ECLI:NL:RBDHA:2023:10399
Rechtbank Den Haag
- Vereenvoudigde behandeling
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet tijdig beslissen op asielaanvraag
In deze zaak heeft eiser, geboren op [geboortedatum] en van Nigeriaanse nationaliteit, op 21 juli 2021 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De rechtbank in Amsterdam heeft op 8 december 2022 in een eerdere zaak (NL22.11909) geoordeeld dat het beroep tegen het niet tijdig beslissen gegrond was en heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid opgedragen om binnen twee weken alsnog op de aanvraag te beslissen. Echter, de staatssecretaris heeft verzuimd om tijdig een besluit te nemen, wat heeft geleid tot een ingebrekestelling door eiser op 12 mei 2023. Eiser heeft vervolgens op 20 maart 2023 opnieuw beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit.
De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. De rechtbank heeft vastgesteld dat de staatssecretaris geen nieuw besluit heeft genomen en dat de eerder gestelde beslistermijn op 22 december 2022 is verstreken. De rechtbank concludeert dat het beroep kennelijk gegrond is, aangezien de staatssecretaris rechtsgeldig in gebreke is gesteld en er meer dan twee weken zijn verstreken sinds de ingebrekestelling.
De rechtbank heeft de staatssecretaris opgedragen om binnen vier weken na verzending van de uitspraak een besluit op de aanvraag bekend te maken. Tevens is er een dwangsom van € 200,- per dag opgelegd voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-. De rechtbank heeft de staatssecretaris ook veroordeeld in de proceskosten van eiser, vastgesteld op € 418,50. Deze uitspraak is gedaan door mr. C.H. de Groot, rechter, en openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.