ECLI:NL:RBDHA:2023:10369

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
11 juli 2023
Publicatiedatum
17 juli 2023
Zaaknummer
NL22.4170
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om vergoeding van proceskosten na intrekking beroep tegen niet tijdig nemen van besluit op aanvraag machtiging tot voorlopig verblijf

In deze zaak heeft verzoekster, bijgestaan door haar gemachtigde mr. C.G. Matze, beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op haar aanvraag tot verlening van een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) voor haarzelf en haar minderjarige kinderen. De aanvraag was ingediend in het kader van nareis. Op 25 april 2022 heeft de staatssecretaris de aanvraag ingewilligd, waarna verzoekster haar beroep heeft ingetrokken. Verzoekster heeft verzocht om de staatssecretaris te veroordelen tot vergoeding van de proceskosten.

De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. De rechtbank overweegt dat de veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb, en dat als een beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan tegemoet is gekomen aan de indiener, de rechtbank op verzoek van de indiener het bestuursorgaan kan veroordelen in de proceskosten. Aangezien de staatssecretaris niet tijdig heeft beslist en de aanvraag heeft ingewilligd, is het verzoek van verzoekster kennelijk gegrond.

De rechtbank heeft de proceskosten vastgesteld op € 418,50 voor de door een derde verleende rechtsbijstand, en heeft de wegingsfactor 'licht' toegepast, omdat het beroep enkel betrekking had op het niet tijdig nemen van een besluit. Daarnaast is de staatssecretaris veroordeeld tot vergoeding van het door verzoekster betaalde griffierecht van € 184. De uitspraak is gedaan door mr. K.M. de Jager, rechter, en openbaar gemaakt op 11 juli 2023.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: NL22.4170

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam verzoekster] , verzoekster

V-nummer: [V-nr.]
mede namens haar minderjarige kinderen

[namen kinderen]

(gemachtigde: mr. C.G. Matze),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Verzoekster heeft beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op de aanvraag tot verlening van een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) in het kader van nareis, welke referent ten behoeve van haar en genoemde kinderen heeft ingediend.
Bij besluit van 25 april 2022 heeft verweerder de aanvraag van verzoekster ingewilligd.
Verzoekster heeft het beroep ingetrokken en daarbij verzocht om verweerder te veroordelen tot vergoeding van de proceskosten.
De rechtbank doet op grond van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht uitspraak zonder zitting.

Overwegingen

1. De veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb en nader uitgewerkt in het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb). Als een beroep wordt ingetrokken, omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoet gekomen, kan de rechtbank op verzoek van de indiener dat bestuursorgaan bij afzonderlijke uitspraak veroordelen in de proceskosten. Dit is geregeld in artikel 8:75a van de Awb.
2. Nu verweerder niet binnen de hiervoor geldende termijn op de aanvraag van verzoekster heeft besloten en deze aanvraag hangende een beroep tegen het niet tijdig beslissen heeft ingewilligd, is verweerder geheel aan het beroep van verzoekster tegemoetgekomen. Het verzoek wordt als kennelijk gegrond toegewezen.
3. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door verzoekster gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Bpb voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 418,50 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 837 met een wegingsfactor 0,5). De rechtbank is van oordeel dat de wegingsfactor ‘licht’ van toepassing is aangezien het beroep alleen ziet op het niet tijdig nemen van een besluit. Daarnaast moet verweerder het door verzoekster betaalde griffierecht aan haar vergoeden.

Beslissing

De rechtbank:
 veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoeker tot een bedrag van € 418,50 (vierhonderdachttien euro en vijftig cent);
 bepaalt dat verweerder het door verzoekster betaalde griffierecht van € 184 (honderdvierentachtig euro) vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door mr. K.M. de Jager, rechter, in aanwezigheid van mr. Ż.A. Meinert, griffier, openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.