ECLI:NL:RBDHA:2023:10595

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
19 juli 2023
Publicatiedatum
19 juli 2023
Zaaknummer
AWB 23/4906
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen maatregel van het Centraal Orgaan opvang asielzoekers wegens schending van privacyregels

Op 19 juli 2023 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak tussen een eiser en het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COA). De eiser, vertegenwoordigd door mr. W.G. Fischer, had beroep ingesteld tegen een besluit van het COA, waarin € 12,95 per week werd ingehouden op zijn weekgeld gedurende vier weken. Dit besluit was genomen naar aanleiding van video-opnamen die de eiser had gemaakt van een medebewoner, welke hij naar zijn vriendin had gestuurd. De rechtbank heeft op 12 juli 2023 een zitting gehouden waar zowel de eiser als zijn gemachtigde aanwezig waren, terwijl het COA werd vertegenwoordigd door mr. M.P. Gaal-de Groot.

De rechtbank overwoog dat de privacy op COA-opvanglocaties van groot belang is en dat het zonder toestemming maken van opnamen van medebewoners, medewerkers of bezoekers verboden is. De eiser had aangevoerd dat hij toestemming had om te filmen en dat de opname noodzakelijk was om hulp te bieden aan de medebewoner. De rechtbank concludeerde echter dat er geen bewijs was voor deze toestemming en dat de privacyregels waren geschonden. De rechtbank oordeelde dat de maatregel van het COA passend was en dat er geen grond was voor vernietiging van het besluit.

Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep ongegrond en gaf aan dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door mr. A.W. Wassink, met R. de Boer als griffier, en is openbaar gemaakt via rechtspraak.nl. Tegen deze uitspraak kan binnen vier weken hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Groningen Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 23/4906

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 19 juli 2023 in de zaak tussen

[naam] , eiser,

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. W.G. Fischer) en
het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COa), verweerder (gemachtigde: mr. M.P. Gaal-de Groot).

Procesverloop

Bij besluit van 19 april 2023 (het bestreden besluit) heeft verweerder € 12,95 per week ingehouden op het weekgeld van eiser gedurende vier weken.
Eiser heeft tegen dit bestreden besluit beroep ingesteld. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 12 juli 2023. Eiser en zijn gemachtigde zijn verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. In het overgelegde dossier is vermeld dat eiser video-opnamen heeft gemaakt van een medebewoner en dat hij deze naar zijn vriendin heeft verstuurd. Volgens verweerder rechtvaardigt deze gedraging de op te leggen maatregel.
2. Als visie van eiser is in het bestreden besluit vermeld dat hij toestemming heeft gekregen om te filmen. In de gronden van beroep is naar voren gebracht dat een medebewoner bloedde, dat de opname aan de vriendin is verstuurd zodat zij actie kon ondernemen, dat de opname noodzakelijk was om het COA in beweging te brengen en dat de gemaakte afweging proportioneel is. Verzocht is het bestreden besluit te vernietigen.
3. De rechtbank overweegt als volgt.
3.1.
Op grond van de artikelen 9, 10 en 19 van de Rva 2005 kan de wekelijkse financiële toelage worden ingetrokken als de huisregels niet worden nageleefd. In artikel 12 van de huisregels is het volgende vermeld:
“De privacy op COA-opvanglocaties is belangrijk. Daarom is het verboden om zonder toestemming foto-, video- of geluidsopnamen te maken van medebewoners, medewerkers, bezoekers en andere aanwezigen op de locatie. Deze regels gelden op alle locaties voor bewoners, medewerkers en bezoekers.”
3.2.
Verweerder heeft in het verweerschrift naar voren gebracht dat eiser een video- opname heeft gemaakt van een andere, bloedende, bewoner, dat door de beveiliging is verzocht om te stoppen met filmen en dat eiser heeft aangegeven dat hij een eerdere opname al aan zijn vriendin (niet woonachtig op een AZC) heeft verzonden.
Verweerder heeft zich -in reactie op de hierover ingenomen stelling- op het standpunt gesteld dat uit het dossier, noch het beroepschrift blijkt dat een video-opname is gemaakt uit noodzaak. Verweerder wijst er op dat eiser dit niet motiveert. Daarbij is er op gewezen dat op een locatie van het COA diverse medewerkers, beveiliging en BHV’ers aanwezig zijn.
Daar komt volgens verweerder bij dat eiser de video naar zijn vriendin heeft gestuurd die niet op een AZC verblijft. Verder is bestreden dat eiser toestemming had van de beveiliging en is opgemerkt dat indien eiser meent toch toestemming te hebben gehad, het aan hem is om deze stelling te onderbouwen.
3.3.
De rechtbank stelt vast dat tussen partijen niet in geschil is dat eiser een medebewoner heeft gefilmd. Van toestemming is niet gebleken. Elke onderbouwing daarvoor ontbreekt. Daarmee is een huisregel die de privacy op de COA-opvanglocaties waarborgt geschonden.
3.4.
Eiser heeft in het beroepschrift naar voren gebracht dat de opname noodzakelijk was omdat de medebewoner hulp nodig had. Verweerder heeft er op gewezen dat op een locatie van het COA diverse medewerkers, beveiliging en BHV’ers aanwezig zijn. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat het voor de hulpvraag -en het contact leggen met medewerkers, beveiliging en BHV’ers op de locatie- noodzakelijk was dat er werd gefilmd.
3.5.
De rechtbank ziet in hetgeen eiser naar voren heeft gebracht dan ook geen grond voor het oordeel dat de maatregel niet passend is en het genomen besluit voor vernietiging in aanmerking komt.
4. Het beroep is ongegrond.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.W. Wassink, rechter, in aanwezigheid van R. de Boer, griffier en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen vier weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.