ECLI:NL:RBDHA:2023:1049

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
25 januari 2023
Publicatiedatum
2 februari 2023
Zaaknummer
22_577
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Naheffingsaanslag motorrijtuigenbelasting en verzuimboete bij niet bevestigde handelaarskentekenplaat

Op 25 januari 2023 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak betreffende een naheffingsaanslag motorrijtuigenbelasting en een verzuimboete opgelegd aan eiser. Eiser, houder van een handelaarskenteken, ontving een naheffingsaanslag van € 432 en een verzuimboete van € 432, omdat bij een controle op 6 juli 2021 was vastgesteld dat de handelaarskentekenplaat aan de voorzijde van zijn auto niet was bevestigd. De rechtbank oordeelde dat de naheffingsaanslag terecht was opgelegd, maar dat de periode waarover was nageheven, te lang was. De rechtbank besloot de naheffingsaanslag te verlagen tot € 324, omdat eiser niet gedurende het gehele naheffingstijdvak over het handelaarskenteken beschikte. De rechtbank overwoog dat de omstandigheden van het geval aanleiding gaven om de verzuimboete te matigen tot 50%, wat resulteerde in een boete van € 162. Eiser had verklaard dat de kentekenplaat tijdens een proefrit was gevallen en dat hij deze op het dashboard had gelegd om deze niet opnieuw te verliezen. De rechtbank concludeerde dat eiser verantwoordelijk was voor de correcte bevestiging van de handelaarskentekenplaten, maar dat er geen sprake was van opzet of grove schuld. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond, vernietigde de bestreden uitspraak op bezwaar, en droeg de verweerder op het betaalde griffierecht van € 50 aan eiser te vergoeden.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Team belastingrecht
zaaknummer: SGR 22/577

proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van25 januari 2023 in de zaak tussen

[eiser], wonende te [woonplaats], eiser,

en

de inspecteur van de Belastingdienst, verweerder.

De bestreden uitspraak op bezwaar

De uitspraak van verweerder van 14 december 2021 op het bezwaar van eiser tegen de naheffingsaanslag motorrijtuigenbelasting van € 432 (de naheffingsaanslag) en de daarbij opgelegde verzuimboete van € 432 (de verzuimboete).

Zitting

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 11 januari 2023.
Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn echtgenote. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door [naam].

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de bestreden uitspraak op bezwaar;
- vermindert de naheffingsaanslag tot een bedrag van € 324;
- stelt de boete vast op € 162;
- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van de vernietigde bestreden uitspraak op bezwaar;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 50 aan eiser te vergoeden.

Overwegingen

1. Eiser is blijkens de kentekenregistratie vanaf 13 oktober 2020 tot en met
1 december 2021 houder van een handelaarskenteken. In de bedrijfsvoorraad van zijn onderneming heeft eiser van 17 april 2021 tot en met 22 september 2021 een Volkswagen, type Polo met het kenteken [kenteken] (de auto) opgenomen.
2. Op 6 juli 2021 om 12.33 uur is bij een controle op de Vreeslustweg geconstateerd dat met de auto gebruik is gemaakt van de openbare weg. Naar aanleiding hiervan zijn de naheffingsaanslag en de verzuimboete opgelegd.
3. In geschil is of de naheffingsaanslag en de verzuimboete terecht zijn opgelegd.
4. Eiser stelt dat tijdens een proefrit de handelaarskentekenplaat van de voorkant van de auto is gevallen. Na het gehoor van getoeter is eiser uit de auto gestapt om die kentekenplaat op te rapen en heeft hij deze op het dashboard gelegd zodat hij hem niet nogmaals zou verliezen. Hij is daarna direct teruggereden naar de garage om de handelaarskentekenplaat weer aan de voorkant van de auto te bevestigen. De handelaarskentekenplaat aan de achterkant van de auto was tijdens de proefrit wel op de juiste plaats bevestigd.
De naheffingsaanslag
5. Voor auto’s die tot de bedrijfsvoorraad horen, kent de Wet op de motorrijtuigenbelasting 1994 (Wet MRB) de zogenoemde handelaarsregeling. De motorrijtuigenbelasting wordt daarbij niet geheven voor het houden van een motorrijtuig, maar voor handelaarskenteken. [1] Voor toepassing van de handelaarsregeling moet worden voldaan aan de daaraan gestelde voorwaarden [2] (de voorwaarden). Volgens de voorwaarden moet bij het gebruik van een auto die tot de bedrijfsvoorraad behoort het handelaarskenteken worden gebruikt [3] en moeten de handelaarskentekenplaten daarbij op de daartoe bestemde plaats zijn aangebracht aan de voor- en de achterkant van de auto. [4]
6. Als met een auto uit een bedrijfsvoorraad gebruik wordt gemaakt van de openbare weg zonder dat is voldaan aan de voorwaarden, kan de motorrijtuigenbelasting worden nageheven.
7. Tussen partijen is niet in geschil dat de auto op het moment van de controle behoorde tot de bedrijfsvoorraad van de onderneming van eiser en dat de handelaarskentekenplaat toen niet was bevestigd aan de voorkant van de auto. De naheffingsaanslag is daarom terecht opgelegd.
Tijdvak waarover is nageheven
8. Het tijdvak waarover wordt nageheven beslaat vier aaneengesloten tijdvakken van drie maanden waarbij het laatste tijdvak het tijdvak is waarin is vastgesteld dat met de auto gebruik is gemaakt van de openbare weg. [5] De naheffingsaanslag is daarom opgelegd over het tijdvak 7 juli 2021 tot en met 6 juli 2021. De reden voor dat lange naheffingstijdvak ligt in het voorkomen van misbruik van de handelaarsregeling. De Hoge Raad heeft in zijn arrest van 19 december 2014 [6] overwogen dat daarom ook kan worden nageheven over de periode voorafgaand aan het tijdstip dat een auto tot de bedrijfsvoorraad is gaan behoren, omdat ook in die periode sprake kan zijn van het schenden van de voorwaarden omdat bijvoorbeeld gebruik wordt gemaakt van een andere tot de bedrijfsvoorraad behorende auto.
9. Eiser heeft de handelaarskentekenplaten echter pas sinds 13 oktober 2020 en gesteld noch gebleken is dat hij voor die datum ook over handelaarskentekenplaten beschikte. De rechtbank merkt hierbij op dat eiser onweersproken heeft gesteld dat hij pas in de loop van 2020 met zijn bedrijf is begonnen. Van misbruik van de voorwaarden kan in de periode 7 juli 2020 tot en met 12 oktober 2020 dan ook per definitie geen sprake zijn. Dat betekent dat de naheffingsaanslag in dit geval berekend had moet worden over het tijdvak
7 november 2020 tot en met 6 juli 2021. De naheffingsaanslag dient daarom te worden verminderd naar een bedrag van € 324 (zijnde ¾ deel van het totaal van de naheffingsaanslag).
De verzuimboete
10. De inspecteur kan vanwege het gebruik van de weg met een auto waarvan de handelaarskentekenplaten niet op de juiste plek zijn bevestigd, een verzuimboete opleggen van maximaal 100%. [7] Wanneer de belastingplichtige geen enkel verwijt kan worden gemaakt dat hij de verschuldigde belasting niet heeft betaald en dus sprake is van afwezigheid van alle schuld, wordt de verzuimboete niet opgelegd. [8]
11. De rechtbank stelt voorop dat eiser er voor verantwoordelijk is dat de handelaarskentekenplaten deugdelijk zijn bevestigd aan de auto. Dat eiser de kentekenplaat onderweg is verloren, kan hem dan ook worden aangerekend. Eiser heeft verklaard dat hij de handelaarskentekenplaat, nadat deze van de auto was gevallen, achter de voorruit heeft gelegd om zo alsnog het kenteken zichtbaar te houden, dat hij als startende ondernemer op dat moment niet wist dat dit onvoldoende was voor de toepassing van de handelaarsregeling en dat het nooit zijn bedoeling was om zonder de handelaarskentekenplaat met de auto te rijden. De rechtbank ziet in die omstandigheden van dit geval grond een boete van 50% als passend en geboden te beschouwen en stelt de boete op de voet van artikel 8:72a van de Algemene wet bestuursrecht vast op € 162 (50% van € 324).
12. Gelet op wat hiervoor is overwogen, is het beroep ongegrond verklaard.
13. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.J. Ebbeling, rechter, in aanwezigheid van
mr. A.C. van Essen, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
25 januari 2023.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na verzending hoger beroep instellen bij het gerechtshof Den Haag (team belastingrecht), Postbus 20302,
2500 EH Den Haag.

Voetnoten

1.Artikel 1, tweede lid, van de Wet MRB.
2.Artikel 37, derde lid, van de Wegenverkeerswet 1994 in samenhang met artikel 3 van het Uitvoeringsbesluit motorrijtuigenbelasting 1994.
3.Artikel 37, derde lid, van de Wegenverkeerswet 1994 en artikel 44, vierde lid, van het Kentekenreglement.
4.Artikel 7, eerste lid, van de Regeling kentekens en kentekenplaten.
5.Artikel 35 van de Wet op de motorrijtuigenbelasting 1994.
6.ECLI:NL:HR:3614.
7.Artikel 70 en 69 van de Wet op de motorrijtuigenbelasting 1994 in samenhang met artikel 67c van de Algemene wet inzake rijksbelastingen en paragraaf 34 van het Besluit Bestuurlijke Boeten Belastingdienst.
8.Paragraaf 4 Besluit Bestuurlijke Boeten Belastingdienst.