Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen
[naam] , V-nummer: [V-nummer] , verzoeker,
[zoon]
Rechtbank Den Haag
Op 8 mei 2023 heeft de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid de aanvraag van verzoeker tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd afgewezen, met de motivering dat deze kennelijk ongegrond was. Verzoeker heeft hiertegen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 14 juni 2023 behandeld, waarbij verzoeker en verweerder zich hebben laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden.
In de uitspraak van vandaag, die betrekking heeft op de bodemzaak met zaaknummer NL23.14510, heeft de rechtbank geoordeeld dat een voorlopige voorziening niet meer nodig is, aangezien de uitspraak op het beroep is gedaan. Hierdoor wordt het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen. Desondanks heeft de voorzieningenrechter verweerder veroordeeld in de proceskosten die verzoeker heeft gemaakt. Deze kosten zijn vastgesteld op € 1.674,-, gebaseerd op het Besluit proceskosten bestuursrecht, waarbij rekening is gehouden met de punten voor het indienen van het verzoekschrift en het verschijnen ter zitting.
De voorzieningenrechter heeft de beslissing als volgt geformuleerd: het verzoek om voorlopige voorziening wordt afgewezen en verweerder wordt veroordeeld tot betaling van de proceskosten aan verzoeker. Deze uitspraak is gedaan door mr. D.M. Schuiling, in aanwezigheid van mr. M.J.C. ten Hoopen, griffier, en is openbaar gemaakt via een geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.