ECLI:NL:RBDHA:2023:10311

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
14 juli 2023
Publicatiedatum
14 juli 2023
Zaaknummer
22/5772
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing subsidieaanvraag elektrische auto door niet-RDW-erkende verkoper

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 14 juli 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en de staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat over de afwijzing van een subsidieaanvraag voor de aanschaf van een gebruikte elektrische auto. De eiser, die een elektrische auto had gekocht van een Duitse Volkswagendealer, had een subsidie aangevraagd op basis van de Subsidieregeling elektrische auto’s particulieren (Sepp). De aanvraag werd afgewezen omdat de verkoper niet RDW-erkend was, wat een vereiste is volgens de regeling. De rechtbank heeft het beroep van de eiser ongegrond verklaard, waarbij zij oordeelde dat de eis van een RDW-erkende verkoper gerechtvaardigd is om misbruik van subsidies te voorkomen. De rechtbank heeft de rechtmatigheid van de Sepp getoetst en vastgesteld dat de voorwaarden voor subsidie, waaronder de eis van een RDW-erkende verkoper, in overeenstemming zijn met de doelstellingen van de regeling. De rechtbank concludeerde dat de afwijzing van de subsidieaanvraag niet onevenredig was en dat de eiser geen recht had op terugbetaling van griffierechten of proceskosten. De uitspraak benadrukt het belang van de voorwaarden in de Sepp en de noodzaak om fraude te voorkomen in het kader van overheidssteun voor elektrische voertuigen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 22/5772

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 14 juli 2023 in de zaak tussen

[eiser], te [woonplaats], eiser

(gemachtigde: mr. M.B. de Jong),
en

de staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat, verweerder

(gemachtigde: mr. M. Wullink).

Inleiding

1. Bij besluit van 21 februari 2022 (het primaire besluit) heeft verweerder de subsidieaanvraag van eiser afgewezen.
1.1.
Bij besluit van 1 augustus 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
1.2.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
1.3.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
1.4.
De rechtbank heeft het beroep op 22 juni 2023 met behulp van een beeldverbinding op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van verweerder.

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaat deze zaak over?
2. Eiser heeft een gebruikte elektrische personenauto gekocht bij een in Duitsland gevestigde autoverkoper. Eiser heeft een subsidie aangevraagd op grond van de Subsidieregeling elektrische auto’s particulieren (de Sepp). Verweerder heeft de aanvraag afgewezen, omdat eiser de auto niet heeft gekocht van een RDW-erkende autoverkoper.
Wat vindt eiser in beroep?
3. Eiser vindt het niet evenredig dat zijn aanvraag is afgewezen, omdat de Duitse autoverkoper geen RDW-erkenning kan krijgen. Eiser wijst er daarbij op dat hij de auto heeft gekocht van een officiële Duitse Volkswagendealer. Eiser betoogt daarnaast dat de eis van een RDW-erkende autoverkoper is bedoeld om fraude tegen te gaan. Eiser heeft geen fraude gepleegd en daarom moet deze eis buiten toepassing blijven. Eiser stelt zich tot slot op het standpunt dat het bestreden besluit ten onrechte niet duidelijk maakt waarom in zijn geval strak moet worden vastgehouden aan het formele kader voor toewijzing van de subsidie.
Wat zijn de regels?
4. Op grond van de Sepp kan verweerder subsidies verstrekken aan particulieren (onder meer) voor de aanschaf van een gebruikte elektrische personenauto. Eén van de voorwaarden voor het verkrijgen van de subsidie is dat de aanvrager een gebruikte elektrische personenauto aanschaft op basis van een koopovereenkomst met een autobedrijf. [1] Volgens de Sepp is een autobedrijf, kort gezegd, een RDW-erkende autoverkoper. [2]
4.1.
Het wettelijk kader is opgenomen in de bijlage die deel uitmaakt van deze uitspraak.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
5. De rechtbank is van oordeel dat het beroep ongegrond is. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
5.1.
De rechtbank begrijpt het standpunt van eiser zo dat hij in de eerste plaats vindt dat de voorwaarde uit (artikel 1.1 in samenhang met artikel 1.13 van) de Sepp, dat de gebruikte elektrische auto wordt aangeschaft via een RDW-erkende autoverkoper, in strijd is met het evenredigheidsbeginsel. [3] Eiser vraagt de rechtbank daarmee om de rechtmatigheid van de Sepp op dit punt te toetsen aan hogere regelgeving. Dit is een zogenaamde exceptieve toetsing.
In de tweede plaats vindt eiser dat de toepassing van de Sepp in zijn geval onevenredig is.
Evenredigheid artikel 1.1 in samenhang met artikel 1.13 van de Sepp (exceptieve toetsing)
5.2.
De rechtbank kan een algemeen verbindend voorschrift dat geen wet in formele zin is, in een zaak over een besluit dat op dat voorschrift gebaseerd is, toetsen op rechtmatigheid. In het bijzonder gaat het daarbij om de vraag of het voorschrift niet in strijd is met hogere regelgeving. De rechter komt ook de bevoegdheid toe te beoordelen of dat algemeen verbindend voorschrift een voldoende deugdelijke grondslag biedt voor het besluit waarover de zaak gaat. Bij die indirecte toetsing van het algemeen verbindend voorschrift vormen de algemene rechtsbeginselen en de algemene beginselen van behoorlijk bestuur een belangrijk richtsnoer, waarbij de toetsing wordt verricht op de wijze zoals de Afdeling die heeft uiteengezet. [4]
5.3.
De rechtbank is van oordeel dat artikel 1.1 in samenhang gelezen met artikel 1.13 van de Sepp de exceptieve toetsing kan doorstaan. Dit betekent dat er geen grond is om die bepaling onverbindend te verklaren of hier buiten toepassing te laten. Uit de Toelichting bij de Sepp blijkt dat de regelgever heeft gekozen voor de in artikel 1.1 neergelegde definitie van een autobedrijf als een, kort gezegd, RDW-erkende autoverkoper vanwege hogere risico’s op misbruik en oneigenlijk gebruik bij subsidie voor gebruikte elektrische personenauto’s. Het doel van de eis is te voorkomen dat bestaande elektrische auto’s eenvoudig tussen bevriende particulieren of familieleden verhandeld kunnen worden en daarmee een subsidie kan worden verkregen zonder dat het feitelijk gebruik van deze elektrische auto zal wijzigen. De eis vormt een extra drempel tegen mogelijk misbruik van de subsidie. De regelgever heeft zich daarbij rekenschap gegeven van het feit dat het nadeel van deze eis is dat particuliere verkoop onderling en import uit het buitenland minder goed mogelijk is. De regelgever heeft dit nadeel gewogen en het risico op het oneigenlijk gebruik en misbruik van de regeling zwaarder laten wegen, vanuit de wens om overheidsmiddelen adequaat te besteden met een zo beperkt mogelijke kans op fraude met overheidsgeld. [5]
De eis betekent ook dat geen subsidie wordt verleend voor de aanschaf van een gebruikte elektrische auto bij een buiten Nederland gevestigde autoverkoper. Verweerder heeft er daarbij op gewezen dat het wel mogelijk is om subsidie te krijgen voor de aanschaf van een gebruikte elektrische auto van buiten Nederland, mits de auto via een RDW-erkende autoverkoper wordt geïmporteerd.
Gelet op het voorgaande heeft de regelgever naar het oordeel van de rechtbank in redelijkheid tot de in artikel 1.1 opgenomen begripsomschrijving van een autobedrijf kunnen komen. De eis van aanschaf via een RDW-erkende autoverkoper is geschikt en noodzakelijk om het doel van het voorkomen van misbruik van de subsidie te bereiken.
Evenredigheid bij toepassing artikel 1.13 Sepp
5.4.
Partijen zijn het erover eens dat eiser een gebruikte elektrische personenauto heeft gekocht van een in Duitsland gevestigde officiële Volkswagendealer, die niet RDW-erkend is. De aanvraag van eiser voldoet daarmee niet aan alle voorwaarden van de Sepp.
5.5.
Artikel 1.13 van de Sepp bepaalt dat verweerder afwijzend kan beslissen op een subsidieaanvraag, als niet aan de voorwaarden is voldaan. Verweerder heeft dus een discretionaire bevoegdheid. Dit betekent dat verweerder bij toepassing van artikel 1.13 van de Sepp moet beoordelen of de voor eiser nadelige gevolgen van de afwijzing van de subsidieaanvraag niet onevenredig zijn in verhouding tot de met het besluit te dienen doelen. [6] Bij deze evenredigheidstoetsing kunnen de geschiktheid, de noodzakelijkheid en de evenwichtigheid een rol spelen. [7]
5.6.
De rechtbank begrijpt dat verweerder in dit geval de evenredigheidstoetsing zo heeft uitgevoerd dat hij consequent als uitgangspunt neemt dat de gebruikte elektrische personenauto moet worden gekocht bij een RDW-erkende autoverkoper, om zoveel mogelijk fraude (door anderen) te voorkomen. Verweerder heeft zich daarbij op het standpunt gesteld dat een onderzoek naar of in een specifiek geval sprake is van misbruik of fraude ondoenlijk is voor de uitvoering van de Sepp. Verder heeft verweerder naar voren gebracht dat als hij zich flexibeler opstelt, dit het indienen van frauduleuze aanvragen in de hand werkt en dat dit de Sepp minder effectief en doeltreffend maakt. De uiteindelijke doelstelling van de Sepp (namelijk het tijdelijk stimuleren van de prille markt van elektrische personenauto’s) is daarmee niet gediend. Verweerder heeft er daarnaast op gewezen dat het bestreden besluit voor eiser beperkt ingrijpend is en dat er geen fundamentele rechten zijn geschonden. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder daarom, mede in het licht van de keuze van de regelgever om het risico op het oneigenlijk gebruik en misbruik van de regeling zwaarder laten wegen, in redelijkheid kunnen vaststellen dat de afwijzing van de subsidieaanvraag van eiser evenwichtig is. Daarbij overweegt de rechtbank dat het enkele feit dat eiser als gevolg van de toepassing van de eis van aanschaf via een RDW-erkende autoverkoper geen subsidie heeft gekregen het bestreden besluit niet onevenwichtig maakt.

Conclusie en gevolgen

6. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiser geen gelijk krijgt. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.K.S. Mollen, rechter, in aanwezigheid van mr. J.A. Leijten, griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 14 juli 2023.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving

Algemene wet bestuursrecht (Awb)

Artikel 3:4

(…)
2. De voor een of meer belanghebbenden nadelige gevolgen van een besluit mogen niet onevenredig zijn in verhouding tot de met het besluit te dienen doelen.
Subsidieregeling elektrische personenauto’s particulieren

Artikel 1.1. Begripsbepalingen

In deze regeling wordt verstaan onder:
(…)
autobedrijf: erkend bedrijf bedrijfsvoorraad als bedoeld in artikel 1 van het Kentekenreglement;

Artikel 1.13. Algemene afwijzingsgrond

De Minister kan afwijzend beslissen op een aanvraag om subsidie indien de aanvraag niet voldoet aan het bepaalde in deze regeling.

Artikel 2.2.1. Voorwaarden

1. De aanschaf van een gebruikte elektrische personenauto door de aanvrager vindt plaats op basis van een koopovereenkomst, gesloten met een autobedrijf.
Kentekenreglement

Artikel 1

In dit besluit en de daarop rustende bepalingen wordt verstaan onder:
(…)
erkend bedrijf bedrijfsvoorraad: natuurlijk persoon of rechtspersoon aan wie een erkenning overeenkomstig artikel 62 van de wet is verleend;
(…)
wet: Wegenverkeerswet 1994;
Wegenverkeerswet 1994

Artikel 62

1. De Dienst Wegverkeer kan aan een natuurlijke persoon of rechtspersoon een erkenning verlenen waardoor deze gerechtigd is motorrijtuigen en aanhangwagens, waarvan hij de eigendom heeft verkregen, in zijn bedrijfsvoorraad op te nemen.

Voetnoten

1.Artikel 2.2.1 van de Sepp.
2.Artikel 1.1 van de Sepp in samenhang met artikel 1 van het Kentekenreglement en met artikel 62 van de Wegenverkeerswet 1994.
3.Artikel 3:4, tweede lid, van de Awb.
4.Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State 12 februari 2020, ECLI:NL:RVS:2020:452.
5.Hoofdlijnenverslag van de internetconsultatie, met inhoudelijke reactie van het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat, “subsidieregeling elektrische personenauto’s particulieren”(openbare internetconsultatie van 4 maart – 31 maart 2020), beschikbaar op www.internetconsultatie.nl.
6.Artikel 3:4, tweede lid, van de Awb.
7.Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State 12 februari 2020, ECLI:NL:RVS:2020:452.