Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[naam] , eiseres
[minderjarige 2] ,
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft eiseres op 8 februari 2023 beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op haar aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) die op 12 mei 2022 was ingediend. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, als verweerder, heeft op 22 maart 2023 de aanvraag ingewilligd en een dwangsom toegekend. De rechtbank heeft eiseres vervolgens verzocht om binnen twee weken te laten weten of de inwilligende beslissing aanleiding gaf om het beroep in te trekken. Eiseres heeft echter geen reactie gegeven op het besluit van de staatssecretaris.
De rechtbank heeft besloten om partijen niet uit te nodigen voor een zitting, omdat dit op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) niet nodig was. Aangezien verweerder al een besluit had genomen op de mvv-aanvraag, heeft eiseres geen belang meer bij haar beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit. De rechtbank heeft daarom het beroep tegen het niet tijdig beslissen op de aanvraag niet-ontvankelijk verklaard.
Daarnaast heeft de rechtbank vastgesteld dat eiseres wegens betalingsonmacht is vrijgesteld van het betalen van griffierecht, waardoor verweerder niet verplicht is om griffierecht te vergoeden. Eiseres heeft echter recht op een proceskostenvergoeding, omdat niet in geschil is dat verweerder niet tijdig op de mvv-aanvraag heeft beslist. De rechtbank heeft de proceskostenvergoeding vastgesteld op € 418,50, gebaseerd op de gemaakte kosten voor het indienen van het beroepschrift.