ECLI:NL:RBDHA:2023:10666

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
7 juli 2023
Publicatiedatum
19 juli 2023
Zaaknummer
C/09/649872 / KG ZA 23-547
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervangende toestemming voor vakantie naar Vietnam afgewezen in echtscheidingsprocedure

In deze zaak, behandeld door de voorzieningenrechter mr. J. Brandt op 7 juli 2023, is een kort geding aanhangig gemaakt door de moeder, die vervangende toestemming vordert om met haar minderjarige kind naar Vietnam te reizen. De vader, die de Nederlandse nationaliteit heeft, weigert deze toestemming te geven uit vrees dat de moeder en het kind na de vakantie niet terugkeren naar Nederland. De moeder, afkomstig uit Vietnam, heeft weinig binding met Nederland, geen werk en geen sociaal netwerk. De voorzieningenrechter oordeelt dat er onvoldoende zekerheid is dat de minderjarige na de vakantie terug zal keren, gezien de onduidelijke en onstabiele situatie van de moeder in Nederland. De voorzieningenrechter wijst de vordering van de moeder af, maar geeft aan dat de vader niet afwijzend staat tegenover een toekomstige vakantie, mits de moeder meer stabiliteit in Nederland kan creëren. De moeder heeft ook de gezondheidssituatie van haar vader, de opa van de minderjarige, aangehaald, maar dit aspect heeft geen doorslaggevende betekenis in de belangenafweging. De kosten worden gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten draagt.

Uitspraak

Rechtbank den haag

Team handel - voorzieningenrechter
zaak- / rolnummer: C/09/649872 / KG ZA 23-547
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak in kort geding ter zitting van 7 juli 2023
in de zaak van
[eiseres]te [plaats],
eiseres,
advocaat mr. S.I. Herlitschek te Zoetermeer,
tegen:
[gedaagde]te [plaats],
gedaagde,
advocaat mr. A.F. Braun te Den Haag.
Partijen worden hierna respectievelijk aangeduid als ‘de moeder’ en ‘de vader’.
Aanwezig is mr. J. Brandt, voorzieningenrechter, bijgestaan door mr. I. Diephuis-Timmer, griffier.
Tevens zijn aanwezig beide partijen, vergezeld van hun advocaten. Voor de moeder is ook een tolk aanwezig.
Nadat partijen hun standpunten hebben toegelicht, over en weer hebben gereageerd op de standpunten van de wederpartij en vragen van de voorzieningenrechter hebben beantwoord, heeft de voorzieningenrechter de zitting voor korte tijd geschorst. Na hervatting van de zitting heeft de voorzieningenrechter met toepassing van artikel 29a van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) mondeling uitspraak gedaan. Deze luidt als volgt.

1.De gronden van de beslissing

1.1.
Partijen zijn op 8 juli 2018 in Leidschendam-Voorburg met elkaar getrouwd en zijn ouders van [de minderjarige], geboren op [geboortedag] 2019 (hierna: [de minderjarige]). Partijen zijn sinds januari 2022 feitelijk uit elkaar. De echtscheidingsprocedure is nog niet afgerond.
1.2.
De vader heeft de Nederlandse nationaliteit en de moeder heeft de Vietnamese nationaliteit. De moeder is in februari 2019 in Nederland komen wonen.
1.3.
De moeder wil met [de minderjarige] van 9 juli 2023 tot en met 30 augustus 2023 op vakantie naar Vietnam, om haar familie te bezoeken. De vader weigert toestemming te geven voor deze vakantie, kort gezegd omdat hij vreest dat de moeder [de minderjarige] na de vakantie niet terug zal laten keren naar Nederland.
1.4.
De moeder vordert in deze procedure, zakelijk weergegeven, dat aan haar vervangende toestemming wordt verleend, die de toestemming van de vader vervangt, om met [de minderjarige] naar Vietnam te reizen, daar te verblijven en om terug te reizen naar Nederland. De vader voert verweer tegen het gevorderde.
1.5.
De vordering van de moeder wordt niet toegewezen. De voorzieningenrechter motiveert dit als volgt.
1.6.
Bij de vraag of de vordering van de moeder kan worden toegewezen moet het belang van [de minderjarige] voorop staan. Hierbij is uitgangspunt dat het leven van [de minderjarige] in Nederland is en dat de vader en de moeder gezamenlijk belangrijke beslissingen (gezagsbeslissingen) over [de minderjarige] moeten nemen. Verder moet er rekening mee worden gehouden dat [de minderjarige] deels Vietnamees is en dat het in zijn belang is dat hij goed contact heeft met zijn familie in Vietnam. Dat laatste vindt de vader ook belangrijk. Desondanks wil de vader nu geen toestemming geven voor een vakantie van [de minderjarige] met de moeder naar Vietnam. Anders dan de moeder stelt, gebruikt de vader deze toestemming naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet als breekijzer voor de onderhandelingen over de financiële afwikkeling van de echtscheiding. De vader wil op dit moment geen toestemming geven voor een vakantie, omdat het hem nog volstrekt onduidelijk is hoe de situatie van de moeder in Nederland na de echtscheiding gaat zijn, er bij de moeder geen sprake is van een stabiele situatie en hij daardoor vreest dat de moeder en [de minderjarige] niet meer terugkomen uit Vietnam. De voorzieningenrechter is het op dit punt met de vader eens. De moeder heeft – ook in dit kort geding – niet duidelijk gemaakt wat haar ideeën zijn over haar toekomst in Nederland nu partijen uit elkaar zijn. De moeder heeft weinig binding met Nederland. Zij heeft geen werk, heeft geen sociaal netwerk en zij geeft geen enkel inzicht hoe zij zichzelf financieel in Nederland kan onderhouden. Bovendien is ter zitting gebleken dat de moeder haar baan in verband met de reis naar Vietnam heeft opgezegd, heeft de vader onweersproken gesteld dat de moeder in eerste instantie een enkele reis had geboekt en dat zij in het verleden ook zonder de vader te betrekken een gezagsbeslissing over [de minderjarige] heeft genomen. Zij heeft [de minderjarige] zonder overleg met de vader ingeschreven op een basisschool.
1.7.
Het is niet uit te sluiten dat het beeld dat door het handelen van de moeder is ontstaan het gevolg is van de culturele achtergrond van de moeder, maar dat neemt niet weg dat de voorzieningenrechter nu moet beslissen op grond van de informatie waarover zij beschikt. Op basis daarvan is de voorzieningenrechter van oordeel dat er sprake is van zo’n onstabiele situatie bij de moeder en zoveel onduidelijkheid over hoe de moeder haar leven in Nederland vorm gaat geven, dat er onvoldoende zekerheid is dat [de minderjarige] na de vakantie in Vietnam weer terug zal keren naar Nederland. Daarom wordt nu geen vervangende toestemming voor de vakantie gegeven. De voorzieningenrechter houdt er hierbij ook rekening mee dat de vader heeft gezegd dat hij niet afwijzend tegenover een vakantie van [de minderjarige] met de moeder naar Vietnam staat, maar dat hij wil dat de moeder eerst meer stabiliteit in Nederland moet creëren. Ook de voorzieningenrechter is van oordeel dat de moeder in de (nabije) toekomst met [de minderjarige] op vakantie moet kunnen naar Vietnam en gaat ervan uit dat de vader – als bij de moeder sprake is van een stabiele situatie in Nederland – toestemming zal geven voor een vakantie naar Vietnam. Hopelijk kan de hulpverlening, die voor partijen is aangevraagd maar nog niet is opgestart, de moeder en partijen gezamenlijk helpen om meer stabiliteit te creëren.
1.8.
De moeder heeft tijdens de zitting nog gewezen op de gezondheidssituatie van haar vader, de opa van [de minderjarige]. Zij heeft gesteld dat hij hartpatiënt is, dat zijn gezondheidssituatie de laatste maand ernstig is verslechterd en dat [de minderjarige] zijn opa in de nu geplande vakantie mogelijk voor het laatst zal kunnen zien. De moeder heeft de gezondheidssituatie van haar
vader eerder nooit aan de orde gesteld, niet in de onderlinge communicatie met (de advocaat van) de vader en ook niet in de dagvaarding. Alleen op grond van de tijdens zitting ingenomen stellingen, kan dit aspect geen (doorslaggevende) betekenis hebben in de belangenafweging.
1.9.
Omdat partijen samen de ouders zijn van [de minderjarige], zal de voorzieningenrechter bepalen dat iedere partij de eigen proceskosten draagt.

2.De beslissing

De voorzieningenrechter:
2.1.
wijst de vordering van de moeder af;
2.2.
bepaalt dat iedere partij de eigen kosten draagt.
WAARVAN PROCES-VERBAAL,
…………………………………. …………………………………
mr. I. Diephuis-Timmer mr. J. Brandt