In deze zaak heeft de kinderrechter op 26 juni 2023 uitspraak gedaan over de noodzaak van ondertoezichtstelling van een minderjarige, aangeduid als [minderjarige]. Het verzoek tot ondertoezichtstelling was ingediend door de burgemeester, op verzoek van de Raad voor de Kinderbescherming, nadat de Raad eerder had besloten geen verzoek tot ondertoezichtstelling in te dienen. De kinderrechter heeft de zaak behandeld met gesloten deuren, waarbij verschillende belanghebbenden aanwezig waren, waaronder de moeder van [minderjarige] en haar advocaat, mr. K. Logtenberg.
De kinderrechter heeft vastgesteld dat [minderjarige] eerder onder toezicht was gesteld tot 9 februari 2023, maar dat het verzoek tot ondertoezichtstelling door de Raad was ingetrokken. De Raad concludeerde dat er geen noodzaak was voor ondertoezichtstelling, ondanks zorgen die waren geuit. De gecertificeerde instelling, die betrokken was bij de zorg voor [minderjarige], was het niet eens met deze conclusie en stelde dat er onvoldoende onderzoek was gedaan naar de thuissituatie.
Tijdens de zitting heeft de kinderrechter de huidige situatie van [minderjarige] beoordeeld, waarbij werd gekeken naar recente informatie en de ondersteuning die de moeder ontving van familie en professionals. De kinderrechter concludeerde dat er op dat moment onvoldoende aanwijzingen waren dat [minderjarige] ernstig in zijn ontwikkeling werd bedreigd. Daarom werd besloten dat niet voldaan was aan de gronden voor ondertoezichtstelling.
De beschikking werd mondeling gegeven door de kinderrechter en is op 17 juli 2023 schriftelijk vastgelegd. Hoger beroep tegen deze beschikking kan binnen drie maanden na de uitspraak worden ingesteld door de verzoeker of belanghebbenden.