ECLI:NL:RBDHA:2023:10395

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
31 januari 2023
Publicatiedatum
17 juli 2023
Zaaknummer
NL22.19992
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening in vreemdelingenzaak met betrekking tot verblijfsvergunning

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 24 januari 2023 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoekster, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. B.S. Bernard, had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd op basis van artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). Deze aanvraag werd door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, vertegenwoordigd door mr. I Vugs, afgewezen in een besluit van 1 februari 2022. Het bezwaar van verzoekster tegen deze afwijzing werd in een bestreden besluit van 9 september 2022 ongegrond verklaard.

Verzoekster heeft vervolgens beroep ingesteld tegen het bestreden besluit en verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter heeft het verzoek op zitting behandeld, waarbij zowel verzoekster als verweerder aanwezig waren. In de uitspraak van 24 januari 2023 heeft de voorzieningenrechter geoordeeld dat een voorlopige voorziening niet meer nodig is, aangezien er op dezelfde dag uitspraak is gedaan in de aanverwante zaak NL22.19988. Hierdoor is het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen. De voorzieningenrechter heeft ook aangegeven dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt op 31 januari 2023 en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL22.19992
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen
[verzoekster], verzoekster V-nummer: [V-nummer] (gemachtigde: mr. B.S. Bernard),
en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. I Vugs).

Procesverloop

In het besluit van 1 februari 2022 (primair besluit) heeft verweerder de aanvraag van verzoekster om een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd voor verblijf op grond van artikel 8 van het EVRM afgewezen. In het besluit van 9 september 2022 (bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van verzoekster tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Verzoekster heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Zij heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek, tezamen met de zaak NL22.19988, op 24 januari 2023 op zitting behandeld. Verzoekster is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde.
Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.

Overwegingen

1. Bij uitspraak van vandaag, zaaknummer NL22.19988, heeft de rechtbank uitspraak gedaan op het beroep. Een voorlopige voorziening is daarom niet meer nodig. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om die reden af. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 24 januari 2023 door mr. G.P. Loman, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. E. Kersten, griffier.
Dit proces-verbaal is bekendgemaakt op:
31 januari 2023

Documentcode: [documentcode]

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.