ECLI:NL:RBDHA:2023:10481

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
19 juli 2023
Publicatiedatum
18 juli 2023
Zaaknummer
09-322498-21
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Doodslag met beroep op noodweer in de zaak tegen verdachte te 's-Gravenhage

Op 19 juli 2023 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van doodslag op [slachtoffer] op of omstreeks 29 en/of 30 november 2021 te 's-Gravenhage. De verdachte, geboren in 1973 en zonder bekende woon- of verblijfplaats, heeft tijdens de zitting verklaard dat hij zich verdedigde tegen een gewelddadige aanval van [slachtoffer], die onder invloed van cocaïne was en hem aanviel met een hond. De rechtbank heeft het onderzoek ter terechtzitting gehouden op verschillende data, waarbij de officier van justitie, mr. M.C. Stolk, de bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde heeft gevorderd, terwijl de verdediging vrijspraak heeft bepleit.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte [slachtoffer] meermalen met een mes heeft gestoken, wat leidde tot de dood van [slachtoffer] door fors bloedverlies ten gevolge van talrijke steek- en snijletsels. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de verdachte handelde uit noodweer, aangezien hij zich in een situatie bevond waarin hij zich niet kon onttrekken aan de aanval van [slachtoffer]. De rechtbank heeft de verdachte daarom ontslagen van alle rechtsvervolging, en de vorderingen van de benadeelde partijen zijn niet-ontvankelijk verklaard.

De uitspraak benadrukt de omstandigheden waaronder de verdachte handelde en de noodzaak van zelfverdediging in een acute situatie van geweld. De rechtbank heeft de verklaringen van de verdachte en getuigen als consistent en geloofwaardig beoordeeld, wat heeft geleid tot de conclusie dat de verdachte niet strafbaar is voor het bewezen verklaarde feit.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummer: 09/322498-21
Datum uitspraak: 19 juli 2023
Tegenspraak
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag] 1973 te [geboorteplaats 1] ,
zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande,
[verblijfsadres] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden op de terechtzittingen van 10 maart 2022, 12 juli 2022 en 7 september 2022 (alle pro forma) en 5 juli 2023 (inhoudelijke behandeling).
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. M.C. Stolk en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsman mr. I.A. van Straalen naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 29 en/of 30 november 2021 te 's-Gravenhage [slachtoffer] opzettelijk van het leven heeft beroofd, door de keel/hals van [slachtoffer] dicht te drukken en/of [slachtoffer] meermalen met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp in de keel/hals/nek en/of het bovenlichaam, althans de romp te steken en/of [slachtoffer] meermalen op/tegen het hoofd te slaan/stompen;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 29 en/of 30 november 2021 te 's-Gravenhage ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven, de keel/hals heeft dichtgeknepen van [slachtoffer] en/of meermalen met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, [slachtoffer] in de keel/nek/hals en/of het bovenlichaam, althans de romp heeft gestoken en/of [slachtoffer] meermalen op/tegen het hoofd heeft geslagen/gestompt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.

3.De bewijsbeslissing

3.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde.
3.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft namens de verdachte vrijspraak van het primair ten laste gelegde bepleit en heeft zich met betrekking tot het subsidiair ten laste gelegde gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
3.3.
Gebruikte bewijsmiddelen
De rechtbank heeft hierna opgenomen de wettige bewijsmiddelen met de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden.
Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het [nummer] , van de politie eenheid Den Haag (doorgenummerd pagina 1 t/m 625).
1. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 30 november 2021, voor zover inhoudende (p. 11 - 12):
Op 29 november 2021, was ik, [verbalisant] , belast met de noodhulpsurveillance. Ik kwam als eerste ter plaatste bij [locatie] te ‘s-Gravenhage. Ik zag dat het slachtoffer een man betrof. Ik zag dat hij op zijn rug lag. Ik zag dat zijn gezicht onder het bloed zat. Ik hoorde van de arts dat het slachtoffer niet meer te redden was en overleden was.
2. Een geschrift, te weten een rapport van het forensisch pathologisch onderzoek naar aanleiding van een mogelijk niet-natuurlijke aard van overlijden, d.d. 20 juli 2022 opgesteld door [naam] , voor zover inhoudende (p. 1 – 32):
Overledene
[slachtoffer]
[geboortedatum]
[geboorteplaats 2]
Bovengenoemde persoon is overleden te [locatie] in 's-Gravenhage op 30 november 2021.
Ten aanzien van de letsels
Er waren aan het lichaam zeer talrijke letsels. Er waren tekenen van fors
bloedverlies.
- Er waren zeer talrijke oppervlakkige snij- en krasletsels aan met name het
hoofd (inclusief de achterzijde van het hoofd en de nek), aan de hals, aan de
romp en aan de armen (sub A en B10-a). Met name de letsels aan de
onderarmen zouden goed kunnen passen bij zogenaamd afweerletsel.
- Er waren meerdere steekletsels, vrijwel allemaal zeer oppervlakkig, aan met
name het hoofd, aan de hals, aan de romp (inclusief in mindere mate de
rug) en aan de armen (sub A en B10-b). De steekletsels toonden deels een
aspect zoals kan passen bij oplevering door één of meerdere (tenminste
gedeeltelijke) eenzijdig snijdende voorwerpen. Er waren bij sectie zeer lichte
aanwijzingen van een mogelijke (gedeeltelijke) kartelrand aan het
toebrengend voorwerp.
- In de hals waren 3 dieper reikende steekkanalen (zonder schade aan (grote)
aders of slagaders), waarvan één reikend tot in de mond-/keelholte, met
bloed en bloederig vocht in de luchtwegen en in de longen een aspect zoals
van inademen van bloed.
- Er waren linksachter aan de borstkas en aan de rechterflank 2 steekletsels
die dieper verliepen, met respectievelijk een eindpunt in beschadiging van
de buitenkant van de 9de rib links en een eindpunt in de rechterborstholte
met een doorsteek doorheen de 4de rib rechts en oppervlakkige schade aan
2 kwabben van de rechterlong.
Conclusie
- Bij forensisch pathologisch onderzoek op het lichaam van [slachtoffer]
, 26 jaar oud geworden, wordt het overlijden verklaard door fors
bloedverlies ten gevolge van talrijke steek- en snijletsels bij een ziekelijk veranderde lever (met hierdoor mogelijk stoornissen van de normale bloedstolling) en door ernstige long- en ademhalingsfunctiestoornissen ten gevolge van steekletsels (en al zeker door de combinatie van deze 2).
3. Het proces-verbaal van verhoor, opgemaakt op 30 november 2021, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (p. 55-70):
Toen ik dat mes daar zag liggen heb ik dat mes gepakt. Ik zei: Jacco nu ga je weg. Hij zei tegen mij dat hij wegging en hij liep hij naar de deur. Daar draaide hij zich om en begon weer op me in te hakken. En die hond kwam op mij. Ik dacht ik moet iets doen. Toen heb ik hem gestoken. Hij bleef vechten en de hond bleef mij bijten. We waren aan het vechten en ik bleef hem steken.
3.4.
Bewijsoverwegingen
De verdachte heeft bekend dat hij het [slachtoffer] meermaals met een mes heeft gestoken. In het sectierapport dat is uitgebracht door arts en forensisch patholoog [naam] wordt geconcludeerd dat [slachtoffer] is overleden door fors bloedverlies ten gevolge van talrijke steek- en snijletsels bij een ziekelijk veranderde lever en door ernstige long- en ademhalingsfunctiestoornissen ten gevolge van steekletsels. De rechtbank is van oordeel dat het sectierapport op zorgvuldige wijze tot stand is gekomen en dat de conclusie van de deskundige wordt gedragen door een deugdelijke en inzichtelijke motivering. De deskundige is bij de rechter-commissaris gehoord en heeft daar de conclusies bevestigd. De conclusie die wordt getrokken door [naam] wordt in voldoende mate ondersteund in de bevindingen zoals neergelegd in het rapport. De rechtbank neemt die conclusie dan ook over en maakt die tot de hare. [slachtoffer] is aangetroffen met ongeveer 155 steekletsels verspreid over zijn lichaam. Naar het oordeel van de rechtbank blijkt uit de bewijsmiddelen genoegzaam dat [slachtoffer] is komen te overlijden door het letsel dat is toegebracht door het handelen van de verdachte. De rechtbank is met betrekking tot het primair ten laste gelegde feit van oordeel dat dit feit wettig en overtuigend is bewezen.
3.5.
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart ten laste van de verdachte bewezen dat:
hij omstreeks 29 november 2021 te 's-Gravenhage [slachtoffer] opzettelijk van het leven heeft beroofd, door [slachtoffer] meermalen met een mes, in de keel/hals/nek en het bovenlichaam, te steken.

4.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

4.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot ontslag van alle rechtsvervolging omdat er sprake was van noodweer.
4.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft ook bepleit dat de verdachte moet worden ontslagen van alle rechtsvervolging, omdat hem een beroep op noodweer toekomt.
4.3.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank overweegt dat uit het dossier en de verklaring van de verdachte ter terechtzitting het volgende is gebleken. [slachtoffer] was op bezoek bij de verdachte. Aanvankelijk leek alles vrij normaal te verlopen. Ze rookten cocaïne en dronken bier. [slachtoffer] ging zich op enig moment daarna vreemd en agressief gedragen richting de verdachte. [slachtoffer] zocht de confrontatie met hem en greep hem bij de keel, schold hem uit (‘kankerneger’) en sloeg hem meermalen. Daarnaast hitste [slachtoffer] zijn hond Smoke, een American Pocket Bully, tegen de verdachte op die verdachte vervolgens ook aanviel. De hond hing op enig moment aan de arm van de verdachte, waarop hij knielde zodat de hond dan ook op de grond zou komen en dus niet met zijn hele gewicht aan zijn arm zou hangen. Tegelijk trapte [slachtoffer] hem in de buik. Dat gebeurde voor het keukenblok van de verdachte die op dat moment een mes op het aanrecht zag liggen. Hij pakte dat mes. Eerst gebruikte de verdachte het mes als dreigmiddel om [slachtoffer] de woning uit te krijgen. [slachtoffer] leek de woning toen daadwerkelijk te verlaten, maar keerde bij de deur om en viel de verdachte opnieuw aan. In de vechtpartij die vervolgens ontstond in (met name) de gang voor de woning van de verdachte heeft de verdachte [slachtoffer] meermalen gestoken. Tijdens die vechtpartij zijn zij twee keer gevallen. Na de tweede keer is de verdachte terug gekropen naar zijn woning. Daar is hij door de politie bewusteloos aangetroffen.
De huidbeschadigingen aan de arm en romp van de verdachte, passen bij bijtwonden. DNA van de hond is bij die beschadigingen aangetroffen. Uit de medische verklaring blijkt voorts de verdachte bloed heeft geplast, hetgeen past op zijn verklaring dat hij in zijn buik is getrapt. Een MRI-scan toonde diverse zwellingen in zijn buikwand. Die zwellingen kunnen worden verklaard door stomp inwerkend geweld.
De rechtbank merkt voorts op dat de verdachte tijdens de verhoren, bij de reconstructie en ter zitting steeds zeer gedetailleerd en consistent heeft verklaard over hoe het bezoek van [slachtoffer] en het daarop volgende gevecht tussen hem en [slachtoffer] is verlopen.
Uit het dossier blijkt dat verschillende getuigen die regelmatig met [slachtoffer] omgingen verklaren dat [slachtoffer] zich onverwacht vreemd, kwaad, agressief en paranoïde ging gedragen als hij cocaïne had gerookt. De rechtbank ziet in deze verklaringen ondersteuning voor de verklaring van de verdachte met betrekking tot (de omslag in) het gedrag van [slachtoffer] .
Uit de risicoanalyse bijtincidenten die is opgemaakt met betrekking tot de hond Smoke blijkt dat het bijtrisico naar mensen van deze hond, als deze in opwinding komt bij tumult, schelden en schermutselingen, wordt ingeschat als zeer hoog.
De rechtbank stelt vast dat de confrontatie tussen [slachtoffer] en de verdachte heeft plaatsgevonden in een kleine ruimte. De verdachte bewoonde een eenkamerappartement met in die ene kamer zijn bed, twee banken en een keuken. Voor de verdachte was in die ruimte geen mogelijkheid zich aan de confrontatie met [slachtoffer] te onttrekken. Dat geldt des te meer voor het moment dat [slachtoffer] terugkeerde naar die ruimte, nadat hij aanvankelijk toen de verdachte het mes aan hem toonde, weg leek te gaan. [slachtoffer] bleek op dat moment niet gevoelig voor het feit dat de verdachte een mes had. In die situatie en dus pas nadat de verdachte [slachtoffer] zonder het gewenste resultaat had bedreigd met dat mes, heeft de verdachte dat mes gebruikt. De rechtbank acht de handelswijze van de verdachte, ondanks de dodelijke afloop, proportioneel. Daarbij betrekt de rechtbank dat de verdachte door de vechtpartij met [slachtoffer] zo was toegetakeld, dat hij niet bij bewustzijn was toen hij door de politie werd aangetroffen.
Gelet op al het voorgaande acht de rechtbank de verklaring van de verdachte over hetgeen is gebeurd op de bewuste avond aannemelijk geworden. Voor een succesvol beroep op noodweer is vereist dat sprake is van een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding van het eigen of een anders lijf, eerbaarheid of goed. Daarnaast dient de wijze van verdediging noodzakelijk te zijn. Van alle voornoemde elementen is naar het oordeel van de rechtbank in deze zaak sprake. De rechtbank volgt dan ook de officier van justitie en de raadsman in hun standpunt en acht het bewezen verklaarde niet strafbaar. De verdachte dient derhalve te worden ontslagen van alle rechtsvervolging.

5.De vordering van de benadeelde partij

De [benadeelde partij 1] , bijgestaan door zijn advocaat mr. S.M. Diekstra heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces en vordert een schadevergoeding van € 17.500,- te vermeerderen met de wettelijke rente. Dit bedrag bestaat uit aan immateriële schade.
De [benadeelde partij 2] , bijgestaan door haar advocaat mr. S.M. Diekstra heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces en vordert een schadevergoeding van € 17.500,- te vermeerderen met de wettelijke rente. Dit bedrag bestaat uit aan immateriële schade.
Omdat de verdachte zal worden ontslagen van alle rechtsvervolging voor het feit waaruit de schade zou zijn ontstaan, zal de rechtbank de benadeelde partijen niet-ontvankelijk verklaren in de vorderingen.

6. De beslissing

De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het primair ten laste gelegde feit heeft begaan, zoals hierboven onder 3.5 bewezen is verklaard en dat het bewezen verklaarde uitmaakt:
-
doodslag
ten aanzien van feit 1:
verklaart het bewezen verklaarde niet strafbaar en ontslaat de verdachte van alle rechtsvervolging;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
Benadeelde partijen
verklaart de [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 2] niet-ontvankelijk in de vordering;
veroordeelt de [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 2] in de kosten van de verdachte, tot op heden begroot op nihil;
Voorlopige hechtenis
heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte.
Dit vonnis is gewezen door
mr. M.T. Paulides. voorzitter.
mr. M.L. Harmsen, rechter,
mr. H.C.L. Vreugdenhil, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. C.E. Wiersma, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 19 juli 2023.