Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
[verzoekster] , V-nummer: [V-nummer 1] , verzoekster
[minderjarige 2], V-nummer: [V-nummer 3] , en
[minderjarige 3], V-nummer: [V-nummer 4] (gemachtigde: mr. T.M. van der Wal),
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 13 juli 2023 uitspraak gedaan in het kader van een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoekster, een minderjarige met haar kinderen, had een asielaanvraag ingediend die door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid niet in behandeling was genomen. Dit gebeurde op basis van het besluit van 8 juni 2023, waarin werd gesteld dat Duitsland verantwoordelijk was voor de behandeling van de asielaanvraag. Verzoekster heeft hiertegen beroep ingesteld en tegelijkertijd verzocht om een voorlopige voorziening.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 4 juli 2023 behandeld, maar beide partijen zijn niet verschenen. In de uitspraak van dezelfde dag, onder zaaknummer NL23.16787, heeft de rechtbank al uitspraak gedaan op het beroep van verzoekster. Hierdoor was er geen noodzaak meer voor een voorlopige voorziening, wat de reden was voor de afwijzing van het verzoek. De voorzieningenrechter heeft ook overwogen dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.
De uitspraak is gedaan door mr. J.J. Catsburg, in aanwezigheid van griffier mr. S. Westerhof, en is openbaar gemaakt op 13 juli 2023. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.