ECLI:NL:RBDHA:2023:1064

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
30 januari 2023
Publicatiedatum
3 februari 2023
Zaaknummer
NL23.1313
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige verlenging van de maatregel van bewaring en toekenning van schadevergoeding

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 30 januari 2023 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de verlenging van de maatregel van bewaring van eiser, een Marokkaanse nationaliteit hebbende persoon. Eiser was op 13 januari 2023 staande gehouden en op basis van artikel 59a van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) in bewaring gesteld. Eiser heeft beroep ingesteld tegen het besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, waarin de verlenging van de ophouding werd opgelegd. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen rechtmatig ondertekend exemplaar van de verlenging in het dossier aanwezig was, wat leidde tot de conclusie dat de verlenging onrechtmatig was. De rechtbank oordeelde dat de belangenafweging in het voordeel van eiser moest uitvallen, aangezien de overschrijding van de maximale duur van de ophouding zijn recht op vrijheid ernstig had geschonden. De rechtbank heeft de maatregel van bewaring opgeheven en eiser een schadevergoeding van € 1.830,- toegekend voor de onrechtmatige tenuitvoerlegging van de vrijheidsbenemende maatregel. Daarnaast zijn de proceskosten van eiser vastgesteld op € 1.674,-, die door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid moeten worden vergoed. De uitspraak is openbaar gemaakt en er is een rechtsmiddel tegen deze uitspraak mogelijk binnen één week na bekendmaking.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.1313

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[Naam], eiser,

V-nummer: [Nummer]
(gemachtigde: mr. P.H. Hillen),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder,

(gemachtigde: mr. R. Hopman).

Procesverloop

Bij besluit van 13 januari 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59a, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Dit beroep moet tevens worden aangemerkt als een verzoek om toekenning van schadevergoeding.
De rechtbank heeft het beroep op 25 januari 2023 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen A. Kajouane. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser stelt te zijn geboren op [Geboortedatum] en de Marokkaanse nationaliteit te hebben.
2. Eiser voert aan dat de verlenging van de ophouding onrechtmatig heeft plaatsgevonden nu in het dossier geen rechtmatig ondertekend exemplaar van de verlenging aanwezig is. Het digitaal ondertekend exemplaar dat in het dossier aanwezig is, bevat een ondertekening die na de aanvang van de verlenging is geplaatst.
3. De rechtbank overweegt het navolgende over de verlenging van de ophouding.
4. Eiser is op 13 januari 2023 om 11:40 uur staande gehouden. Omdat tijdens de staandehouding onduidelijk was of eiser rechtmatig verblijf had, is hij op grond van artikel 50, derde lid, van de Vw opgehouden. Eiser kwam op 13 januari 2023 om 12:27 uur aan op plaats voor gehoor. Op dat moment ving de termijn van ophouding aan. [1] In het dossier bevindt zich een M105-E formulier (beschikking verlenging ophouding) dat is ondertekend op 13 januari 2023 om 20:42 uur. De maatregel van bewaring is op 13 januari 2023 om 21:03 uur opgelegd.
5. Uit het aanvullende proces-verbaal van 20 januari 2023 volgt dat door ‘verschillende omstandigheden’ per ongeluk geen kopie aan het dossier is toegevoegd van het fysieke ondertekende M105-E formulier met een fysiek geplaatste handtekening. Dit exemplaar zou namelijk voorafgaand aan de verlenging van de ophouding aan eiser zijn uitgereikt. Het is de rechtbank onduidelijk om welke verschillende omstandigheden het hier gaat. Daarbij is niet gebleken welke handelingen verweerder heeft verricht om alsnog aan dit exemplaar te komen. De opmerking van verweerder dat het proces-verbaal van 20 januari 2023 op ambtseed/ ambtsbelofte is opgemaakt en om die reden ervan uit moet worden gegaan dat eiser voor aanvang van de verlenging van de ophouding een fysiek ondertekend M105-E formulier heeft ontvangen, is daarvoor onvoldoende. Om de rechtmatigheid van de verlenging van de ophouding op een juiste manier te kunnen toetsen, is het van belang dat alle relevante documenten aan het dossier zijn toegevoegd. Nu slechts het M105-E formulier dat op 13 januari 2023 om 20:42 uur aanwezig is in het dossier, is de rechtbank van oordeel dat de ophouding onrechtmatig is verlengd.
6. Het hierboven geconstateerde gebrek in het voortraject maakt de maatregel van bewaring slechts onrechtmatig als de met de maatregel gediende belangen niet in redelijke verhouding staan tot de ernst van het gebrek en de daardoor geschonden belangen. Omdat dit gebrek voorafgaat aan de vrijheidsbeneming van eiser, weegt dit voor de rechtbank naar zijn aard zwaar. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de belangenafweging in het voordeel van eiser moet uitvallen. De maatregel van bewaring is op 13 januari 2023 om 21:03 uur opgelegd. Dit betekent dat de ophouding twee uur en 36 minuten te lang heeft geduurd en daarom voor die periode eisers recht op vrijheid ernstig is geschonden. De overschrijding van de maximale duur van de ophouding leidt daarom tot opheffing van de maatregel van bewaring. De maatregel van bewaring is, gelet op de concrete omstandigheden zoals hierboven geschetst, van aanvang af onrechtmatig. Het beroep is dan ook in zoverre gegrond. De rechtbank komt gelet hierop niet meer toe aan bespreking van de overige beroepsgronden.
7. Op grond van artikel 106 van de Vw kan de rechtbank, indien zij de opheffing van de maatregel van bewaring beveelt, aan eiser een schadevergoeding ten laste van de Staat toekennen. De rechtbank zal een schadevergoeding toekennen voor dertien dagen onrechtmatige tenuitvoerlegging van de vrijheidsbenemende maatregel, tot een bedrag van € 1.830,-: te weten 1 x € 130,- (verblijf politiecel) en 17 x € 100,- (verblijf detentiecentrum).
8. De rechtbank ziet verder aanleiding om verweerder te veroordelen in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.674,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 837,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
 verklaart het beroep ongegrond;
 beveelt de opheffing van de maatregel van bewaring met ingang van 30 januari 2023;
 veroordeelt de Staat der Nederlanden tot het betalen van een schadevergoeding aan eiser ten bedrage van € 1.830,- (achttienhonderddertig euro), te betalen door de griffier en beveelt de tenuitvoerlegging van deze schadevergoeding; en
 veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.674,- (zestienhonderdvierenzeventig euro).
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.J. Govaers, rechter, in aanwezigheid van R. Ben Sellam, griffier, en openbaar gemaakt door middel van een geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is uitgesproken en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.ABRvS 28 november 2001, ECLI:NL:RVS:2001:AF9954.