ECLI:NL:RBDHA:2023:10603
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening inzake last onder dwangsom opgelegd aan horecaonderneming
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 4 april 2023 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoekster, een horecaonderneming, had bezwaar gemaakt tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Alphen aan den Rijn, waarin aan haar een last onder dwangsom was opgelegd. Deze last hield in dat verzoekster verschillende overkappingen en terrasvoorzieningen diende te verwijderen en niet langer gebruik mocht maken van een stuk grond achter de horecaonderneming. De dwangsommen die verbeurd zouden worden bij niet-naleving waren in totaal maximaal € 17.500,-.
Verzoekster had beroep ingesteld tegen het bestreden besluit, waarin het bezwaar gedeeltelijk gegrond was verklaard, maar de lasten (i), (ii) en (iii) werden gehandhaafd. De voorzieningenrechter overwoog dat het verzoek om een voorlopige voorziening was ingediend op 5 maart 2023, terwijl de begunstigingstermijn van de last onder dwangsom al was verstreken op 26 oktober 2022. Hierdoor was het verzoekster niet gelukt om binnen de gestelde termijn aan de lasten te voldoen, wat betekende dat de dwangsommen van rechtswege waren verbeurd.
De voorzieningenrechter concludeerde dat verzoekster geen spoedeisend belang had bij het treffen van een voorlopige voorziening, aangezien de verbeurte van de dwangsommen niet leidde tot onomkeerbare gevolgen. Mocht blijken dat het dwangsombesluit onterecht was, dan kon verzoekster reeds betaalde dwangsommen terugvorderen. De voorzieningenrechter wees het verzoek om een voorlopige voorziening af, en deze uitspraak werd openbaar uitgesproken op 4 april 2023. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.