ECLI:NL:RBDHA:2023:10343

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
27 juni 2023
Publicatiedatum
14 juli 2023
Zaaknummer
C/09/647682 / JE RK 23-1022
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige

Op 27 juni 2023 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak betreffende de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [minderjarige]. De kinderrechter heeft de zaak behandeld met gesloten deuren, waarbij de gecertificeerde instelling vertegenwoordigd was door [naam06]. De moeder, vader en grootouders zijn niet verschenen. De kinderrechter heeft vastgesteld dat [minderjarige] sinds eind 2020 uit huis is geplaatst en bij de grootouders verblijft. De vader en moeder zijn belast met het ouderlijk gezag, maar de moeder heeft geen gehoor gegeven aan voorwaarden voor onbegeleide bezoeken. De kinderrechter heeft de noodzaak van de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing onderbouwd met de ontwikkeling van [minderjarige] en de zorgen over de psychische gesteldheid van de moeder. De kinderrechter heeft geoordeeld dat de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing noodzakelijk is voor de veiligheid en ontwikkeling van [minderjarige]. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en hoger beroep kan worden ingesteld binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Familie- en Jeugdrecht
Zaaknummer: C/09/647682 / JE RK 23-1022
Datum uitspraak: 27 juni 2023
Beschikking van de kinderrechter over een verlenging ondertoezichtstelling en verlenging machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van

William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering,

hierna te noemen de gecertificeerde instelling,
betreffende

[naam01] , geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats01] ,

hierna te noemen: [minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[naam02] ,

hierna te noemen: de moeder,
wonende te [woonplaats01] ,

[naam03] ,

hierna te noemen: de vader,
wonende te [woonplaats02] ,

[naam04]

en
[naam05] ,
hierna gezamenlijk te noemen: de grootouders (vaderszijde)
samen wonende te [woonplaats02] .

Het procesverloop

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoek met bijlagen van de gecertificeerde instelling van 17 mei 2023,
ingekomen bij de griffie op 19 mei 2023;
- het advies van de Raad voor de Kinderbescherming van 26 juni 2023.
Op 27 juni 2023 heeft de kinderrechter de zaak tijdens de mondelinge behandeling met gesloten deuren behandeld.
Verschenen zijn:
- [naam06] namens de gecertificeerde instelling.
Opgeroepen en niet verschenen zijn:
- de moeder;
- de vader;
- de grootouders.

De feiten

[minderjarige] is erkend door de vader.
De vader en de moeder zijn belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige] .
[minderjarige] verblijft bij de grootouders vaderszijde.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 4 juli 2022 de ondertoezichtstelling van [minderjarige] verlengd van 9 juli 2022 tot 9 juli 2023 en de machtiging verlengd [minderjarige] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een voorziening voor (netwerk)pleegzorg voor de duur van de ondertoezichtstelling.

Het verzoek

De gecertificeerde instelling verzoekt de ondertoezichtstelling van [minderjarige] te verlengen voor de duur van een jaar. Ook verzoekt de gecertificeerde instelling een verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een voorziening voor pleegzorg voor de duur van de ondertoezichtstelling. De gecertificeerde instelling verzoekt de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren. Aan het verzoek ligt het volgende ten grondslag.
[minderjarige] is sinds eind 2020 uit huis geplaatst en bij de grootouders geplaatst onder meer omdat de moeder angsten had over seksueel misbruik van [minderjarige] . Betrokken professionals, de politie en Veilig Thuis hebben de vermoedens van de moeder geen van allen bevestigd. [minderjarige] ontwikkelt zich goed bij de grootouders en de vader is er dagelijks om de zorg voor hem mede te dragen. [minderjarige] is ingegroeid in het familiesysteem en heeft periodiek contact met zijn broer, die in een pleeggezin woont. Er zijn nog wel zorgen om zijn emotionele gesteldheid, omdat hij moeite heeft met het uiten van zijn emoties. Hij is hiervoor opnieuw aangemeld bij GGZ Rivierduinen voor therapie. [minderjarige] heeft het afgelopen jaar hoofdzakelijk beeldbelcontact gehad met zijn moeder. De gecertificeerde instelling stelt als voorwaarden voor onbegeleide bezoeken dat de moeder zich meldt bij een GGZ instelling en openheid geeft over haar behandelingen en diagnostiek. De moeder geeft geen gehoor aan deze voorwaarden en staat niet open voor een samenwerking met de gecertificeerde instelling. In mei 2023 heeft er een keer begeleide omgang plaatsgevonden, maar dit is door uitlatingen van de moeder naar [minderjarige] moeizaam verlopen. Er is nu wel weer een afspraak met de moeder gepland onder begeleiding van pleegzorg, en de gecertificeerde instelling wil een zorgregeling vastleggen zodat de moeder duidelijkheid heeft betreffende de contactmomenten. De gecertificeerde instelling vindt het erg positief dat de vader het contact tussen [minderjarige] met zijn moeder steunt en hiervoor open staat. Verder is er ook een goede samenwerking tussen de gecertificeerde instelling en de vader. De samenwerking met de moeder verloopt stroef en zij heeft moeite met het geven van toestemming voor bijvoorbeeld behandelingen van [minderjarige] . De gecertificeerde is van mening dat het perspectief van [minderjarige] bij de vader en de grootouders ligt en heeft daarom aan de Raad verzocht om onderzoek te doen naar eenhoofdig gezag van de vader. De gecertificeerde instelling acht de verlenging van de ondertoezichtstelling en de uithuisplaatsing nu nog wel nodig om de stabiele woon- en leefsituatie van [minderjarige] voort te zetten en om zijn veiligheid, ontwikkeling en zijn contacten met zijn moeder te waarborgen.
De beoordeling
Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling is de kinderrechter van oordeel dat is voldaan aan de wettelijke criteria genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW). Ook is de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] noodzakelijk in het belang van de verzorging en opvoeding (artikel 1:265c, tweede lid, BW).
De kinderrechter constateert dat [minderjarige] een erg onrustige jeugd heeft gehad waarbij hij veel heeft meegemaakt. Inmiddels woont [minderjarige] al geruime tijd bij zijn grootouders waar hij tot rust is gekomen en zich goed ontwikkelt. De vader is elke dag aanwezig om mede voor hem te zorgen en is bovendien op zoek naar een grotere woning zodat [minderjarige] op termijn bij hem kan wonen. De kinderrechter acht het positief dat [minderjarige] de ruimte ervaart om aan te geven dat hij zijn moeder mist en dat het contact tussen [minderjarige] en zijn moeder actief wordt ondersteund door de vader. Het is immers in het belang van een kind om (onbelast) contact te hebben met beide ouders. De kinderrechter vindt het jammer dat de moeder de samenwerking met de gecertificeerde instelling afwijst. Hierdoor kan het contact van moeder met [minderjarige] nog onvoldoende tot stand komen. Gelet op de zorgen die er zijn over de psychische gesteldheid van de moeder vindt de kinderrechter het wel belangrijk dat de contacten tussen moeder en [minderjarige] plaatsvinden onder regie van de gecertificeerde instelling. Daarnaast is het van belang dat de jeugdbeschermer betrokken blijft om er voor te zorgen dat [minderjarige] de behandeling krijgt die hij nodig heeft voor zijn emotionele problemen. De kinderrechter acht het verder in het belang van de ontwikkeling en het welzijn van [minderjarige] dat hij in een stabiele opvoedomgeving kan opgroeien. [minderjarige] is goed gesetteld bij zijn grootouders en het gaat daar goed met hem. De gecertificeerde instelling heeft de Raad voor de Kinderbescherming verzocht onderzoek te doen naar een eventuele gezagsbeëindiging van de moeder. Mede gelet hierop acht de kinderrechter het in het belang van [minderjarige] dat de stabiele woonsituatie van [minderjarige] wordt voortgezet.
De kinderrechter ziet dan ook aanleiding om de ondertoezichtstelling te verlengen voor de duur van een jaar en de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] bij de grootouders de verlengen voor de duur van de ondertoezichtstelling.

De beslissing

De kinderrechter:
verlengt de ondertoezichtstelling van [minderjarige] van 9 juli 2023 tot 9 juli 2024;
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een voorziening voor (netwerk)pleegzorg van 9 juli 2023 tot 9 juli 2024;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 27 juni 2023 door mr. O.F. Bouwman, kinderrechter, in aanwezigheid van M. van Leeuwen als griffier, en op schrift gesteld op 13 juli 2023.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.