ECLI:NL:RBDHA:2023:10600

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
4 juli 2023
Publicatiedatum
19 juli 2023
Zaaknummer
C/09/647350 / KG ZA 23-379
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevel tot medewerking aan ontbinding van religieus huwelijk naar islamitisch recht

In deze zaak heeft de vrouw, eiseres, de man, gedaagde, aangesproken in kort geding om hem te bevelen medewerking te verlenen aan de ontbinding van hun religieuze huwelijk naar islamitisch recht. Partijen zijn op 30 mei 2011 op het Afghaanse consulaat te Mashad, Iran, met elkaar getrouwd en hebben ook een religieus huwelijk gesloten. De vrouw heeft gesteld dat de man onrechtmatig handelt door niet mee te werken aan de islamitische echtscheiding, wat haar in haar levensmogelijkheden beperkt. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de man onrechtmatig handelt door geen medewerking te verlenen aan de islamitische scheiding, gezien de verstrekkende gevolgen voor de vrouw. De voorzieningenrechter heeft de man bevolen om binnen zeven dagen na verzoek van de vrouw zijn medewerking te verlenen aan de ontbinding van het religieuze huwelijk door middel van khul, en heeft bepaald dat de vrouw de man een symbolische compensatie van € 1,- moet betalen. Tevens is een dwangsom van € 250,- per dag opgelegd voor het geval de man niet aan het bevel voldoet, met een maximum van € 10.000,-. De proceskosten worden door beide partijen zelf gedragen.

Uitspraak

Rechtbank den haag

Team handel - voorzieningenrechter
zaak- / rolnummer: C/09/647350 / KG ZA 23-379
Vonnis in kort geding van 4 juli 2023
in de zaak van
[eiseres]te [plaats] ,
eiseres,
advocaat mr. M.M. van Wijk te Delft,
tegen:
[gedaagde]te [plaats] ,
gedaagde,
advocaat mr. E. El-Sharkawi te Den Haag.
Partijen worden hierna respectievelijk aangeduid als ‘de vrouw’ en ‘de man’.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met producties;
- de op 20 juni 2023 gehouden mondelinge behandeling, waarbij door de vrouw pleitnotities zijn overgelegd.
1.2.
Tijdens de zitting is vonnis bepaald op vandaag.

2.De feiten

Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting wordt in dit geding van het volgende uitgegaan.
2.1.
Partijen zijn op 30 mei 2011 op het Afghaanse consulaat te Mashad, Iran, met elkaar getrouwd. Na dit burgerlijk huwelijk hebben zij op dezelfde datum ook een religieus huwelijk naar islamitisch recht gesloten.
2.2.
Partijen hebben (inmiddels) allebei in ieder geval ook de Nederlandse nationaliteit.
2.3.
Bij beschikking van deze rechtbank van 17 november 2021 is onder meer de echtscheiding tussen partijen uitgesproken. De man heeft hoger beroep ingesteld tegen die beschikking, ook ten aanzien van de daarin uitgesproken echtscheiding. Bij beschikking van het gerechtshof Den Haag van 26 oktober 2022 is de beschikking van de rechtbank ten aanzien van de uitgesproken echtscheiding bekrachtigd. De echtscheiding is op 10 maart 2023 ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand.

3.Het geschil

3.1.
De vrouw vordert – zakelijk weergegeven – de man op straffe van een dwangsom te bevelen om binnen zeven dagen na betekening van dit vonnis een afspraak op de kortst mogelijke termijn te maken met een bevoegde imam en de vrouw in kennis te stellen van de dag, het tijdstip en de locatie en daar en dan zijn wens uit te spreken om van de vrouw te scheiden door ontbinding van het religieuze huwelijk van partijen naar islamitisch recht, althans binnen een redelijke termijn alle noodzakelijke handelingen te verrichten die volgens het islamitische religieuze recht noodzakelijk zijn om het religieus huwelijk tussen partijen te ontbinden.
3.2.
Daartoe voert de vrouw – samengevat – het volgende aan. De ontbinding van het burgerlijk huwelijk staat los van de ontbinding van het islamitisch huwelijk. Voor de ontbinding van het religieuze huwelijk is nodig dat de man de talaq (verstoting van de vrouw) uitspreekt en dat daarvan een akte wordt opgesteld, waarmee de vrouw kan aantonen dat zij naar islamitisch recht niet meer gebonden is aan de man. Partijen leven al geruime tijd gescheiden van elkaar en geven op geen enkele wijze nog invulling aan het religieuze huwelijk. Zonder de islamitische echtscheiding wordt de vrouw in haar levensmogelijkheden beperkt. Zij kan desgewenst niet met een andere man trouwen en kan niet naar islamitische landen reizen, omdat zij daar als overspelige echtgenote zal worden aangemerkt en bloot zal staan aan een reële mogelijkheid van strafrechtelijke vervolging. De man weigert volgens de vrouw zonder gegronde reden zijn medewerking aan de islamitische echtscheiding te verlenen en houdt de vrouw gevangen in een religieus huwelijk. De weigering van de man om mee te werken aan een islamitische echtscheiding is onrechtmatig, omdat die weigering in strijd is met de zorgvuldigheid die hij in het maatschappelijk verkeer ten aanzien van de vrouw in acht hoort te nemen. Omdat het burgerlijke huwelijk al is ontbonden, mag de vrouw redelijkerwijs verlangen dat zij in haar eigen doen en laten niet wordt gehinderd of kan worden gehinderd door het voortbestaan van het religieuze huwelijk.
3.3.
De man voert verweer, dat hierna, voor zover nodig, zal worden besproken.

4.De beoordeling van het geschil

4.1.
De voorzieningenrechter stelt voorop dat een islamitische echtscheiding, voor zover nu relevant, tot stand kan komen door middel van eenzijdige verstoting door de man (talaq), waarbij de man naar islamitisch recht mogelijk een nog openstaande bruidsgave moet betalen, of door eenzijdige verstoting door de man
op verzoek van de vrouw(khul), waarbij de vrouw een compensatie aan de man aanbiedt. De vordering van de vrouw in de dagvaarding is gericht op de talaq, maar ter zitting heeft zij verklaard dat zij ook openstaat voor de khul, nu de man te kennen heeft gegeven zelf niet het initiatief tot de islamitische scheiding te willen nemen. Ter zitting is vervolgens besproken of de man wel bereid was vrijwillig medewerking te verlenen aan de khul, maar ook dat bleek niet het geval. De voorzieningenrechter beschouwt een vordering van de vrouw om mee te werken aan de khul als minder verstrekkend dan een vordering tot meewerken aan de talaq en zal dan ook in het navolgende beoordelen of er aanleiding is de man te veroordelen tot medewerking aan de talaq of de khul, zoals ter zitting al is besproken.
4.2.
De man heeft allereerst het spoedeisend belang van de vrouw bij haar vordering betwist. Dit verweer wordt gepasseerd. De voorzieningenrechter is van oordeel dat bij het voortduren van het islamitische huwelijk de rechten en vrijheden van de vrouw op ontoelaatbare wijze worden ingeperkt. Zoals de vrouw onweersproken heeft gesteld kan zij in de culturele omgeving waarin zij zich bevindt geen nieuwe relatie aangaan of in het huwelijk treden, omdat zij zonder echtscheiding naar islamitisch recht nog als gehuwd wordt beschouwd. Vanwege deze voor de vrouw verstrekkende gevolgen van het voortduren van het religieuze huwelijk, is het spoedeisend belang van de vrouw bij haar vordering gegeven. Dat klemt te meer daar de vrouw te kennen heeft gegeven dat de man meent zich nog altijd te mogen mengen in haar privéleven, nu hij zich nog met haar gehuwd acht.
4.3.
De verstrekkende gevolgen van het voortduren van het islamitische huwelijk maken in dit geval de weigering van de man om mee te werken aan een islamitische echtscheiding ook onrechtmatig. Hierbij neemt de voorzieningenrechter in aanmerking dat niet in geschil is dat partijen al geruime tijd feitelijk uit elkaar zijn, hun burgerlijk huwelijk ook al ontbonden is en partijen al jarenlang geen invulling geven aan het islamitische huwelijk. De tegenwerpingen van de man – zoals hierna besproken – rechtvaardigen niet dat de man, ondanks het zwaarwegende belang van de vrouw, niet meewerkt aan een islamitische echtscheiding.
4.4.
De voorzieningenrechter is wel van oordeel dat in de gegeven situatie niet van de man gevergd kan worden dat hij de talaq uitspreekt en komt in zoverre aan de bezwaren van de man tegemoet. De talaq is immers een vorm van echtscheiding op initiatief van de man, terwijl in dit geval de vrouw het initiatief tot de echtscheiding heeft genomen (zowel van het burgerlijke als het religieuze huwelijk) en de vrouw ook met de khul de door haar gewenste islamitische echtscheiding kan realiseren. Onder de gegeven omstandigheden sluit de khul het meest aan bij de werkelijke gang van zaken tussen partijen. Daar houdt de voorzieningenrechter rekening mee.
4.5.
De man heeft gesteld dat hij (nu nog) niet wil meewerken aan een islamitische echtscheiding, omdat hij zich nog wil laten informeren over de gevolgen van een islamitische echtscheiding. Naar de voorzieningenrechter begrijpt doelt de man hiermee met name op de financiële gevolgen van de echtscheiding naar islamitisch recht. Dit verweer slaagt niet. De vermogensrechtelijke gevolgen van de echtscheiding behoren in beginsel te worden beoordeeld in een Nederlandse gerechtelijke procedure en zijn in dit geval feitelijk ook al aan de orde geweest in de Nederlandse echtscheidingsprocedure; een opvolgende islamitische echtscheiding brengt in de vermogenspositie van de in Nederland wonende partijen dan ook geen verandering. Bovendien is niet weersproken dat de khul ook naar islamitisch recht geen nadere financiële verplichtingen voor de man met zich brengt. Ter onderstreping van het feit dat de khul een verstoting betreft op initiatief van de vrouw zal de voorzieningenrechter wel met zoveel woorden vastleggen dat zij afstand doet van haar mogelijk naar islamitisch recht nog bestaande aanspraak op een resterende bruidsgave en zal haar de verplichting worden opgelegd de man een symbolische compensatie te voldoen van € 1,=. Dat strookt ook met de verklaring van de vrouw dat zij ten opzichte van de man geen enkele aanspraak maakt op enige financiële vergoeding / compensatie in verband met de khul-scheiding, maar dat zij alleen maar wil dat de islamitische scheiding wordt gerealiseerd. Aldus wordt voorkomen dat de vrouw slechts een islamitische scheiding kan realiseren door in Iran te gaan procederen, zoals de man wenst, of slechts tegen een financiële compensatie van de man, door teruggave van eerder geschonken goederen of geld. Dat zou strijdig zijn met het Nederlandse recht. Immers, voorkomen moet worden dat een vrouw op die manier feitelijk wordt belemmerd in haar vrijheid om in Nederland een verzoek tot echtscheiding in te dienen en daadwerkelijk (ook islamitisch) gescheiden te raken.
4.6.
Voor zover de man zich nog over overige gevolgen van de islamitische echtscheiding naar islamitisch recht wil laten informeren, overweegt de voorzieningenrechter dat daarin evenmin een grond voor afwijzing van de vordering van de vrouw is te vinden. Partijen en de minderjarigen wonen in Nederland. Op onderwerpen als kinder- en partneralimentatie en de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken is dus Nederlands recht van toepassing. Daarbij is niet relevant of het religieuze huwelijk is ontbonden en op welke manier.
4.7.
Concluderend is de voorzieningenrechter van oordeel dat de man onrechtmatig handelt als hij geen medewerking verleent aan de islamitische scheiding via de khul. De vrouw heeft een zwaarwegend belang bij die scheiding en hetgeen de man daartegen inbrengt rechtvaardigt niet dat de man zijn medewerking onthoudt. De voorzieningenrechter zal de man daarom tot die medewerking veroordelen, onder voormelde aan de vrouw op te leggen voorwaarden.
4.8.
Oplegging van een dwangsom, als stimulans tot nakoming van de te geven beslissing, is aangewezen. De op te leggen dwangsom zal worden gematigd en gemaximeerd.
4.9.
In de omstandigheid dat partijen gewezen echtelieden zijn, wordt aanleiding gevonden te bepalen dat iedere partij de eigen proceskosten draagt.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter:
5.1.
beveelt de man om binnen zeven dagen na een daartoe strekkend verzoek van de vrouw zijn medewerking te verlenen aan de totstandkoming van de ontbinding van het religieuze huwelijk naar Islamitisch recht tussen partijen door zijn medewerking te verlenen aan verstoting op verzoek van de vrouw (kuhl) en alle noodzakelijke handelingen te verrichten die volgens het islamitische religieuze recht noodzakelijk zijn om het religieus huwelijk tussen partijen te ontbinden en bepaalt daarbij dat de vrouw ter compensatie aan de man een bedrag moet betalen van € 1,- (zegge: één euro) en afstand moet doen van haar recht op een eventueel resterende bruidsgave;
5.2.
veroordeelt de man tot betaling van een dwangsom van € 250,= voor iedere dag dat hij verzuimt aan voormeld bevel te voldoen, tot een maximum van € 10.000,=;
5.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.4.
bepaalt dat iedere partij de eigen kosten draagt;
5.5.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.J. Hoekstra-van Vliet en in het openbaar uitgesproken op 4 juli 2023.
idt