Vries),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,

(gemachtigde: mr. A.A. Wildeboer).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag. Eiser stelt van Tunesische nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [geboortedag]. Hij heeft op 25 mei 2023 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. De staatssecretaris heeft met het bestreden besluit van 5 juni 2023 deze aanvraag in de algemene procedure afgewezen als kennelijk ongegrond.
2. De rechtbank heeft het beroep op 17 juli 2023 op zitting behandeld. Eiser en zijn gemachtigde zijn met bericht van verhindering niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Beoordeling door de rechtbank

3. De rechtbank beoordeelt de afwijzing van de aanvraag door verweerder. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
4. De rechtbank komt tot het oordeel dat het beroep ongegrond is
.Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Het asielrelaas
5. Aan zijn asielaanvraag legt eiser ten grondslag dat hij problemen heeft in Tunesië met de familie van een meisje met wie hij daar een relatie heeft gehad. De familie heeft hem aangevallen, met de dood bedreigd, de voordeur van het huis van zijn ouders in brand gestoken en valse aangifte van ontvoering en verkrachting tegen hem gedaan. Volgens eiser kan hij geen bescherming van de Tunesische autoriteiten inroepen tegen de dreiging die van de familie uitgaat, vanwege die valse aangifte. Eiser verklaart dat hem in Tunesië een gevangenisstraf boven het hoofd hangt.
Het bestreden besluit
6. Het asielrelaas van eiser bevat volgens de staatssecretaris de volgende relevante elementen:
Identiteit, nationaliteit en herkomst;
Problemen met familie vriendin.
De staatssecretaris heeft beide elementen geloofwaardig geacht. De staatssecretaris heeft de aanvraag niettemin afgewezen, omdat eiser volgens de staatssecretaris een veilig land van herkomst heeft in de zin van artikel 31, eerste lid van de Vreemdelingenwet (Vw) gelezen in samenhang met artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder b, van de Vw. Volgens de staatssecretaris kan Tunesië in het algemeen als veilig land van herkomst worden beschouwd, waar eiser bescherming tegen aanvallen die hij vreest kan vragen. Eiser heeft volgens verweerder niet aannemelijk gemaakt dat de autoriteiten in Tunesië hem geen bescherming kunnen bieden, omdat hij geen enkele poging heeft ondernomen om de bescherming van die autoriteiten in te roepen.
De beroepsgronden
7. Eiser stelt dat verweerder hem volgt in zijn asielrelaas en dat daaruit niet anders kan worden afgeleid dan dat verweerder hem tevens gelooft in zijn verklaringen omtrent de strafvervolging en detentie die hij te vrezen heeft in Tunesië. Volgens eiser kan Tunesië in zijn geval daarom niet als veilig land van herkomst worden aangemerkt en zal hij bij terugkeer naar Tunesië een onmenselijke behandeling krijgen, in strijd met artikel 3 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM). Eiser stelt voorts dat hij nergens heen kan en dat daarom in het bestreden besluit ten onrechte een inreisverbod is opgelegd.
Tunesië veilig land van herkomst?
8. Verweerder heeft de situatie in Tunesië in het algemeen opnieuw beoordeeld en die herbeoordeling kenbaar gemaakt bij brief van 8 juni 2023 aan de Tweede Kamer. Verweerder heeft daarbij, op basis van landeninformatie, Tunesië aangemerkt als veilig land van herkomst, met uitzondering van personen die met strafrechtelijke vervolging te maken krijgen. Ten aanzien van deze groep is de volgende verduidelijking opgenomen: “
Deze uitzonderingsgroep is oorspronkelijk in het beleid opgenomen, omdat het systeem van rechtsmiddelen in[Tunesië]
wettelijke waarborgen biedt tegen schendingen van de rechten en vrijheden, maar deze niet altijd ten volle worden nageleefd. Het gaat hier dus niet om iedere persoon die een strafbaar feit heeft gepleegd of daarvan wordt verdacht, maar om personen die met strafvervolging te maken krijgen en die concreet aannemelijk kunnen maken dat voornoemde waarborgen in hun individuele geval niet worden geboden.
9. Naar het oordeel van de rechtbank kunnen de bronnen waarnaar verweerder in de bijlage van genoemde brief verwijst, de aanwijzing van Tunesië als veilig land van herkomst onder de in die brief genoemde voorwaarden dragen. Eiser heeft tegen die aanwijzing zelf geen gronden aangevoerd. Eiser stelt zich slechts op het standpunt dat Tunesië in zijn individuele geval niet als veilig land van herkomst aangemerkt kan worden, omdat hij daar te maken zal krijgen met strafvervolging en de Tunesische autoriteiten hem niet kunnen beschermen.
Strafvervolging in Tunesië
10. Verweerder heeft ter zitting toegelicht dat, anders dan eiser veronderstelt, verweerder het niet aannemelijk acht dat eiser in Tunesië te maken zal krijgen met strafvervolging. Eiser heeft geen documenten overgelegd waaruit die strafvervolging kan blijken, terwijl hij wel een oproep van de politie naar aanleiding van de valse aangifte stelt te hebben ontvangen. Daarnaast zou volgens verweerder te verwachten zijn dat de Tunesische autoriteiten vijf jaar na aangifte van ontvoering en verkrachting enige nadere actie zouden hebben ondernomen jegens eiser. Eiser heeft echter niets verklaard over enige (verdere) opsporingshandelingen van de Tunesische autoriteiten naar aanleiding van de door hem gestelde valse aangifte. Ook zou verweerder verwachten dat eiser zelf stappen zou ondernemen om een strafvervolging in Tunesië naar aanleiding van een dergelijke valse aangifte recht te zetten. Ook daarover heeft eiser niets verklaard, stelt verweerder.
10. Naar het oordeel van de rechtbank ligt het op de weg van eiser om aannemelijk te maken dat hij in Tunesië strafrechtelijke vervolging te vrezen heeft. Gelet op de omstandigheden die verweerder heeft genoemd, is de rechtbank van oordeel dat verweerder dat op goede gronden niet aannemelijk heeft geacht. De rechtbank overweegt verder dat eiser ook in deze beroepsprocedure geen gronden naar voren heeft gebracht op basis waarvan kan worden aangenomen dat in zijn concrete geval de Tunesische wettelijke waarborgen niet zullen worden geboden.
Bescherming van de Tunesische autoriteiten
10. Gelet op het voorgaande heeft eiser naar het oordeel van de rechtbank niet aannemelijk gemaakt dat hij gevaar van de Tunesische autoriteiten te vrezen heeft bij terugkeer naar Tunesië. Dat brengt met zich dat van eiser verwacht mag worden dat hij eerst de bescherming van de Tunesische autoriteiten inroept, vóórdat hij bescherming van Nederland in de vorm van asiel kan verlangen. Zoals verweerder terecht heeft overwogen, heeft eiser geen enkele poging ondernomen om bescherming van de Tunesische autoriteiten in te roepen en niet met stukken aannemelijk gemaakt dat dat voor hem onmogelijk is geweest. Eiser heeft reeds daarom naar het oordeel van de rechtbank niet aannemelijk gemaakt dat de Tunesische autoriteiten hem niet effectief kunnen beschermen.
Artikel 3 EVRM en inreisverbod
10. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat hij strafrechtelijke vervolging in Tunesië te vrezen heeft of dat de Tunesische autoriteiten hem geen effectieve bescherming kunnen bieden. Het daarop voortbouwende beroep op artikel 3 van het EVRM behoeft daarom geen verdere bespreking. Omdat niet aannemelijk is geworden dat Tunesië voor eiser geen veilig land van herkomst is, treft het beroep van eiser tegen het inreisverbod evenmin doel.

Conclusie en gevolgen

14. De staatssecretaris heeft de asielaanvraag terecht afgewezen als kennelijk ongegrond. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiser Nederland moet verlaten. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. N.M. van Waterschoot, rechter, in aanwezigheid van mr. N.W. Brand, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op: 20 juli 2023
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen één week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.