ECLI:NL:RBDHA:2023:10682
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van asielaanvragen en de toepassing van de Dublinverordening
In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag de beroepen van eisers tegen het niet in behandeling nemen van hun aanvragen voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvragen op 6 juni 2023 niet in behandeling genomen, omdat Duitsland verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvragen. De rechtbank heeft de beroepen op 17 juli 2023 behandeld, waarbij eisers en hun gemachtigde niet verschenen. De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris terecht heeft besloten de aanvragen niet in behandeling te nemen, omdat eisers eerder asielaanvragen in Duitsland hebben ingediend en Duitsland op grond van de Dublinverordening verantwoordelijk is voor de behandeling van hun aanvragen.
Eisers hebben op 28 februari 2023 in Nederland een asielaanvraag ingediend, maar uit Eurodac blijkt dat zij eerder in Duitsland asiel hebben aangevraagd. De rechtbank overweegt dat de staatssecretaris op 12 april 2023 een verzoek heeft gedaan aan Duitsland om eisers terug te nemen, wat door Duitsland op 13 april 2023 is aanvaard. De rechtbank oordeelt dat eisers niet hebben aangetoond dat Duitsland zijn verdragsverplichtingen niet nakomt en dat de omstandigheden in Duitsland niet zodanig zijn dat de asielprocedure daar niet aan de eisen voldoet.
De rechtbank wijst erop dat de tante van eisers in Nederland geen familielid is zoals bedoeld in artikel 16 van de Dublinverordening, en dat eisers niet hebben aangetoond dat er een afhankelijkheidsrelatie bestaat. De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris de aanvragen terecht buiten behandeling heeft gesteld en dat de beroepen ongegrond zijn. Eisers krijgen geen vergoeding van hun proceskosten en zullen worden overgedragen aan Duitsland.