ECLI:NL:RBDHA:2023:10377

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
11 juli 2023
Publicatiedatum
17 juli 2023
Zaaknummer
NL23.17535
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking verblijfsvergunning en proceskostenvergoeding na beroep tegen niet tijdig beslissen

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de intrekking van een verblijfsvergunning voor niet-tijdelijke humanitaire gronden. De verzoekster, wiens verblijfsvergunning op 8 juni 2022 was ingetrokken, heeft bezwaar gemaakt tegen deze intrekking. Op 15 juni 2023 heeft zij beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op haar bezwaarschrift. Verweerder, de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, heeft op 29 juni 2023 alsnog op het bezwaar beslist en dit gegrond verklaard, waardoor de verblijfsvergunning niet werd ingetrokken. Hierop heeft verzoekster haar beroep ingetrokken en verzocht om vergoeding van de proceskosten.

De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. De rechtbank overweegt dat de veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb. Aangezien verweerder niet binnen de geldende termijn op het bezwaar heeft beslist, is hij aan het beroep van verzoekster tegemoetgekomen. De rechtbank heeft het verzoek om proceskostenvergoeding als kennelijk gegrond toegewezen en de kosten vastgesteld op € 418,50, gebaseerd op de door een derde verleende rechtsbijstand.

De rechtbank heeft verweerder veroordeeld in de proceskosten van verzoekster tot het genoemde bedrag. Deze uitspraak is openbaar gemaakt en verzoekster is geïnformeerd over de mogelijkheid om een verzetschrift in te dienen indien zij het niet eens is met de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.17535

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], verzoekster

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. J.W. van de Wege),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

In het besluit van 8 september 2022 (primair besluit) heeft verweerder de verblijfsvergunning van verzoekster voor het doel ‘niet-tijdelijke humanitaire gronden’ met ingang van 8 juni 2022 ingetrokken.
Verzoekster heeft bezwaar gemaakt tegen dat besluit.
Op 15 juni 2023 heeft zij beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op haar bezwaarschrift.
Op 29 juni 2023 heeft verweerder alsnog op het bezwaar van verzoekster beslist. Het bezwaar is daarbij gegrond verklaard. Verweerder heeft besloten om de verblijfsvergunning niet in te trekken.
Naar aanleiding hiervan heeft verzoekster het beroep ingetrokken met daarbij het verzoek verweerder te veroordelen tot vergoeding van de proceskosten.
De rechtbank doet op grond van artikel 8:54, eerste lid, van de Awb [1] uitspraak zonder zitting.

Overwegingen

1. De veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb en nader uitgewerkt in het Bpb [2] . Als een beroep wordt ingetrokken, omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoet gekomen, kan de rechtbank op verzoek van de indiener dat bestuursorgaan bij afzonderlijke uitspraak veroordelen in de proceskosten. Dit is geregeld in artikel 8:75a van de Awb.
2. Vast staat dat verweerder niet binnen de hiervoor geldende termijn op het bezwaar van verzoekster heeft besloten en dat verweerder hangende een beroep tegen het niet tijdig beslissen alsnog op het bezwaar heeft beslist. Daarmee is verweerder aan het beroep van verzoekster tegemoetgekomen.
3. Het verzoek wordt als kennelijk gegrond toegewezen. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door verzoekster gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Bpb voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 418,50 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 837 met een wegingsfactor 0,5). De rechtbank is van oordeel dat de wegingsfactor ‘licht’ van toepassing is aangezien het beroep alleen ziet op het niet tijdig nemen van een besluit.

Beslissing

De rechtbank:
 veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoekster tot een bedrag van € 418,50 (vierhonderdachttien euro en vijftig cent).
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.F.I. Sinack, rechter, in aanwezigheid van N.A. D’Hoore, griffier, openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Algemene wet bestuursrecht
2.Besluit proceskosten bestuursrecht