6.3Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank houdt bij de strafoplegging rekening met de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan uit de rapportages en tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken.
De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Ernst van het feitDe verdachte heeft opzettelijk zwaar vuurwerk, een Cobra 6, op een raam van een (leegstaande) rijtjeswoning geplakt en vervolgens aangestoken, waarna de Cobra is ontploft en flinke schade is ontstaan aan de woning. Hij is hiertoe berekenend te werk gegaan door een aantal dagen hieraan voorafgaand bij de woning op voorverkenning te gaan en op de dag van de ontploffing in een auto met valse kentekenplaten naar de woning te gaan.
Een dergelijk feit is in hoge mate gevaarzettend en veroorzaakt niet alleen grote financiële schade, maar nog veel belangrijker, brengt gevoelens van angst en onveiligheid in de maatschappij teweeg, zoals ook in deze zaak is gebleken. Na een eerdere ontploffing in de wijk, bleek de buurt zeer angstig en verontrust.
Strafblad
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van de verdachte van 8 juni 2023. De rechtbank stelt vast dat de verdachte niet eerder is veroordeeld ter zake van een soortgelijk misdrijf.
Persoon van de verdachte
De rechtbank heeft kennisgenomen van het rapport van 28 februari 2023 van [naam 1] , psychiater, en de rapportage van 3 maart 2023 van [naam 2] , GZ-psycholoog, kort gezegd inhoudende dat zij geen conclusies en adviezen konden geven, omdat de verdachte niet heeft willen meewerken aan de onderzoeken. Volgens de psychiater zijn er geen aanwijzingen voor psychopathologie.
De rechtbank heeft ook kennisgenomen van de rapporten van Reclassering Nederland van 18 april 2023 en 5 juli 2023. Hieruit volgt dat de reclassering geen inschatting kon maken van het risico op recidive, omdat zij over onvoldoende informatie beschikken, met name over het psychosociaal functioneren van de verdachte. Zorgelijk wordt bevonden dat de verdachte zonder een delict verleden en met veel positieve factoren in het leven, wordt verdacht van een ernstig strafbaar feit. De reclassering acht het noodzakelijk dat er meer zicht komt op de verdachte en zijn psychosociaal functioneren.
Op basis van het wegingskader adolescentenstrafrecht wordt geadviseerd het jeugdstrafrecht toe te passen. Dit omdat de verdachte nog bij zijn moeder woont en geen justitieel of jeugdhulpverleningsverleden heeft. Daarbij maakt de moeder een betrokken indruk en heeft zij gezegd ook betrokken te willen worden bij eventuele vervolgtrajecten. Ook lijkt de verdachte baat te hebben bij de pedagogische aanpak die hem wordt geboden in de JJI. Hij is goed begeleidbaar, houdt zich aan de afspraken en regels die gelden en heeft geen negatieve invloed op anderen. Bij het advies om jeugdstrafrecht toe te passen, acht de reclassering het doorslaggevend dat de verdachte in een jeugdinrichting op zijn plaats lijkt te zijn (geweest) en hij gebaat lijkt bij een pedagogische aanpak.
Geadviseerd wordt om de verdachte een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met de volgende bijzondere voorwaarden:
- begeleiding door de jeugdreclassering;
- ambulante begeleiding door Coach E25;
- ambulante behandeling bij de Waag of een soortgelijke zorgverlener, waarbij zo nodig medicatie wordt ingenomen;
- een contactverbod met aangever;
- een locatieverbod (zonder elektronische monitoring) in de straat van aangever;
- het vinden en behouden van een structurele dagbesteding.
Op de zitting heeft de verdachte verklaard zich aan alle voorwaarden te willen houden.
Toepassing van het jeugdstrafrecht in ASR zaken
Het jeugdstrafrecht kan toegepast worden indien een verdachte ten tijde van het begaan van het strafbare feit de leeftijd van 18 jaren maar nog niet die van 23 jaren had bereikt. Ten tijde van het strafbare feit was de verdachte 20 jaar. De rechtbank zal het jeugdstrafrecht toepassen, gelet op de conclusie van de reclassering dat de verdachte baat lijkt te hebben bij een pedagogische aanpak en mede gelet op wat de rechtbank ter zitting van hem heeft gezien.
Strafmodaliteit en strafmaatDe rechtbank heeft, naast het hiervoor genoemde, ook gekeken naar straffen die in soortgelijke zaken zijn opgelegd. De rechtbank houdt er bij de bepaling van de straf rekening mee dat de verdachte heeft bekend dat hij het feit heeft gepleegd en daarvoor verantwoordelijkheid heeft genomen. Hoewel de rechtbank het spijtig vindt niet meer inzicht in zijn psychische functioneren en zijn intelligentie te hebben verkregen, vindt de rechtbank het positief dat de verdachte wil meewerken aan bijzondere voorwaarden, om zo onder begeleiding van de reclassering, een coach en zijn moeder de eventuele kans op recidive van strafbare feiten zo veel mogelijk te beperken.
Alles afwegende zal de rechtbank de verdachte een deels (on)voorwaardelijke jeugddetentie opleggen. De rechtbank ziet anders dan de officier van justitie geen reden om de verdachte een langer onvoorwaardelijk deel (van twee weken) dan de tijd die hij nu reeds in voorarrest heeft doorgebracht op te leggen. De rechtbank zal de proeftijd ter zake van het voorwaardelijk deel vaststellen op 2 jaren en daaraan de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden verbinden, met uitzondering van het contactverbod en het zo nodig innemen van medicatie, omdat zij daar geen aanleiding toe ziet. De rechtbank zal wel het door de reclassering geadviseerde locatieverbod opleggen, met dien verstande dat het locatieverbod zal gelden voor de straat waar het onderhavige strafbare feit is gepleegd.