ECLI:NL:RBDHA:2023:10580

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
13 juli 2023
Publicatiedatum
19 juli 2023
Zaaknummer
NL23.6458
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag wegens gebrek aan geloofwaardige vrees voor vervolging

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 13 juli 2023 uitspraak gedaan in een asielprocedure. Eiser, die stelt te zijn geboren op [geboortedatum eiser] en de nationaliteit van [naam land 1] te hebben, heeft op 4 februari 2022 een asielaanvraag ingediend. Hij heeft aangevoerd dat hij wordt bedreigd door een terroristische groepering en vreest vervolging omdat hij zonder toestemming [naam land 1] heeft verlaten. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de asielaanvraag echter afgewezen als ongegrond, wat eiser heeft bestreden in beroep.

Tijdens de zitting op 6 juli 2023 heeft eiser, bijgestaan door zijn gemachtigde, zijn standpunt toegelicht. De rechtbank heeft vastgesteld dat de staatssecretaris de identiteit, nationaliteit en herkomst van eiser geloofwaardig achtte, maar niet de vrees voor vervolging door de terroristische groepering. De rechtbank heeft overwogen dat eiser sinds 2018 niets meer heeft vernomen van de personen die hem zouden bedreigen en dat hij de bescherming van de autoriteiten in [naam land 1] kan inroepen. Eiser heeft niet voldoende onderbouwd dat hij daadwerkelijk risico loopt bij terugkeer.

De rechtbank heeft geconcludeerd dat de staatssecretaris de aanvraag terecht heeft afgewezen. Eiser heeft niet aangetoond dat hij persoonlijk te vrezen heeft voor vervolging en de door hem ingebrachte documenten bevatten geen specifieke informatie die zijn vrees onderbouwen. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. K.M. de Jager, rechter, en openbaar gemaakt op dezelfde dag.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.6458

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiser] , eiser

V-nummer: [V-nr.]
(gemachtigde: mr. R. Bom),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigden: mr. R.E. Thijssen en mr. W. Epema).

Procesverloop

Bij besluit van 2 maart 2023 (het bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van eiser afgewezen als ongegrond.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 6 juli 2023 op zitting behandeld. Eiser en zijn gemachtigde zijn verschenen. Als tolk is verschenen C. Lamnadi. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. W. Epema.

Overwegingen

1. Eiser stelt te zijn geboren op [geboortedatum eiser] en de [naam land 1] nationaliteit te hebben.
2. Op 4 februari 2022 heeft eiser een asielaanvraag ingediend. Daaraan heeft hij, kort weergegeven, ten grondslag gelegd dat hij wordt bedreigd door een terroristische groepering. Daarnaast heeft hij te vrezen voor vervolging omdat hij, in strijd met de regels uit het militaire boekje, zonder toestemming [naam land 1] heeft verlaten.
3. Verweerder heeft bij het bestreden besluit eisers asielaanvraag afgewezen als ongegrond op grond van artikel 31, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000. De door eiser gestelde identiteit, nationaliteit en herkomst heeft verweerder geloofwaardig geacht. Ook eisers verklaring dat er personen naar hem hebben gevraagd zijn geloofwaardig geacht. Verweerder acht echter niet geloofwaardig dat deze personen behoren tot een terroristische groepering. De door eiser gestelde overtredingen van de regels uit het militaire boekje zijn ook geloofwaardig gevonden. Verweerder vindt echter dat eiser geen gegronde vrees heeft bij terugkeer. Eiser heeft namelijk sinds 2018 niets meer vernomen van de personen die naar hem hebben gevraagd, en hij kan de bescherming van de [naam land 1] autoriteiten inroepen. Daarnaast blijkt uit de beschikbare landeninformatie niet dat dienstplichtontduikers en terugkerende reservisten te vrezen hebben voor vervolging door de [naam land 1] autoriteiten. Hierbij verwijst verweerder naar het rapport van [organisatie] van 31 mei 2018 en naar het thematisch ambtsbericht over de dienst in [naam land 1] van de minister van Buitenlandse zaken van 11 november 2020.
4. Eiser kan zich hiermee niet verenigen en voert daartoe aan dat hij voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat de personen die hem bedreigen behoren tot een Salafistische groepering. Deze is zeer bekend in zijn wijk en is betrokken bij [groepering] , en hij loopt als ex-militair een bijzonder risico om slachtoffer te worden. Hierbij verwijst hij naar de berichtgeving van het [organisatie] van 12 april 2022, een bericht van de [organisatie] van 11 oktober 2022 en een bericht van de [organisatie] van 22 oktober 2022. Daarnaast wordt verwezen naar een geheugenkaart waarop een aantal video’s te zien zijn en een uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats ’s-Hertogenbosch, van 3 maart 2017. [1] Ter zitting vult eiser nog aan dat een buurman van hem een broer van de leider van deze groepering is geweest, en dat de antiterrorisme-unit waar hij ook toe behoorde hem zou hebben gedood. Daarbij zou deze gedode broer niet volgens de juiste religieuze voorschriften zijn begraven, waardoor de leider van de groep wraak wil nemen. Tot slot stelt eiser dat hij risico loopt om te worden gearresteerd bij terugkeer, omdat hij uit [naam land 1] is vertrokken terwijl hij als reservist kon worden opgeroepen. Hierbij wordt verwezen naar een rapport van VluchtelingenWerk Nederland van 20 februari 2023.
De rechtbank oordeelt als volgt.
5. Verweerder heeft niet ten onrechte ongeloofwaardig geacht dat de personen die naar hem hebben gevraagd behoren tot een terroristische groepering. Ten eerste heeft eiser niet onderbouwd tot welke terroristische groepering de personen die hem bedreigen zouden behoren. De enkele verklaring van een (andere) buurman dat het een aantal mannen betreft in [naam land 2] kleding die wapens droegen en dat hij de leider herkende, is hiervoor niet voldoende. Ook heeft eiser niet onderbouwd waarom deze mensen hem na zeer lange tijd nog steeds zouden zoeken en hoe ze op de hoogte zijn van zijn verblijfplaats in [naam land 1] . Daarbij komt dat eiser pas ter zitting heeft verklaard dat de broer van de leider gedood zou zijn door de unit waar hij toe behoorde en dat deze broer zijn buurman zou zijn geweest. Ook is pas ter zitting verklaard dat de gedode broer niet volgens de religieuze voorschriften zou zijn begraven en dat de leider daarom wraak wil nemen. Van eiser had mogen worden verwacht dat hij hier eerder over zou hebben verklaard om zijn asielrelaas verder te onderbouwen. Verweerder heeft zich ter zitting dan ook niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat dit verdere afbreuk doet aan de geloofwaardigheid van het asielrelaas.
6. Eiser wordt niet gevolgd in zijn stelling dat hij te vrezen heeft voor vervolging door de [naam land 1] autoriteiten. Uit het thematisch ambtsbericht blijkt dat (strafrechtelijke) vervolging van deserteurs mogelijk is, maar ook dat onduidelijk is of dit daadwerkelijk gebeurt. Daarbij komt dat uit het thematisch ambtsbericht blijkt dat in 2014 een decreet is uitgevaardigd dat deserteurs die in 1984 of eerder zijn geboren worden gevrijwaard. Eiser heeft met de verwijzing naar het rapport van VluchtelingenWerk Nederland en de diverse berichtgevingen niet aannemelijk gemaakt dat hij persoonlijk heeft te vrezen voor vervolging. Deze documenten bevatten algemene informatie over de situatie in [naam land 1] , maar eiser heeft niet toegelicht hoe dit op hem persoonlijk van toepassing is. Ook is niet geconcretiseerd hoe de video’s op de geheugenkaart op eiser van toepassing zijn. Tot slot leidt de verwijzing naar de uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats ’s-Hertogenbosch, niet tot een ander oordeel. In die zaak ging het om de vraag of [naam land 1] als een veilig land van herkomst moet worden aangemerkt. In de huidige zaak heeft verweerder evenwel niet gesteld dat [naam land 1] moet worden gezien als veilig land van herkomst.
7. Verweerder heeft de aanvraag terecht afgewezen als ongegrond.
8. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. K.M. de Jager, rechter, in aanwezigheid van mr. E.C. Jacobs, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen vier weken na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.AWB 17/2130.