ECLI:NL:RBDHA:2023:10301
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Onbevoegdheid van de rechtbank in terugkeerbesluit na eerdere beslissing
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 12 juli 2023 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende een terugkeerbesluit dat eerder op 10 januari 2023 door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid aan de eiser was opgelegd. De eiser, die zich identificeert als [naam 1] van Britse nationaliteit, betwistte de identiteit die door de verweerder aan hem was toegekend, namelijk die van [eiser], een Tunesische nationaliteit. Tijdens de zitting op 29 juni 2023 heeft de eiser verklaard dat zijn werkelijke naam [naam 2] is en dat hij afkomstig is uit Palestina. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de verweerder terecht heeft vastgesteld dat de eiser de persoon is die hij beweert te zijn, en dat de vingerafdrukken in het dossier niet van hem zijn.
De rechtbank heeft vervolgens de vraag behandeld of het terugkeerbesluit dat aan de eiser was opgelegd, onverplicht en ten overvloede was genomen. De rechtbank concludeert dat dit inderdaad het geval is, aangezien er op 14 september 2017 al een terugkeerbesluit was genomen dat in rechte vaststond. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen relevante wijzigingen zijn opgetreden in de verblijfsrechtelijke situatie van de eiser sinds dat eerdere besluit. Bovendien is er geen bewijs dat de eiser de Europese Unie heeft verlaten na de uitreiking van het besluit over de verblijfsvergunning, waardoor het eerdere besluit nog steeds van kracht is.
Daarom heeft de rechtbank zich onbevoegd verklaard om kennis te nemen van het beroep dat was ingesteld tegen het terugkeerbesluit, en de beroepsgronden behoeven geen verdere bespreking. De uitspraak is gedaan door mr. S.G.M. van Veen, in aanwezigheid van griffier mr. M. van Ettikhoven, en is openbaar gemaakt op 12 juli 2023. Tegen deze uitspraak kan binnen vier weken hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.