In deze civiele zaak heeft KVN Gerechtsdeurwaarders & Juristen B.V. (hierna: KVN) de Staat der Nederlanden (Ministerie van Justitie en Veiligheid) aangeklaagd voor betaling van een bedrag van € 150.551,06, vermeerderd met buitengerechtelijke kosten, rente en proceskosten. De vordering is gebaseerd op de stelling dat KVN door een fout in de berekeningswijze teveel aan de Staat heeft afgedragen in het kader van incassowerkzaamheden die zij voor het Centraal Justitieel Incassobureau (CJIB) heeft verricht. KVN heeft tussen 2015 en 2018 incassowerkzaamheden uitgevoerd voor het CJIB, waarbij zij op basis van dwangbevelen van het CAK bestuurlijke zorgpremies heeft geïnd. Na een beleidswijziging bij het CAK in 2018 heeft KVN ontdekt dat zij in verschillende dossiers een te lage vergoeding voor haar werkzaamheden heeft opgenomen, wat heeft geleid tot een nabetaling door het CJIB eind 2019. KVN heeft vervolgens aanspraak gemaakt op bijbetaling, maar het CJIB heeft geweigerd deze bedragen te restitueren, wat heeft geleid tot de onderhavige procedure.
De Staat heeft de vordering betwist en onder andere aangevoerd dat een deel van de vordering is verjaard en dat KVN geen recht heeft op de gevorderde bedragen. De rechtbank heeft geoordeeld dat KVN in de gevallen waarin zij teveel aan het CJIB heeft afgedragen, dit surplus onverschuldigd heeft betaald. De rechtbank heeft de vordering van KVN voor een bedrag van € 145.151,06 toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 31 januari 2022. Tevens is de Staat veroordeeld in de proceskosten van KVN, die zijn vastgesteld op € 9.600,33. De rechtbank heeft het beroep van de Staat op rechtsverwerking afgewezen, omdat niet is aangetoond dat KVN haar aanspraak heeft opgegeven. Het vonnis is uitgesproken op 19 juli 2023.