ECLI:NL:RBDHA:2023:10682

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
20 juli 2023
Publicatiedatum
20 juli 2023
Zaaknummer
NL23.16732, NL23.16734 en NL23.16736
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van asielaanvragen en de toepassing van de Dublinverordening

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag de beroepen van eisers tegen het niet in behandeling nemen van hun aanvragen voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvragen op 6 juni 2023 niet in behandeling genomen, omdat Duitsland verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvragen. De rechtbank heeft de beroepen op 17 juli 2023 behandeld, waarbij eisers en hun gemachtigde niet verschenen. De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris terecht heeft besloten de aanvragen niet in behandeling te nemen, omdat eisers eerder asielaanvragen in Duitsland hebben ingediend en Duitsland op grond van de Dublinverordening verantwoordelijk is voor de behandeling van hun aanvragen.

Eisers hebben op 28 februari 2023 in Nederland een asielaanvraag ingediend, maar uit Eurodac blijkt dat zij eerder in Duitsland asiel hebben aangevraagd. De rechtbank overweegt dat de staatssecretaris op 12 april 2023 een verzoek heeft gedaan aan Duitsland om eisers terug te nemen, wat door Duitsland op 13 april 2023 is aanvaard. De rechtbank oordeelt dat eisers niet hebben aangetoond dat Duitsland zijn verdragsverplichtingen niet nakomt en dat de omstandigheden in Duitsland niet zodanig zijn dat de asielprocedure daar niet aan de eisen voldoet.

De rechtbank wijst erop dat de tante van eisers in Nederland geen familielid is zoals bedoeld in artikel 16 van de Dublinverordening, en dat eisers niet hebben aangetoond dat er een afhankelijkheidsrelatie bestaat. De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris de aanvragen terecht buiten behandeling heeft gesteld en dat de beroepen ongegrond zijn. Eisers krijgen geen vergoeding van hun proceskosten en zullen worden overgedragen aan Duitsland.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummers: NL23.16732, NL23.16734 en NL23.16736

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaken tussen

[naam] , eiseres,

geboren op [geboortedatum] ,
van Moldavische nationaliteit,
V-nummer: [V-nummer] ,
mede namens haar minderjarige kinderen:
[naam 2],
geboren op [geboortedatum 2] ,
V-nummer: [V-nummer 2]
[naam 3],
geboren op [geboortedatum 3] ,
V-nummer: [V-nummer 3]
[naam 4],
geboren op [geboortedatum 4] ,
V-nummer: [V-nummer 4]

[naam 5] , eiser,

geboren op [geboortedatum 5] ,
van Moldavische nationaliteit,
V-nummer: [V-nummer 5]
[naam 6], eiser,
geboren op [geboortedatum 6] ,
van Moldavische nationaliteit,
V-nummer: [V-nummer 6]
hierna samen: eisers,
(gemachtigde: mr. J. Sinnema),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, de staatssecretaris,

(gemachtigde: mr. H.R. Nobel).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank de beroepen van eisers tegen het niet in behandeling nemen van de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De staatssecretaris heeft de aanvragen met de bestreden besluiten van 6 juni 2023 niet in behandeling genomen omdat verantwoordelijk is voor de aanvraag.
1.1.
De rechtbank heeft de beroepen, samen met de verzoeken van eisers om een voorlopige voorziening te treffen (geregistreerd onder de zaaknummers NL23.16733, NL23.16735 en NL23.16737) op 17 juli 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de staatssecretaris. Eisers en hun gemachtigde zijn met bericht van verhindering niet verschenen.

Totstandkoming van de besluiten

2. Eisers hebben op 28 februari 2023 in Nederland een asielaanvraag ingediend. Uit Eurodac is gebleken dat eisers op 23 januari 2017, 14 november 2019 en op 8 augustus 2022 in Duitsland een verzoek om internationale bescherming hebben ingediend.
2.1.
De Europese Unie heeft gezamenlijke regelgeving over het in behandeling nemen van asielaanvragen. Die staat in de Dublinverordening. Op grond van de Dublinverordening neemt de staatssecretaris een asielaanvraag niet in behandeling als is vastgesteld dat een andere lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan. [1] In dit geval heeft Nederland op 12 april 2023 bij Duitsland een verzoek gedaan om eisers terug te nemen. Duitsland heeft dit verzoek op 13 april 2023 op grond van artikel 18, eerste lid en onder d, van de Dublinverordening aanvaard.

Beoordeling door de rechtbank

3. De rechtbank beoordeelt het niet in behandeling nemen van de asielaanvragen van eisers omdat Duitsland verantwoordelijk is voor de asielaanvragen van eisers. Zij doet dat aan de hand van de argumenten die eisers hebben aangevoerd, de beroepsgronden.
4. De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond. Dat betekent dat eisers ongelijk krijgen en het niet in behandeling nemen van hun aanvragen in stand blijft. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Standpunten partijen
5. Eisers kunnen zich niet verenigen met de bestreden besluiten en voeren daartoe het volgende aan. Eisers zijn uit Duitsland vertrokken, omdat hun kinderen verkeerde vrienden hadden daar. Eisers willen graag verblijven bij [naam 7], die is ingepland voor de nationale asielprocedure op 3 juli 2023. Eisers beroepen zich op artikel 16 van de Dublinverordening. Eisers willen bij hun tante verblijven, omdat zij in het land van herkomst ook bij elkaar woonden en voor elkaar zorgden. De tante is alleen in Nederland en krijgt een inhoudelijke behandeling van haar asielaanvraag hier in Nederland. Eisers stellen dat zij er voor haar moeten zijn, nu er in Duitsland problemen waren met de ex-partner van mevrouw [naam 7]. Verweerder heeft hier in de besluitvorming geen rekening mee gehouden.
6. Verweerder heeft ter zitting toegelicht dat uit de gehoren van eisers blijkt dat zij geen bezwaar hebben tegen overdracht aan Duitsland. Ook hebben zij geen bezwaren geuit ten aanzien van hoe zij zijn bejegend in Duitsland. Verder heeft verweerder toegelicht dat de asielaanvraag van de tante op 7 juli 2023 is afgewezen en dat niet bekend is of zij daartegen beroep heeft ingediend. Verweerder stelt voorts dat een beroep op artikel 16 van de Dublinverordening niet slaagt, nu de tante van eisers geen familielid is die valt onder de bescherming van artikel 16 van de Dublinverordening en daarnaast is ook niet gebleken dat de tante afhankelijk is van eisers. Ook is niet gebleken dat de tante onderdeel van het gezin is geweest.
Het oordeel van de rechtbank
7. De rechtbank overweegt als volgt. Gelet op het interstatelijk vertrouwensbeginsel mag verweerder er in het algemeen van uitgaan dat Duitsland zijn verdragsverplichtingen nakomt. Het ligt daarom op de weg van eisers om aannemelijk te maken dat Duitsland dit niet doet. Naar het oordeel van de rechtbank zijn eisers daar niet in geslaagd. Duitsland is net als Nederland partij bij het EVRM [2] en bij het Vluchtelingenverdrag en is ook gebonden aan de verschillende Europese richtlijnen op het gebied van asielrecht. Eisers hebben geen informatie overgelegd waaruit blijkt dat Duitsland zich ten opzichte van hen niet aan zijn internationale verplichtingen houdt of dat er in Duitsland sprake is van aan het systeem gerelateerde tekortkomingen van de asielprocedure en de opvangvoorzieningen en dat eisers een reëel risico lopen op een behandeling in strijd met artikel 3 van het EVRM en artikel 4 van het Handvest [3] . Uit het persoonlijk relaas van eisers valt ook niet af te leiden dat de asielprocedure en de opvang van asielzoekers in Duitsland niet aan de daaraan te stellen eisen voldoen. Eisers hebben tijdens de aanmeldgehoren verklaard dat zij in goede omstandigheden van opvang hebben genoten en hebben verder ook geen bezwaren tegen een overdracht aan Duitsland. De rechtbank neemt tevens in aanmerking dat de Duitse autoriteiten met de claimakkoorden hebben gegarandeerd dat de asielaanvragen van eisers in behandeling worden genomen overeenkomstig de internationale verplichtingen en relevante Europese richtlijnen. Bij voorkomende problemen in de asielprocedure, opvangvoorzieningen, of anderszins, ligt het op de weg van eisers om daarover te klagen bij de (hogere) Duitse autoriteiten. Eisers hebben niet aannemelijk gemaakt dat die mogelijkheid er voor hen niet is of dat de Duitse autoriteiten hen niet kunnen of willen helpen, dan wel het zoeken van hulp bij voorbaat zinloos is.
8. De rechtbank overweegt voorts dat verweerder zich in de eerste plaats terecht op het standpunt heeft gesteld dat het (gestelde) familielid van eisers in Nederland (de tante van eiser) geen familielid is als genoemd in artikel 16, eerste lid, van de Dublinverordening (te weten: kind, broer/zus, of ouder). In de tweede plaats heeft verweerder zich terecht op het standpunt gesteld dat eisers niet aannemelijk hebben gemaakt dat er een afhankelijkheidsrelatie als bedoeld in artikel 16, eerste lid, van de Dublinverordening bestaat tussen eisers en de tante in Nederland. Eisers hebben de gestelde afhankelijkheid niet met (medische) stukken onderbouwd. Tot slot heeft verweerder zich terecht op het standpunt gesteld dat ook niet door eisers is onderbouwd dat de tante van eiser onderdeel uitmaakt(e) van het gezin. Gelet op het voorgaande heeft verweerder terecht geen aanleiding gezien om de asielaanvragen van eisers op grond van artikel 16, eerste lid, van de Dublinverordening aan zich te trekken.
9. De rechtbank overweegt tot slot dat de door eisers aangevoerde omstandigheden niet dusdanig bijzonder zijn dat verweerder gehouden was om toepassing te geven aan zijn discretionaire bevoegdheid, als neergelegd in artikel 17 van de Dublinverordening. Verweerder heeft dit voldoende gemotiveerd in de beschikkingen.

Conclusie en gevolgen

10. De staatssecretaris heeft de aanvragen terecht buiten behandeling gesteld. Eisers zullen worden overgedragen aan Duitsland. De beroepen zijn ongegrond. Eisers krijgen geen vergoeding van hun proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.Y.B. Jansen, rechter, in aanwezigheid van Z.P. de Wilde, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Dit staat ook in artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000.
2.Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden.
3.Handvest van de grondrechten van de Europese Unie.