ECLI:NL:RBDHA:2023:10476

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
26 juni 2023
Publicatiedatum
17 juli 2023
Zaaknummer
C/09/647110 / JE RK 23-922
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling van minderjarigen in het kader van gezinshereniging en veiligheid

Op 26 juni 2023 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak betreffende de ondertoezichtstelling van twee minderjarigen, [minderjarige01] en [minderjarige02]. De gecertificeerde instelling had verzocht om verlenging van de ondertoezichtstelling voor een jaar, omdat de zorgen over de ontwikkeling en het welzijn van de kinderen nog onvoldoende waren weggenomen. De vader van de kinderen had eerder een gewelddadig incident meegemaakt, wat leidde tot een contactbreuk tussen hem en de kinderen. De moeder voerde verweer tegen de verlenging van de ondertoezichtstelling, stellende dat de vader niet voldeed aan de voorwaarden voor contactherstel en dat de kinderen nu rust nodig hadden.

De kinderrechter overwoog dat de zorgen over de veiligheid en het welzijn van de kinderen onverminderd aanwezig waren, vooral na het geweldsincident. Hoewel de ondertoezichtstelling oorspronkelijk gericht was op contactherstel, was het ook bedoeld om de kinderen te ondersteunen en de opvoedvaardigheden van de vader te verbeteren. De kinderrechter concludeerde dat de vader niet voldoende hulp accepteerde en dat er geen draagvlak meer was voor contactherstel. Gezien de huidige omstandigheden was de kinderrechter van oordeel dat de inbreuk op het leven van de moeder en de kinderen niet langer gerechtvaardigd was.

Daarom werd het verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling afgewezen. De kinderrechter benadrukte dat de ouders de mogelijkheid hebben om de zorgregeling te laten wijzigen door de rechtbank, maar dat de huidige situatie niet veranderde. De beslissing werd mondeling gegeven en op schrift gesteld op 17 juli 2023.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Familie- en Jeugdrecht
Zaaknummer: C/09/647110 / JE RK 23-922
Datum uitspraak: 26 juni 2023

Beschikking van de kinderrechter

Afwijzing verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling

in de zaak van

Stichting Jeugdbescherming west Zuid-Holland,

locatie Leiden, hierna te noemen de gecertificeerde instelling,
betreffende
-
[naam01], geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats01] ,
hierna te noemen [minderjarige01] ,
-
[naam02], geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats01] ,
hierna te noemen [minderjarige02] ,
hierna samen te noemen: de kinderen.
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[naam03] ,

hierna te noemen: de moeder,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat: mr. T. Dreiling, te [vestigingsplaats] ,

[naam04] ,

hierna te noemen: de vader,
wonende te [woonplaats01] .

Het procesverloop

De kinderrechter heeft kennisgenomen van:
  • het verzoekschrift met bijlagen, ingekomen op 10 mei 2023;
  • het verweerschrift met bijlage van de moeder, ingekomen op 26 mei 2023;
  • het nagezonden gezinsplan, ingekomen op 14 juni 2023.
Op 26 juni 2023 heeft de kinderrechter de zaak tijdens de mondelinge behandeling met gesloten deuren behandeld. Daarbij zijn verschenen:
  • [naam05] namens de gecertificeerde instelling;
  • de moeder, bijgestaan door haar advocaat.
De vader is opgeroepen, maar niet ter zitting verschenen.

De feiten

  • De vader en de moeder zijn belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige01] .
  • De moeder is belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige02] . De vader heeft [minderjarige02] erkend.
  • [minderjarige01] en [minderjarige02] wonen bij de moeder.
  • De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 13 januari 2023 de ondertoezichtstelling van [minderjarige01] en [minderjarige02] verlengd tot 16 juli 2023.

Het verzoek

De gecertificeerde instelling verzoekt de ondertoezichtstelling van [minderjarige01] en [minderjarige02] te verlengen voor de duur van een jaar, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
Aan het verzoek ligt ten grondslag dat de zorgen over de ontwikkeling en het welzijn van [minderjarige01] en [minderjarige02] nog onvoldoende zijn weggenomen. De zorgen hierover zijn gelegen in de mogelijkheden van de vader om de veiligheid van de kinderen te waarborgen. Geruime tijd is gewerkt aan contactherstel tussen de vader en de kinderen. Bij beschikking van 30 januari 2020 is bepaald dat de regie hierover is belegd bij de gecertificeerde instelling. Tot maart 2023 werd de contactregeling uitgebreid met als doel het contact met ondersteuning vanuit het netwerk bij de vader thuis te laten plaatsvinden om de ondertoezichtstelling op termijn te kunnen afsluiten. Na het eerste contactmoment zonder professionele begeleiding erbij heeft echter een heftig geweldsincident plaatsgevonden tussen de vader en zijn vriendin, waarvoor de vader strafrechtelijk wordt vervolgd. Dit heeft (opnieuw) gevoelens van angst en nare herinneringen bij de kinderen opgeroepen en de contactregeling is gestopt.
Ter zitting is toegelicht dat er recent overleg heeft plaatsgevonden met, onder andere, beide ouders over de vraag hoe het nu verder moet. Gebleken is dat er onvoldoende draagvlak is om de door het netwerk begeleide contact te hervatten. Gebleken is ook dat de spanning bij de vader hoog oploopt. Uit de manier waarop hij met de situatie omgaat en zijn weerstand tegen het accepteren van passende hulp voor agressieproblematiek, maakt de gecertificeerde instelling op dat de risicofactoren voor het realiseren van contactherstel tussen de vader en de kinderen onverminderd aanwezig zijn. De gecertificeerde instelling wil daarom op korte termijn eerst intern bespreken of zij hun visie op het contact tussen de vader en de kinderen willen herzien.

Het standpunt van de belanghebbende(n)

Door en namens de moeder is verweer gevoerd. Zij vindt dat de ondertoezichtstelling, en daarmee de inmenging in haar privé- en gezinsleven, niet meer gerechtvaardigd is om (opnieuw) contactherstel tussen de vader en de kinderen te realiseren. De vader heeft volgens de moeder genoeg kansen gehad om verbetering te laten zien, ondanks dat hij niet voldeed aan de voorwaarde dat hij therapie zou volgen. Nu is het opnieuw misgegaan. De zorgen over de kinderen zijn dus enkel terug te voeren op onbehandelde en nog steeds aanwezige agressieproblemen van de vader. De moeder wenst nu rust voor de kinderen en zichzelf. Aangezien de ondertoezichtstelling alleen is gericht op het realiseren van contact tussen de vader en de kinderen gelden, volgens de Hoge Raad, hogere eisen waar in dit geval niet (meer) aan wordt voldaan.

De beoordeling

De kinderrechter overweegt dat de zorgen over het handelen van de vader en de invloed daarvan op de veiligheid en het welzijn van de kinderen onverminderd aanwezig zijn, dan wel zijn vergroot door het geweldsincident. In die zin is de ontwikkelingsbedreiging van [minderjarige01] en [minderjarige02] nog steeds aanwezig. Hoewel de ondertoezichtstelling voornamelijk gericht is geweest op het realiseren van contactherstel tussen de vader en de kinderen, is de kinderrechter van oordeel dat het hier niet gaat om een zogenaamde omgangs-ondertoezichtstelling, zoals door de moeder is gesteld. De oorzaak van de contactbreuk was gelegen in zorgen over de veiligheid van de kinderen bij de vader en incidenten. Behalve het contactherstel was de ondertoezichtstelling ook gericht op het ondersteunen van de kinderen bij het verwerken van gebeurtenissen en het versterken van de opvoedvaardigheden van de vader, zodat weer een positieve band tussen hen zou ontstaan, hetgeen in het belang van de kinderen is. De kinderrechter is ook van oordeel dat de hulp die nodig is om de zorgen te doen wegnemen onvoldoende wordt geaccepteerd door de vader. Aan de voorwaarde dat hij behandeling zou volgen voor persoonlijke problematiek, om zo beter beschikbaar te kunnen zijn voor de kinderen, heeft hij immers de afgelopen jaren niet voldaan. De moeder geeft nu ook aan niet meer te willen meewerken aan contactherstel. Gelet op het voorgaande is in beginsel voldaan aan de gronden voor een ondertoezichtstelling.
De kinderrechter neemt ook in overweging of de ondertoezichtstelling in verhouding staat tot het wegnemen van de ontwikkelingsbedreiging, gelet op de huidige omstandigheden. Op dit moment is in feite weer een contactbreuk tussen de kinderen en de vader ontstaan, waar opnieuw problematiek van de vader aan ten grondslag ligt. De kinderrechter bemerkt bij de moeder en de gecertificeerde instelling een “terug bij af” gevoel. Het is dan ook de vraag of het belang van de kinderen bij contactherstel op dit moment zwaarder weegt dan hun belang bij rust en stabiliteit in de opvoedsituatie bij de moeder. Ter zitting is duidelijk gemaakt dat er ook geen draagvlak meer is voor het faciliteren van het contactherstel, wat de afgelopen jaren al een intensief proces is geweest.
Gelet op het voorgaande is de kinderrechter niet overtuigd dat de ondertoezichtstelling nog langer een effectief middel is om de zorgen over het handelen van de vader en de invloed daarvan op de veiligheid en het welzijn van [minderjarige01] en [minderjarige02] weg te nemen. De kinderrechter is in die omstandigheden van oordeel dat de inbreuk van de maatregel op het leven van de moeder (en de kinderen) in elk geval niet langer meer gerechtvaardigd is. Dit oordeel leidt ertoe dat het verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling zal worden afgewezen.
De kinderrechter heeft ter zitting aan de orde gesteld dat de regie over de zorgregeling, en daarmee het contact tussen de kinderen en de vader, bij beschikking van 30 januari 2020 is belegd bij de gecertificeerde instelling. Bij het beëindigen van de ondertoezichtstelling blijft die regeling in stand, maar is deze niet meer uitvoerbaar. Echter is ook gebleken dat feitelijk niks zal veranderen. Bovendien staat voor beide ouders de weg open om de regeling te laten wijzigen door de rechtbank.

De beslissing

De kinderrechter:
wijst het verzoek af.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 26 juni 2023 door mr. E.J. Stalenberg, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. S.T. Viezee als griffier, en op schrift gesteld op 17 juli 2023.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.