ECLI:NL:RBDHA:2023:10492
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening asielaanvraag wegens verantwoordelijkheid Zwitserland
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 12 juli 2023 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van een asielaanvraag. De verzoeker, wiens naam niet is vermeld, had tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid beroep ingesteld. Dit besluit, genomen op 15 mei 2023, hield in dat de asielaanvraag van verzoeker niet in behandeling werd genomen, omdat Zwitserland verantwoordelijk zou zijn voor de behandeling van de aanvraag.
De voorzieningenrechter heeft op basis van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. Tijdens de behandeling van de zaak is gebleken dat er op dezelfde dag een uitspraak is gedaan in een andere zaak (zaaknummer NL23.14601) die betrekking heeft op het beroep van verzoeker. Hierdoor was de noodzaak voor een voorlopige voorziening niet meer aanwezig, en heeft de voorzieningenrechter het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen.
De uitspraak is gedaan door mr. K.M. de Jager, in aanwezigheid van mr. S.S. van der Velde als griffier. De uitspraak is openbaar gemaakt via een geanonimiseerde publicatie op de website van de Rechtspraak. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open, wat betekent dat de beslissing van de voorzieningenrechter definitief is.