ECLI:NL:RBDHA:2023:10478

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
26 juni 2023
Publicatiedatum
17 juli 2023
Zaaknummer
C/09/646474 / JE RK 23-817
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de ondertoezichtstelling van minderjarigen in het kader van gezinsproblematiek en contactherstel met de moeder

Op 26 juni 2023 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Den Haag een beschikking gegeven over de verlenging van de ondertoezichtstelling van de minderjarigen [minderjarige01] en [minderjarige02]. De zaak betreft een verzoek van de gecertificeerde instelling, Stichting Jeugdbescherming West Zuid-Holland, om de ondertoezichtstelling te verlengen voor de duur van een jaar. Dit verzoek is gedaan omdat de zorgen over de opvoedsituatie van de kinderen nog steeds aanwezig zijn, met name door het gebrek aan contact met de moeder, wat een negatieve invloed heeft op hun ontwikkeling en welzijn. De moeder heeft weinig actie ondernomen om het contact te herstellen, en er is geen communicatie tussen de ouders, wat belangrijke beslissingen bemoeilijkt.

Tijdens de mondelinge behandeling op 26 juni 2023 zijn de kinderen apart gehoord door de kinderrechter. De vader van de kinderen is het oneens met de verlenging van de ondertoezichtstelling en stelt dat dit niet de oplossing biedt voor de problemen in de communicatie met de moeder. Hij pleit voor een andere aanpak die gericht is op contactherstel. De kinderrechter heeft de situatie beoordeeld en geconcludeerd dat de zorgen over de opvoedsituatie nog steeds bestaan en dat er behoefte is aan externe regie om de communicatie tussen de ouders te verbeteren.

De kinderrechter heeft besloten om de ondertoezichtstelling te verlengen, maar slechts voor een periode van zes maanden, in plaats van het jaar dat was verzocht. Dit is gedaan om ervoor te zorgen dat de hulpverlening voor de kinderen kan worden voortgezet en om te voorkomen dat de hulpverlening opnieuw moet worden gestaakt. De beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, met de mogelijkheid voor hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Familie- en Jeugdrecht
Zaaknummer: C/09/646474 / JE RK 23-817
Datum uitspraak: 26 juni 2023

Beschikking van de kinderrechter over een verlenging ondertoezichtstelling

in de zaak van

Stichting Jeugdbescherming west Zuid-Holland,

locatie Leiden, hierna te noemen de gecertificeerde instelling,
betreffende
-
[naam01], geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats01] ,
hierna te noemen bij zijn roepnaam [minderjarige01] ,
-
[naam02], geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats01] ,
hierna te noemen bij haar roepnaam [minderjarige02] ,
hierna samen te noemen: de kinderen.
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[naam03] ,

hierna te noemen de vader,
wonende te [woonplaats01] ,

[naam04] ,

hierna te noemen de moeder,
wonende te [woonplaats01] .

Het procesverloop

De kinderrechter heeft kennisgenomen van:
  • het verzoek met bijlagen van de gecertificeerde instelling van 25 april 2023, ingekomen bij de rechtbank op 25 april 2023;
  • de brief van de vader van 30 april 2023.
Op 26 juni 2023 heeft de kinderrechter de zaak tijdens de mondelinge behandeling met gesloten deuren behandeld. Daarbij zijn verschenen:
  • [naam05] namens de gecertificeerde instelling;
  • de vader.
De moeder is opgeroepen, maar niet verschenen.
Voorafgaand aan de zitting zijn [minderjarige01] en [minderjarige02] ook, apart van elkaar, door de kinderrechter gehoord. Zij hebben beiden ook brieven geschreven (d.d. 28 april 2023 en 29 april 2023).

De feiten

  • Het huwelijk van de vader en de moeder is door echtscheiding ontbonden.
  • De vader en de moeder zijn belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige01] en [minderjarige02] .
  • [minderjarige01] en [minderjarige02] wonen bij hun vader.
  • De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 30 juni 2022 [minderjarige01] en [minderjarige02] onder toezicht gesteld tot 30 juni 2023.

Het verzoek

De gecertificeerde instelling verzoekt de ondertoezichtstelling van [minderjarige01] en [minderjarige02] te verlengen voor de duur van een jaar, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
Aan het verzoek ligt ten grondslag dat de zorgen over de situatie waarin [minderjarige01] en [minderjarige02] opgroeien niet zijn weggenomen. Dit heeft er met name mee te maken dat zij nog steeds nauwelijks tot geen (positief) contact hebben met de moeder, wat invloed heeft op hun ontwikkeling en welzijn. De moeder onderneemt weinig actie om het contact – op een bestendige manier – te herstellen. Tussen de ouders onderling is er ook geen contact. Belangrijke beslissingen waar beide ouders toestemming voor moeten geven worden daardoor bemoeilijkt, bijvoorbeeld ten aanzien van diagnostiek voor [minderjarige02] . Onderliggend is sprake van een patroon binnen dit gezinssysteem, waarbij de opvattingen over wat er is gebeurd en de ideeën over de invulling van het ouderschap uiteenlopen. Er is externe regie en sturing nodig om dit bespreekbaar te maken en te kunnen doorbreken, waar het afgelopen jaar helaas te weinig voor is gedaan. De beperkte betrokkenheid van de gecertificeerde instelling heeft er mede toe geleid dat er onvoldoende is veranderd. Ondanks dat is het kader van de ondertoezichtstelling wel nog steeds noodzakelijk en doelmatig, in ieder geval om hulpverlening voor de kinderen op te starten (Coach25 en diagnostiek), een professioneel luisterend oor te bieden en het gesprek aan te gaan over de rol van de moeder in het gezin en de mogelijkheden tot contactherstel.

Het standpunt van de belanghebbende(n)

De vader is het oneens met de verzochte verlenging van de ondertoezichtstelling. Zijn ervaring is dat het kader van de ondertoezichtstelling de problemen in de communicatie met de moeder niet kan oplossen. Dat is eerder ook niet gelukt. De oplossing ligt volgens hem bij een aanpak en traject met de moeder. De vader staat open voor hulp en ondersteuning, ook voor het realiseren van contactherstel tussen de moeder en de kinderen, maar vindt de ondertoezichtstelling te ingrijpend en niet het geëigende middel daarvoor. Bovendien is er het afgelopen jaar nauwelijks iets gebeurd in dat kader, behalve een enkele keer voor het verlenen van vervangende toestemming. Hoewel dat helpend en in het belang van de kinderen was, zou de ondertoezichtstelling er niet toe moeten dienen de toestemming en verantwoordelijkheid van de moeder te (blijven) vervangen.

De beoordeling

De kinderrechter overweegt dat een groot deel van de zorgen over de opvoedsituatie en de invloed daarvan op de ontwikkeling van [minderjarige01] en [minderjarige02] - op dit moment en op lange termijn - onverminderd aanwezig zijn. Dit komt omdat er ten aanzien van de beschadigde band tussen de moeder en de kinderen (evenals tussen de moeder en de vader) weinig is veranderd.
De kinderrechter heeft gelezen en gehoord dat de kinderen moeite hebben met de manier waarop de moeder omgaat met deze situatie, door niet van zich te laten horen of juist op een onverwachte manier te reageren. Dit zorgt voor verwarring en spanning. Ook is gebleken dat de hulp die nodig is om de zorgen te doen wegnemen onvoldoende wordt geaccepteerd door de moeder als ouder met gezag. De hulp die men nu voor ogen heeft is gericht op het versterken van de weerbaarheid van de kinderen en te leren omgaan met de situatie door er met iemand over te kunnen praten. Ten aanzien van [minderjarige02] zal worden onderzocht of sprake is van autisme gerelateerde problematiek. Gelet op het voorgaande is de kinderrechter van oordeel dat aan de gronden voor een ondertoezichtstelling voldaan.
De kinderrechter heeft afgewogen of de ondertoezichtstelling nog positief kan bijdragen aan het verbeteren van de situatie en of de maatregel dus nog proportioneel is. Daarbij weegt de kinderrechter mee dat er tijdens een eerdere periode waarin de kinderen onder toezicht zijn gesteld al veel is geprobeerd. Toen is het de ouders wel gelukt om afspraken te maken, maar zijn onderliggende problemen – die nu weer opspelen – niet opgelost. Ook speelt mee dat er over de inzet en het handelen van de vader geen zorgen bestaan, maar het de moeder is die kennelijk moeilijk kan worden bereikt. De kinderrechter is van oordeel dat er nog een taak voor de gecertificeerde instelling ligt om de moeder te betrekken en aan te spreken op haar rol en plichten als gezaghebbende ouder, om proberen te komen tot begrip en verandering. Als dat niet lukt dan is het van belang dat er afspraken worden gemaakt over hoe om te gaan met de afwezigheid van de moeder en wat er nodig is op het moment dat de kinderen of de moeder wel contact willen zoeken. De gecertificeerde instelling moet daar, in tegenstelling tot het voorgaande jaar, actief mee aan de slag. Ook is van belang dat de recent opgestarte hulpverlening zorgvuldig wordt overgedragen naar een partij die regie daarover kan voeren. Voorkomen moet worden dat de hulpverleningstrajecten opnieuw moeten worden gestaakt, aangezien de kinderen daar al lange tijd op hebben gewacht. De periode van zes maanden acht de kinderrechter daarvoor passend.
Dit betekent dat de kinderrechter het verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling zal toewijzen voor de duur van zes maanden en zal afwijzen voor de overige verzochte duur.

De beslissing

De kinderrechter:
verlengt de ondertoezichtstelling van [minderjarige01] en [minderjarige02] tot 30 december 2023;
wijst het overige af.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 26 juni 2023 door mr. E.J. Stalenberg, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. S.T. Viezee als griffier.
De schriftelijke uitwerking is vastgesteld op 17 juli 2023.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.