ECLI:NL:RBDHA:2023:10381

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
11 juli 2023
Publicatiedatum
17 juli 2023
Zaaknummer
NL23.18078
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewaring van vreemdeling op grond van de Vreemdelingenwet 2000 en afwijzing verzoek om schadevergoeding

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 11 juli 2023 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de bewaring van de eiser, Youssef Rharrabe, door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De maatregel van bewaring was opgelegd op basis van artikel 59a, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000, waarbij verweerder stelde dat er een concreet aanknopingspunt bestond voor een overdracht onder de Dublinverordening en dat er een significant risico was dat eiser zich aan het toezicht zou onttrekken. Eiser heeft tegen het besluit beroep ingesteld, dat tevens als verzoek om schadevergoeding werd aangemerkt. Ondanks de mogelijkheid om gronden van beroep in te dienen, heeft eiser dit nagelaten. Verweerder heeft wel een verweerschrift ingediend, waarna de rechtbank het onderzoek op 4 juli 2023 heeft gesloten.

De rechtbank heeft overwogen dat de gronden voor de maatregel van bewaring, zowel de zware als de lichte gronden, feitelijk juist zijn en voldoende zijn toegelicht. De rechtbank concludeert dat de maatregel van bewaring terecht is opgelegd en dat het beroep ongegrond is. Het verzoek om schadevergoeding wordt eveneens afgewezen. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en kan worden aangevochten bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na bekendmaking.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.18078

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

Youssef Rharrabe, eiser,

V-nummer: [V-nr.]
(gemachtigde: mr. R.W. Koevoets),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder,

(gemachtigde: mr. D. Berben).

Procesverloop

Bij besluit van 9 juni 2023 (het bestreden besluit) heeft verweerder aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59a, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Dit beroep moet tevens worden aangemerkt als een verzoek om toekenning van schadevergoeding.
Eiser heeft desgevraagd ingestemd met een schriftelijke afdoening van het beroep. Eiser heeft, ondanks daartoe in de gelegenheid te zijn gesteld bij brief van 22 juni 2023, geen gronden van beroep ingediend. Verweerder heeft op 28 juni 2023 een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft op 4 juli 2023 het onderzoek gesloten.

Overwegingen

1. Eiser stelt te zijn geboren op [geboortedatum] en de Marokkaanse nationaliteit te hebben.
2. In de maatregel van bewaring heeft verweerder overwogen dat de maatregel nodig is, omdat een concreet aanknopingspunt bestaat voor een overdracht als bedoeld in de Dublinverordening en een significant risico bestaat dat eiser zich aan het toezicht zal onttrekken. Als zware gronden [1] staat in de maatregel vermeld dat eiser:
  • 3a. Nederland niet op de voorgeschreven wijze is binnengekomen, dan wel een poging daartoe heeft gedaan;
  • 3b. zich in strijd met de Vreemdelingenwetgeving gedurende enige tijd aan het toezicht op vreemdelingen heeft onttrokken;
  • 3c. eerder een visum, besluit, kennisgeving of aanzegging heeft ontvangen waaruit de plicht Nederland te verlaten blijkt en hij daaraan niet uit eigen beweging binnen de daarin besloten of gestelde termijn gevolg heeft gegeven;
  • 3d. niet dan wel niet voldoende meewerkt aan het vaststellen van zijn identiteit en nationaliteit;
  • 3f. zich zonder noodzaak heeft ontdaan van zijn reis- of identiteitsdocumenten;
  • 3i. te kennen heeft gegeven dat hij geen gevolg zal geven aan zijn verplichting tot terugkeer;
En als lichte gronden [2] staat in de maatregel vermeld dat eiser:
  • 4a. zich niet aan een of meer andere voor hem geldende verplichtingen van hoofdstuk 4 van het Vb heeft gehouden;
  • 4c. geen vaste woon- of verblijfplaats heeft;
  • 4d. niet beschikt over voldoende middelen van bestaan.
3. Eiser heeft de gronden die aan de maatregel van bewaring ten grondslag liggen niet betwist. De rechtbank is van oordeel dat de zware en lichte gronden feitelijk juist zijn en voldoende zijn toegelicht, zodat deze aan de maatregel ten grondslag konden worden gelegd en de maatregel ook kunnen dragen.
4. Verder leidt de ambtshalve toetsing niet tot het oordeel dat de maatregel van
bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek op enig moment onrechtmatig
was. [3]
5. De maatregel van bewaring is terecht aan eiser opgelegd. Het beroep is ongegrond.
Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep ongegrond; en
  • wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.J. Govaers, rechter, in aanwezigheid van R. Ben Sellam, griffier, en openbaar gemaakt door middel van een geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is uitgesproken en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Artikel 5.1b, derde lid, van het Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb).
2.Artikel 5.1b, vierde lid, van het Vb.
3.HvJEU 8 november 2022, ECLI:EU:C:2022:858.