ECLI:NL:RBDHA:2023:10372
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in asielzaak na afwijzing asielaanvraag
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 7 juli 2023 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoeker, een asielzoeker, had eerder een asielaanvraag ingediend die op 19 mei 2023 door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was afgewezen als kennelijk ongegrond. Tegen deze afwijzing had verzoeker beroep ingesteld, maar daarnaast vroeg hij de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening te treffen. De voorzieningenrechter heeft op basis van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht besloten om zonder zitting uitspraak te doen.
Tijdens de mondelinge uitspraak op 7 juli 2023 heeft de voorzieningenrechter vastgesteld dat de rechtbank in een andere zaak, met nummer NL23.14951, al had beslist op het beroep dat verband hield met het verzoek om voorlopige voorziening. Hierdoor was het verzoek om een voorlopige voorziening niet meer nodig, en heeft de voorzieningenrechter het verzoek als kennelijk ongegrond afgewezen. Tevens is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing. De uitspraak is gedaan door mr. J.F.I. Sinack, in aanwezigheid van griffier mr. A.J.J. Sterks, en is gepubliceerd op de website van de rechtspraak.