Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen
[naam verzoekster] , verzoekster
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.
Procesverloop
Overwegingen
€ 184,00.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 15 juni 2023 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorzieningen. Verzoekster, die een aanvraag had ingediend voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) als familie- of gezinslid bij haar echtgenoot, had beroep ingesteld tegen het besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, dat haar aanvraag op 15 februari 2023 was afgewezen. De rechtbank heeft het beroepschrift van verzoekster aangemerkt als bezwaarschrift en dit doorgezonden naar de verweerder.
Verzoekster heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen. De voorzieningenrechter heeft de zaak zonder zitting behandeld op basis van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank heeft vastgesteld dat verzoekster het griffierecht van € 184,00 niet heeft betaald, ondanks dat zij hiertoe in de gelegenheid was gesteld via een aangetekende brief van 25 februari 2023. In deze brief was vermeld dat het verzoek niet-ontvankelijk kon worden verklaard indien het griffierecht niet tijdig werd betaald.
Aangezien verzoekster geen betaling heeft verricht en ook geen reden heeft gegeven voor het verzuim, heeft de rechtbank geoordeeld dat het verzoek kennelijk niet-ontvankelijk is. De voorzieningenrechter heeft daarom het verzoek om een voorlopige voorziening niet ontvankelijk verklaard. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. Deze uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.