ECLI:NL:RBDHA:2023:10559
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van asielaanvraag en verantwoordelijkheidsverdeling onder de Dublinverordening
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 17 juli 2023, in de zaak NL23.9007, wordt het beroep van eiseres tegen het niet in behandeling nemen van haar aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd beoordeeld. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvraag afgewezen met het argument dat Spanje verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag. De rechtbank heeft het beroep op zitting behandeld op 14 juli 2023, waarbij zowel eiseres als de gemachtigden van eiseres en de staatssecretaris aanwezig waren.
De rechtbank concludeert dat het overnameverzoek aan Spanje niet te laat is ingediend en dat de staatssecretaris de asielaanvraag niet op grond van artikel 17 van de Dublinverordening naar zich toe had hoeven trekken. Eiseres had betoogd dat zij slachtoffer is van mensenhandel en lijdt aan posttraumatische stressstoornis (PTSS), wat volgens haar aanleiding zou moeten zijn voor de staatssecretaris om haar aanvraag te behandelen. De rechtbank oordeelt echter dat eiseres niet voldoende heeft aangetoond dat haar gezondheidstoestand zo ernstig is dat dit een uitzondering op de Dublinverordening rechtvaardigt.
De rechtbank wijst erop dat de staatssecretaris terughoudend moet zijn in het gebruik van zijn bevoegdheid om asielaanvragen op grond van artikel 17 van de Dublinverordening te behandelen. Eiseres heeft niet aangetoond dat de overdracht aan Spanje zou leiden tot onmenselijke of vernederende behandeling. De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris terecht heeft geoordeeld dat de omstandigheden van eiseres geen bijzondere individuele omstandigheden vormen die de overdracht aan Spanje van onevenredige hardheid getuigen. Het beroep van eiseres wordt ongegrond verklaard, wat betekent dat zij geen gelijk krijgt en er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling.