Beroep tegen het bestreden besluit
3. Eiser legt aan zijn asielaanvraag het volgende ten grondslag. Eiser stelt van Nigeriaanse nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [geboortedatum] 1996 in Uromi te Nigeria. Verder heeft eiser verklaard dat hij, net als zijn moeder, christen is. De vader van eiser was een traditionele juju-priester. Juju is een vorm van voodoo. Toen de vader van eiser overleed in 2004/2005 moest de oudere broer van eiser het priesterschap van zijn vader overnemen. Zijn broer heeft dit geweigerd. De broer van eiser is overleden en daarna is ook de moeder van eiser ziek geworden. De moeder van eiser is overleden toen hij negen of tien jaar oud was. Eiser is toen uit Uromi weggegaan en bij zijn oma gaan wonen in Benin. Op een dag kwamen familieleden van eisers vader naar zijn oma toe. Deze familieleden hebben toen gezegd dat eiser terug moest naar het dorp om het priesterschap van zijn vader over te nemen. Hij was dit verplicht gelet op traditie en cultuur. Eiser wilde de juju echter niet dienen. Hij is een christen en gaat naar de kerk. Na zijn weigering is eiser van 2013 tot 2015 lastig gevallen door de familie. Ze hebben hem daarbij ook geslagen. De laatste keer kwamen ze met twee auto’s met in totaal acht man. Ze hebben hem toen in elkaar geslagen en gesneden met een mes. Eiser is als gevolg van zijn verwondingen in het ziekenhuis terecht gekomen. Hij heeft daar bijna een week verbleven. Na zijn ontslag uit het ziekenhuis heeft eiser besloten om Nigeria te verlaten. Hij is voor zijn vertrek uit Nigeria nog wel teruggegaan naar Uromi om daar spullen op te halen.
4. Eiser is bang dat de familie van zijn vader hem bij terugkeer zal doden. Hij gelooft dat de familie van zijn vader nog op zoek is naar hem. Ook gelooft hij dat hij bij terugkeer zal worden gedwongen om de juju te dienen en dat zal hij niet overleven. Eiser is vooral bang voor de oudste broer van zijn vader en zijn zonen.
5. Het asielrelaas van eiser bevat volgens de staatssecretaris de volgende relevante elementen:
1. Identiteit, nationaliteit en herkomst,
2. Problemen met familie van vaderskant vanwege weigering overnemen juju hoofdpriesterrol vader.
6. Verweerder gelooft het eerste relevante element. Het tweede relevante element gelooft verweerder niet. Verweerder heeft zich gelet op element 1 op het standpunt gesteld dat eiser niet kan worden aangemerkt als vluchteling in de zin van het Verdrag betreffende de status van vluchtelingen (Vluchtelingenverdrag). Volgens verweerder is er niet gesteld of gebleken dat eiser iets te vrezen heeft vanwege zijn nationaliteit, identiteit of herkomst bij terugkeer naar Nigeria. Eiser komt daarom niet in aanmerking voor een verblijfsvergunning asiel op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vw 2000. Ook heeft eiser volgens verweerder niet aannemelijk gemaakt dat hij bij uitzetting een reëel risico loopt op ernstige schade. Eiser komt daarom niet in aanmerking voor een verblijfsvergunning asiel op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder b, van de Vw 2000. Verweerder concludeert daarom dat de asielaanvraag van eiser wordt afgewezen als ongegrond. Tot slot heeft verweerder bepaald dat geen bestuurlijke dwangsom is verbeurd vanwege de Tijdelijke wet opschorting dwangsommen IND.
Het oordeel van de rechtbank
De geloofwaardigheid van relevant element 2
7. Eiser betoogt dat verweerder de problemen met zijn familie vanwege de weigering om de juju hoofdpriesterrol op zich te nemen ten onrechte ongeloofwaardig heeft geacht. Daartoe stelt eiser allereerst dat verweerder ten onrechte aan hem tegenwerpt dat hij tegenstrijdig heeft verklaard over de werking van de juju. Eiser gelooft in de kwade werking ervan en anderen geloven ook in de bescherming ervan. Volgens eiser valt niet in te zien hoe zijn geloof in juju aan hem kan worden tegengeworpen. Hij kan niet bewijzen dat zijn familieleden zijn overleden als gevolg van juju en kan het bestaan van juju niet aannemelijk maken. Verweerder dient te beoordelen of het geloofwaardig is dat eiser in juju gelooft, niet of de juju wel of niet echt is. Daarom heeft verweerder het relaas van eiser op dit punt onjuist beoordeeld.
8. Eiser stelt daarnaast dat verweerder ten onrechte stelt dat eisers verklaringen over de wijze van opvolging afbreuk zouden doen aan de geloofwaardigheid van het asielrelaas. Eiser is de oudste levende zoon van zijn vader en daarom de aangewezen persoon om zijn vader op te volgen. Alleen indien er volgens de gewone regels geen opvolger is, wordt op andere wijze gezocht naar de beoogde opvolger. Eiser stelt dat verweerder de Canadese Immigratie Board selectief citeert. Hij wijst er daarbij op dat er door verschillende bronnen verschillend is verklaard over de opvolging. Eisers verklaring dat de opvolging van vader op zoon wordt doorgegeven is niet in strijd met bekende landeninformatie maar daarmee juist in overeenstemming.
9. Eiser stelt verder dat hij voldoende heeft verklaard over waarom het voor hem persoonlijk niet mogelijk is om juju te combineren met het christendom. Eiser wil niets te maken hebben met juju, omdat bij de rituelen gebruik wordt gemaakt van menselijke offers. Die menselijke offers zijn niet in overeenstemming met het christendom. Verweerder stelt dan ook ten onrechte dat eiser summier en oppervlakkig heeft verklaard over waarom hij geen priester wil worden. Daarnaast voert eiser aan dat hij niet meer kan verklaren over de rol van zijn vader als hoofdpriester. In de zienswijze heeft eiser hierover wel degelijk het een en ander verklaard. Bij de verklaring van eiser over de rol van hoofdpriester heeft verweerder onvoldoende rekening gehouden met de jonge leeftijd van eiser ten tijde van het overlijden van vader. Daarna heeft eiser niets meer te maken gehad met juju. Van eiser kan niet meer worden verwacht dan wat hij al heeft verklaard.
10. Eiser stelt ook dat verweerder ten onrechte aan hem tegenwerpt dat hij in tegenstelling tot algemeen bekende informatie, wel problemen krijgt met de gemeenschap vanwege zijn weigering zijn vader op te volgen als priester. Zo gaat verweerder uit van een verkeerde interpretatie van de algemene informatie. Er is volgens eiser wel degelijk informatie waaruit blijkt dat het mogelijk is om in ernstige problemen te komen als je het priesterschap weigert. Eiser verwijst daarbij naar een post op een forum.De ervaringen op het forum komen overeen met de ervaringen van eiser nadat hij het priesterschap heeft geweigerd. Daarbij komt dat in het EASOCountry of Origin Information Report, Nigeria Country Focus van juni 2017 (EASO-rapport) waarnaar verweerder verwijst is verwezen naar oude interviews. Ook is in het rapport selectief gebruik gemaakt van de verklaringen van de geïnterviewde personen.
11. Verweerder heeft volgens eiser bovendien onvoldoende gemotiveerd waarom eisers keuze om terug te keren naar het dorp ongeloofwaardig is. Hij heeft immers gesteld dat hij is teruggegaan naar zijn dorp voor bepaalde spullen van emotionele waarde. Eiser heeft daarbij een risico heeft genomen en de afweging gemaakt dat de terugkeer naar het dorp het waard was in vergelijking met het gevaar van zijn familie. Eiser stelt dat hierdoor zijn verklaring niet minder geloofwaardig is. Verweerder heeft het bestreden besluit op dit punt niet deugdelijk gemotiveerd.
-
Het overlijden van vader, moeder en broer
12. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder in het bestreden besluit niet ten onrechte gesteld dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat zijn vader, moeder en broer zijn overleden. Eiser heeft, zoals verweerder terecht heeft overwogen, geen overlijdensaktes of andere documenten overgelegd waaruit blijkt dat zijn gezinsleden daadwerkelijk zijn overleden. Verweerder heeft daarbij niet ten onrechte van belang geacht dat eiser geen inspanningen heeft verricht om deze documenten gedurende de asielprocedure te verkrijgen en daarmee zijn asielrelaas te onderbouwen of dat eiser op enige andere wijze zijn asielrelaas op dit punt heeft onderbouwd. Verweerder heeft daarnaast niet ten onrechte betoogd dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat juju een rol heeft gespeeld bij het overlijden van zijn vader. In het bestreden besluit stelt verweerder dat niet valt in te zien dat de vader van eiser, een juju hoofdpriester, is komen te overlijden door juju, terwijl juju volgens de verklaring van eiser juist bescherming biedt aan diegenen die daarin geloven. Verweerder verwacht dus niet van eiser dat hij aannemelijk maakt dat juju bestaat, maar dat hij coherent kan verklaren over de reden van overlijden van zijn vader. Verweerder heeft daarover niet ten onrechte gesteld dat het overlijden van vader als gevolg van juju niet te rijmen is met de verklaring van eiser dat juju bescherming biedt aan diegenen die daarin geloven.
13. Daarnaast heeft verweerder naar het oordeel van de rechtbank niet ten onrechte gesteld dat eiser niet kan worden gevolgd in zijn verklaring dat hij de enige persoon is die de taak van hoofdpriester op zich zou kunnen nemen. Zo heeft verweerder niet ten onrechte betoogd dat eiser ongerijmd heeft verklaard over de opvolging. Eiser heeft in zijn verklaring immers gezegd dat alleen de oudste levende zoon van de hoofdpriester deze taak op zich kan nemen. Daarbij heeft hij verklaard dat hij werd benaderd door zijn oom die de oudere broer is van zijn vader. Verweerder stelt niet ten onrechte de deze gang van zaken niet in lijn is met eisers eerdere verklaring over de volgorde van opvolging. Indien de oudere broer van zijn vader nog in leven is zou deze namelijk eisers opa hebben moeten opvolgen. Voor zover eiser in beroep in dit kader heeft verwezen naar openbare bronnen waaruit blijkt dat er ook andere opvolgingsregels zijn en dat het niet altijd hoeft te gaan om de oudste zoon, kan hem dit niet baten. Deze stelling strookt immers niet met eisers andere verklaring dat hij de enige persoon is die de taak van hoofdpriester op zich zou kunnen nemen. De ongerijmdheid van de verklaring van eiser wordt door een verwijzing naar deze openbare bronnen daarom niet weggenomen. Ook neemt de verklaring van eiser dat zijn oom een andere moeder had dan zijn vader niet weg dat zijn oom daarmee nog steeds de oudste zoon is van zijn opa.
-
De (motieven voor het) weigeren van de rol van hoofdpriester
14. Verder heeft verweerder niet ten onrechte gesteld dat eiser summier en oppervlakkig heeft verklaard over zijn redenen om de rol van hoofdpriester te weigeren, terwijl van hem redelijkerwijs mag worden verwacht dat hij hierover meer kan verklaren. Verweerder heeft bij dit standpunt niet ten onrechte van belang geacht dat eiser weinig kennis heeft van de inhoud van de rol van de juju-priester. Hierdoor heeft verweerder zich op het standpunt kunnen stellen dat daardoor ook niet valt in te zien waarom eiser deze rol niet zou willen overnemen. Dat eiser jong was toen zijn vader overleed en dat hij daarom niet meer over de rol van de hoofdpriester kan vertellen, maakt niet dat van eiser daarom niet kan worden verwacht dat hij meer kan verklaren over waarom hij de rol van hoofdpriester heeft geweigerd toen hij ongeveer 18 jaar oud was. Daarnaast heeft verweerder ook van belang kunnen achten dat uit openbare informatie blijkt dat het christendom en juju wel degelijk samen kunnen gaan en dat eiser met zijn stelling dat het praktiseren van traditionele juju niet in overeenstemming is met de leer van de kerk, nog niet inzichtelijk heeft gemaakt waarom het voor hem persoonlijk niet mogelijk is om de juju te combineren met het christendom. De enkele verwijzing naar de menselijke offers en dat eiser bang werd van de rituelen met dierenbloed heeft verweerder in dat kader onvoldoende kunnen achten. Verder heeft verweerder van belang kunnen achten dat eiser enerzijds de juju zondig noemt, maar dat hij anderzijds wel in de juju gelooft.
-
De problemen als gevolg van het weigeren van de rol van hoofdpriester
15. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder ook de problemen als gevolg van het weigeren van de rol als hoofdpriester niet ten onrechte ongeloofwaardig geacht. Verweerder heeft daarbij kunnen verwijzen naar het EASO-rapport waaruit volgt dat er geen gevallen bekend zijn waarbij iemand werd gedwongen om de rol van priester te vervullen en dat er geen consequenties zijn voor het weigeren van die rol. De stelling van eiser dat niet van dit rapport kan worden uitgegaan, volgt de rechtbank niet. Dat de interviews uit 2010 stammen maakt de informatie uit die interviews niet reeds om die reden onjuist of onbruikbaar. Eiser heeft niet aan de hand van andersluidende landeninformatie onderbouwd dat deze informatie uit interviews uit 2010 nu niet meer actueel zou zijn. Daarbij komt dat de rechtbank in de onderliggende interviewsgeen ondersteuning heeft gevonden voor de stelling van eiser dat er selectief is omgegaan met de informatie en dat daarom de stelling van verweerder niet klopt. Twee van de professoren onderstrepen de conclusie die verweerder gebruikt. Zo heeft de geschiedenisprofessor van het Afrikaanse Studie Centrum van de Universiteit Leiden verklaard dat het weigeren van de positie als hoofdpriester geen overtreding/misdrijf is tegen het heiligdom en dat hij nooit heeft gehoord van iemand die werd gedwongen tot het priesterschap. Daarnaast wordt in het EASO-rapport verwezen naar een citaat van een professor van de Universiteit van Londen die heeft verklaard dat zijn onderzoek aangeeft dat er geen consequenties zijn voor iemand die de positie van hoofdpriester weigert. Twee andere professoren spreken tijdens de interviews wel over consequenties, maar zij spreken daarbij alleen over de angst voor boosheid van de goden van de mensen die daarin geloven. Zo heeft de antropologieprofessor van het Franklin & Marshall College, waar eiser naar verwijst, verklaard dat christenen al sinds het midden van de 19e eeuw rollen binnen de heiligdommen weigeren, en dat vroeger iemand nog wel gedwongen werd, maar hij zegt ook dat vandaag de dag mensen vooral zweren dat de goden de personen die weigeren zullen straffen. De antropologieprofessor van de Universiteit van Southern Illionois heeft verder verklaard dat het in sommige gemeenschappen een groot probleem kan zijn als iemand de rol weigert en dat mensen geloven dat de weigeraar daarmee de woede van de goden over zichzelf afroept. Deze twee professoren benoemen verder geen concrete gevolgen of situaties en spreken ook niet over geweld en bedreigingen als gevolg van de weigering. Verweerder heeft daarom niet ten onrechte overwogen dat uit openbare bronnen niet blijkt van consequenties, behalve eventuele angst voor boosheid van de hogere geesten als je daarin gelooft.
16. De verwijzing van eiser naar een verhaal op een forum van een persoon die wel slachtoffer is geworden van bedreigingen en geweld na het weigeren van de priesterrol maakt niet dat daarom niet van de algemene informatie uit het EASO-rapport kan worden uitgegaan. Op het forum worden enkel de ervaringen van één persoon beschreven. Daarmee is deze informatie niet afkomstig uit een objectieve en verifieerbare bron. De verklaring van eiser dat hij door de familie van zijn vader is bedreigd en dat zij hem hebben mishandeld komt daarom niet overeen met de algemene informatie die beschikbaar is. Verweerder heeft zich dus niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij problemen heeft gehad met zijn familie als gevolg van het weigeren van de priesterrol.
-
De terugkeer naar het dorp
17. Tot slot heeft verweerder niet ten onrechte gesteld dat de gedragingen van eiser na het weigeren van de priesterrol ongerijmd zijn. Niet valt in te zien dat eiser terugkeert naar zijn dorp om spullen op te halen terwijl de familie met wie hij problemen heeft als gevolg van het weigeren van de rol van hoofdpriester in dat dorp wonen. Verweerder heeft niet ten onrechte overwogen dat dit afbreuk doet aan de geloofwaardigheid van de verklaring van eiser. Dat het volgens eiser ging om spullen van emotionele waarde doet daar niet aan af, omdat eiser ook heeft verklaard dat hij vreesde dat hij door de familie zou worden gedood. In dat geval is niet ten onrechte ongerijmd geacht dat eiser ondanks de vrees voor zijn leven het risico neemt om spullen met emotionele waarde uit het dorp op te halen.
-
De documenten van de ziekenhuisopname
18. Voor zover eiser in beroep stelt dat verweerder ten onrechte aan hem tegenwerpt dat hij geen documenten heeft overgelegd van zijn ziekenhuisopname, behoeft deze beroepsgrond geen nadere bespreking. Uit het bestreden besluit blijkt namelijk dat verweerder het gebrek aan documenten van zijn ziekenhuisopname niet in het nadeel van eiser heeft meegewogen bij de geloofwaardigheidsbeoordeling.
-
De psychische klachten van eiser
19. Eiser stelt dat hij vanwege medische klachten in de war was tijdens de gehoren en dat het daarom voor eiser moeilijk was om coherent te verklaren. Eiser heeft voor zijn klachten nog steeds medische begeleiding. Ook de gemachtigde van eiser heeft deze klachten bij hem waargenomen. Verweerder heeft volgens eiser onvoldoende rekening gehouden met deze klachten bij de beoordeling van de geloofwaardigheid.
20. De rechtbank begrijpt het standpunt van eiser, na toelichting op zitting, zo dat eiser als gevolg van de klachten moeite had met het coherent verklaren en dat verweerder daarom bij de beoordeling niet teveel gewicht moet toekennen aan kleine tegenstrijdigheden nu deze mogelijk zijn veroorzaakt door de klachten van eiser. Deze beroepsgrond slaagt niet. Verweerder hoefde geen rekening te houden met de psychische klachten van eiser nu eiser deze klachten niet aannemelijk heeft gemaakt. Er zitten in het dossier van eiser namelijk geen medische stukken waaruit deze klachten blijken. Het is daarom onduidelijk wat voor klachten eiser zou hebben en hoe deze zijn mogelijkheden om coherent te verklaren beïnvloeden. Ook in het FMMU-advies (advies van de Forensisch Medische Maatschappij Utrecht) zijn geen beperkingen en klachten benoemd die relevant kunnen zijn voor het horen en beslissen. Weliswaar heeft de gemachtigde van eiser in de correcties en aanvullingen op het aanmeldgehoor melding gemaakt van klachten die eiser zou hebben als gevolg van een verkeersongeluk in Italië, maar eiser heeft in het nader gehoor zelf aangegeven dat hij geen klachten meer ervaart.Bovendien kan de rechtbank verweerder ook volgen in het ter zitting ingenomen standpunt dat als er al psychische klachten zouden zijn, er geen sprake is van kleine tegenstrijdigheden. Eiser heeft, zoals hiervoor is overwogen, immers niet coherent verklaard op meerdere essentiële onderdelen van zijn asielrelaas.
21. Eiser stelt tot slot dat verweerder in het kader van de zorgvuldigheid de gemelde littekens van eiser had moeten betrekken bij de geloofwaardigheidsbeoordeling. Eiser heeft littekens overgehouden aan de aanval in Nigeria. Eiser is hier niet specifiek naar gevraagd en door zijn gemoedstoestand is hij er zelf niet over begonnen. Eiser heeft zijn littekens wel benoemd bij het FMMU-onderzoek.
22. De rechtbank begrijpt het standpunt van eiser, na toelichting ter zitting, zo dat eiser niet stelt dat verweerder verplicht was om onderzoek te doen naar deze littekens, maar dat verweerder deze wel had moeten betrekken bij de geloofwaardigheidsbeoordeling. Deze beroepsgrond slaagt niet. Verweerder kan littekens alleen betrekken bij zijn beoordeling als die zijn onderzocht tijdens een forensisch medisch onderzoek waarbij een oordeel is gegeven over het verband tussen de littekens en de gebeurtenissen in het land van herkomst waarover de vreemdeling heeft verklaard. Alleen dan kunnen de littekens bij de geloofwaardigheidsbeoordeling in het voordeel van eiser meewegen. Dergelijk onderzoek is niet verricht en eiser heeft ook niet betoogd dat verweerder in zijn geval gehouden was dit onderzoek te verrichten. Verweerder was om die reden ook niet gehouden de littekens, zonder dat daarnaar onderzoek is gedaan, te betrekken bij de geloofwaardigheidsbeoordeling.
23. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat verweerder eisers problemen met de familie van zijn vaderskant vanwege zijn weigering om de juju hoofdpriesterrol van zijn vader over te nemen niet ten onrechte ongeloofwaardig heeft geacht. De beroepsgronden van eiser over de geloofwaardigheidsbeoordeling in het bestreden besluit slagen niet.
De afgeleide asielvergunning
24. Eiser heeft daarnaast aangevoerd dat hij is gehuwd met [naam] en dat zij samen twee kinderen hebben. Ook zijn vrouw heeft een asielvergunning aangevraagd. Verweerder heeft in het bestreden besluit ten onrechte niet beoordeeld of eiser een afgeleide asielvergunning kon krijgen op grond van de asielaanvraag van zijn echtgenote en de kinderen. Eiser betoogt dat verweerder daarmee onzorgvuldig heeft gehandeld.
25. Deze beroepsgrond slaagt niet. Tijdens de zitting is gebleken dat ook de asielaanvraag van de echtgenote van eiser is afgewezen. Deze asielaanvraag kan daarom geen grond vormen om aan eiser een afgeleide asielvergunning te verlenen. Daarvoor is vereist dat een gezinslid beschikt over een verblijfsvergunning asiel en daarvan is hier geen sprake.