ECLI:NL:RBDHA:2023:10297

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
14 juli 2023
Publicatiedatum
14 juli 2023
Zaaknummer
09/076658-23
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot afdreiging en bedreiging met een machete en een gaspistool in het kader van een eergerelateerd conflict

Op 14 juli 2023 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van poging tot afdreiging en bedreiging met een machete en een gaspistool. De zaak vond zijn oorsprong in een eergerelateerd conflict waarbij de verdachte, samen met twee medeverdachten, op 16 maart 2023 in Poeldijk de aangever bedreigde. De rechtbank oordeelde dat de drie verdachten nauw samenwerkten en dat de verdachte een (gedeeltelijk) voorwaardelijke gevangenisstraf opgelegd kreeg, evenals een vrijheidsbeperkende maatregel. Het slachtoffer van de bedreiging werd schadevergoeding toegekend. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de primair en subsidiair ten laste gelegde feiten, omdat niet wettig en overtuigend kon worden bewezen dat de verdachte opzet had op de dood of zwaar lichamelijk letsel van de aangever. De rechtbank concludeerde dat de verdachte wel schuldig was aan de bedreiging en poging tot afdreiging, en legde een gevangenisstraf van zeven maanden op, waarvan twee maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden zoals een meldplicht en een contactverbod met de slachtoffers.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummer: 09/076658-23
Datum uitspraak: 14 juli 2023
Tegenspraak
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
BRP-adres: [adres] , [woonplaats]
op dit moment gedetineerd in de penitentiaire inrichting Alphen aan den Rijn, locatie Eikenlaan.

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden op de terechtzitting van 30 juni 2023.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. N.C. Neelis en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsman mr. J.P. van Rossum naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1
hij op of omstreeks 16 maart 2023 te Poeldijk, gemeente Westland tezamen en in vereniging met één of meer anderen, ter uitvoering van het door verdachte en/of diens medeverdachte(n) voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 1] opzettelijk van het leven te beroven, een zwaaiende en/of stekende beweging heeft gemaakt met een machete, althans een groot mes, in de richting van de buik, althans het lichaam, van die [slachtoffer 1] , terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 16 maart 2023 te Poeldijk, gemeente Westland tezamen en in vereniging met één of meer anderen, ter uitvoering van het door verdachte en/of diens medeverdachte(n) voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen een zwaaiende en/of stekende beweging heeft gemaakt met een machete, althans een groot mes, in de richting van de buik, althans het lichaam, van die [slachtoffer 1] , terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2
hij op of omstreeks 16 maart 2023 te Poeldijk, gemeente Westland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, en/of met zware mishandeling, door
- met een machete, althans een (groot) mes en/of een vuurwapen (gaspistool), althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp dreigend op die [slachtoffer 1] af te lopen en/of
- die [slachtoffer 1] dreigend de woorden toe te voegen: "we houden niet van praten, maar van doen" en/of "maak hem af", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en/of
- met voornoemd mes een zwaaiende en/of stekende beweging te maken in de richting van de buik, althans het lichaam, van die [slachtoffer 1] en/of
- met een vuurwapen (gaspistool) meermalen, althans eenmaal, in de richting van
die [slachtoffer 1] en/of andere omstanders te schieten;
3
hij in of omstreeks de periode van 5 maart 2023 tot en met 7 maart 2023 te Vlissingen en/of 's-Gravenhage en/of Nijmegen tezamen en in vereniging met een of meer ander(en), althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met smaad, smaadschrift en/of openbaring van een geheim [slachtoffer 2] heeft gedwongen tot afgifte van enig goed, te weten 21.000 euro, althans een geldbedrag, dat geheel of ten dele aan die [slachtoffer 2] en/of aan een derde toebehoorde, die [slachtoffer 2] heeft laten weten dat hij beschikt over één of meer foto('s) en/of video('s) waarop zij, [slachtoffer 2] , zichtbaar is zonder hoofddoek en/of met ontblote armen en/of benen en/of dat hij die foto('s) en/of video('s) openbaar zou maken tenzij die [slachtoffer 2] hem, verdachte, voornoemd geldbedrag zou betalen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.

3.De bewijsbeslissing

3.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot vrijspraak van het onder 1 ten laste gelegde en tot bewezenverklaring van het onder 2 en 3 ten laste gelegde.
3.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft namens de verdachte vrijspraak van het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde bepleit.
3.3.
Vrijspraak ten aanzien van feit 1 primair en subsidiair
De rechtbank is met de officier van justitie en de verdediging van oordeel dat het onder 1 primair en subsidiair ten laste gelegde niet wettig en overtuigend kan worden bewezen. Uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting blijkt onvoldoende vanaf welke afstand er met de machete is gezwaaid, welke bewegingen met de machete zijn gemaakt en met wat voor kracht dit is gebeurd. De rechtbank kan dan ook niet vaststellen dat de verdachte ten minste voorwaardelijk opzet heeft gehad op de dood van de aangever dan wel op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel.
De rechtbank zal de verdachte dan ook vrijspreken van het onder 1 primair en subsidiair ten laste gelegde.
3.4.
Gebruikte bewijsmiddelen
De rechtbank heeft hierna opgenomen de wettige bewijsmiddelen met de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden.
Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer PL1500-2023080193, van de politie eenheid Den Haag, district Westland – Delft, met bijlagen (doorgenummerd pagina 1 t/m 301).
Feit 2
1. Het proces-verbaal van aangifte, opgemaakt op 17 maart 2023, voor zover inhoudende (p. 17-21):
Plaats delict: Poeldijk, binnen de gemeente Westland.
Aangever
Achternaam: [slachtoffer 1]
Voornamen: [slachtoffer 1]
Op 16 maart 2023 kreeg ik om 20:08 uur een spraakbericht via Whatsapp van dat nummer. Hierna heb ik dat nummer gebeld. Ik hoorde dat hij zei: "Ik ben een vriend van [verdachte] , ik wil met jou komen praten". Ik hoorde [verdachte] op de achtergrond praten. Ik wist gelijk dat het om een meisje ging. Daarna zei die jongen (vriend van [verdachte] ): wij gaan het wel met haar oplossen maar wij willen eerst met jou praten. Dus ik zei:" Dat is goed, ik wacht op jullie". Hierna zei die vriend van [verdachte] : "Oké wij zijn over 47 minuten bij je". Ik heb hem mijn locatie gestuurd. Ik bevond mij toen bij het [adres] .
Plotseling hoorde ik een auto de straat in komen rijden. Ik zag dat het een busje was. Ik zag dat er twee mannen uit het busje stapte. Daarna zag ik dat één van de mannen naar mij toegelopen kwam. Ik zag dat de tweede man, schuin achter de eerste man bleef staan. Ondertussen zag ik dat er een derde man mijn richting op gelopen kwam. Ik herkende deze man als [verdachte] . Toen zag ik dat de twee andere mannen direct richting die bus renden. Ik zag dat de twee mannen ineens weer mijn richting op gelopen kwamen. Toen zij mijn richting op kwamen lopen, zag ik dat de eerste man een groot, lang mes in zijn rechterhand had, dit mes herken ik als een machete mes. De tweede man liep vlak achter de eerste met een ander voorwerp in zijn hand. Wel zag ik dat die het voorwerp naar beneden richtte. Vlak daarna hoorde ik direct een harde knal.. De eerste man met dat grote mes haalde met het mes uit. Hierna hoorde ik weer dat er geschoten werd. Ik kon niet zien waar er naartoe werd geschoten. Ik was enorm bang voor de drie mannen.
2. Het proces-verbaal van verhoor van de [getuige 2] , opgemaakt op 16 maart 2023, voor zover inhoudende (p. 23-24):
Wij kregen in de Snapchat groep een bericht van [slachtoffer 1] (de rechtbank begrijpt: [slachtoffer 1] ) dat er mensen onderweg waren vanuit Utrecht. [slachtoffer 1] had gevraagd of wij naar het [adres] wilden komen. Wij parkeerden de auto op de parkeerplaats. Toen kwam op een gegeven moment [slachtoffer 1] aan. Ze waren met z’n drieën. Zij kwamen praten met [slachtoffer 1] . Op dat moment lopen zij terug naar de bus waarmee zij gekomen zijn. De man met de capuchon pakte vanaf de bestuurderstoel een grote machete ik denk dat hij wel ongeveer 1 meter was. De man met de machete liep op [slachtoffer 1] af en op korte afstand maakte hij een steekbeweging richting de buik van [slachtoffer 1] . Op dat moment zag ik dat de man met het Louis Vuitton tasje, uit zijn tasje een zwart vuurwapen haalde.
Ik zag dat hij de slede van het vuurwapen overhaalde en ik hoorde dat het wapen werd doorgeladen. Hierna zag ik dat hij het vuurwapen richtte op mij, [slachtoffer 1] , en [naam] . Ik zag dat hij echt op ons richtte. Hierna hoorde ik harde knallen en ik hoorde de kogels om mijn oren vliegen.
3. Het proces-verbaal van verhoor van de [getuige 1] , opgemaakt op 16 maart 2023, voor zover inhoudende (p. 35):
Mijn broer [slachtoffer 1] (de rechtbank begrijpt: [slachtoffer 1] was er ook bij. Toen kwamen er 3 jongens enzo.
Toen liepen ze met zijn drieën naar die bus. Ik zag dat jongen 1 de voorstoel (bijrijderskant) naar voren schoof. Ik zag dat hij een mes (machete) en een stok pakte. Ik zag dat jongen 1 het mes vast hield. Ik zag dat jongen 2 de stok vast hield. En jongen 3 hield de hele tijd zijn hand in zijn tas. Dit was een Louis Vuitton heuptasje. Toen kwamen ze hard lopend/ snel wandelend terug. Jongen 1 rende het plein op. Jongen 2 volgde hem. Jongen 3 pakte ineens een vuurwapen uit zijn tas. Dit was een zwart pistool. Ik zag vervolgens dat jongen 3 dit pistool doorlaadde. Jongen 3 begon daarna met dit vuurwapen op de grond van het pleintje te schieten.
4. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 17 maart 2023, voor zover inhoudende (p. 67-69):
Ik, verbalisant, was belast met het bekijken van camerabeelden geleverd door de [adres] . Ik zag dat zich een tijdstempel in het beeld bevond:
16-03-2023 Thu 21:57:02. Ik zag dat de witte bestelbus een parkeervak indraaide. Ik zag dat er iemand door het lichtschijnsel van het busje liep richting de persoon achter de boom. Ik zag dat er een tweede persoon vrijwel direct achter de eerste aanliep. Ik zag een derde persoon bij de plek waar het busje geparkeerd stond vandaan komen. Ik zag dat deze persoon ook naar de boom liep. Ik zag om 22:01:37 uur dat er 3 personen wegliepen achter de boom vandaan richting de geparkeerde bus. Ik zag dat ze bij de bus bezig zijn omdat er een portier wordt geopend en 1 persoon de bus in gaat en de andere net in beeld blijft staan. Ik zag om 22:02:03 uur dat de personen bij de bus weer in beweging komen en richting de groep lopen, ik zag dat kort daarop er personen achter de boom beginnen te rennen en de personen die bij de bus vandaan komen ook beginnen te rennen. Ik zag dat er personen achter de boom langsrennen en ik zag 2 maal een lichtflits wat overeen kan komen met een pistoolschot. Ik zag dat de personen hierna terugrennen naar de bus.
5. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 17 maart 2023, voor zover inhoudende (p. 79):
Op 17 maart 2023 overhandigde [naam] mij het op een vuurwapen gelijkend voorwerp. Ik, verbalisant Gouwenberg, vroeg aan [naam] waar zijn zoon het voorwerp exact had aangetroffen. Ik hoorde dat zijn zoon het voorwerp had gevonden, op het houten gedeelte van de fietsbrug, onder de [adres] .
6. Het proces-verbaal van het Team Forensische Opsporing, opgemaakt op 23 maart 2023, voor zover inhoudende (p. 188):
Omschrijving wapen
Soort wapen Gaspistool
Merk Zoraki
Model 918
Kaliber 9 mm P.A.K.
Bijzonderheden Het vuurwapen is bestemd om knalpatronen en gaspatronen van het kaliber 9 mm te verschieten.
Categorie wapen Het vuurwapen is een vuurwapen in de zin van artikel 1 onder 3 gelet op artikel 2 lid 1 categorie III sub 1 van de Wet wapens en munitie.
7. Het proces-verbaal van verhoor van de verdachte [medeverdachte 1] , opgemaakt op 17 maart 2023, voor zover inhoudende (p. 153, 156 en 157):
Ik was in Utrecht. Ik was met [verdachte] en [medeverdachte 1] . [verdachte] heeft een busje.
V: Door wie ben jij opgehaald?
A: Van waar? Ik zat met [medeverdachte 1] . [verdachte] heeft ons opgehaald.
8. Het proces-verbaal van verhoor van de verdachte [medeverdachte 1] , opgemaakt op 27 maart 2023, voor zover inhoudende (p. 234-236):
Ik wil nu wel verklaren dat ik heb geschoten. Het is een alarmpistool, er zitten geen echte kogels in.
A: Toen zei [verdachte] dat hij problemen had en toen zijn we terug gegaan naar mijn huis om het wapen op te halen en daarna zijn we weer naar de afspraak gegaan.
9. De verklaring van de getuige [medeverdachte 1] , afgelegd op de terechtzitting van 30 juni 2023, voor zover inhoudende:
Ik ben naar huis gegaan om het pistool op te halen. Ik deed thuis het pistool in het tasje. Ik heb aan [medeverdachte 2] en [verdachte] verteld dat ik het pistool had gehaald. Het was om mijzelf te verdedigen.
10. Het proces-verbaal van verhoor van de verdachte [medeverdachte 2] , opgemaakt op 17 maart 2023, voor zover inhoudende (p. 128, 131, 132 en 135):
Ik heb een afspraak gemaakt met een vriend van mij die uit Nijmegen komt. Hij is met de auto uit Nijmegen komen.
V: En toen?
A: Die man heeft een probleem met iemand anders.
V: Is dat die vriend uit Nijmegen die een probleem
A: Ja.
V: Vanaf wanneer had die vriend dat jou verteld over die incidenten?
A: Ongeveer een week geleden. Toen had hij mij dit verteld.
V: Hoe heet die vriend uit Nijmegen?
A: [verdachte] .
Ik had wel een mes bij mij. Ik had uit voorzorg het mes meegenomen. Geen keukenmes, maar een mes die je niet zomaar kan kopen. Het is een mes met een
houten onderkant.
11. Het proces-verbaal van verhoor van de verdachte [medeverdachte 2] , opgemaakt op 27 maart 2023, voor zover inhoudende (p. 228-229):
Ik ging terug naar de auto en pakte een mes. Ik stond met het mes te zwaaien.
12. De verklaring van de verdachte, afgelegd op de terechtzitting van 30 juni 2023, voor zover inhoudende:
Het klopt dat ik een Islamitisch huwelijk had met [slachtoffer 2] en dat ik ondertussen ben gescheiden. Zij was vreemd gegaan met [slachtoffer 1] (de rechtbank begrijpt [slachtoffer 1] .) Ik heb op 16 maart 2023 niet zelf naar [slachtoffer 1] gebeld. Ik heb [medeverdachte 2] verteld over de situatie met [slachtoffer 2] en hij heeft het tegen [medeverdachte 1] gezegd. [medeverdachte 2] vond het zielig voor mij dat ik maar kort getrouwd was. Ik vond het een goed idee van [medeverdachte 2] om met [slachtoffer 1] te gaan praten. Ik heb [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] opgehaald in Utrecht. We zijn van Utrecht naar Poeldijk gereden, dat was ongeveer veertig minuten. In de auto hebben we besproken wat we gingen zeggen. [medeverdachte 2] heeft gebeld, omdat [slachtoffer 1] mij heeft geblokkeerd. [medeverdachte 2] heeft gebeld met de telefoon van [medeverdachte 1]
Ik wist van een stok, de afgebroken honkbalknuppel. De honkbalknuppel lag ook al in de auto. Ik dacht als het uit de hand loopt dan heb ik iets bij mij. Ik ging naar de bus en ik heb de stok gepakt. We zijn samen naar de bus gelopen. Ik heb gezien dat [medeverdachte 2] een mes pakte. Misschien heb ik twee of drie keer met de stok op de scooter geslagen.
Feit 3
1. Het proces-verbaal van aangifte, opgemaakt op 7 maart 2023, voor zover inhoudende (p. 196-198):
Aangever
Achternaam: [slachtoffer 2]
Voornamen: [slachtoffer 2]
Plaats: ’s-Gravenhage
[verdachte] heeft foto's van mij in zijn bezit van toen wij nog getrouwd waren. Ik ben herkenbaar op deze foto's. In mijn dagelijks leven draag ik een hoofddoek omdat ik Moslim ben. [verdachte] heeft foto's en video's van mij zonder hoofddoek omdat ik thuis mijn hoofddoek af doe en met korte kleding waarop mijn benen en armen open en bloot te zien zijn.
Op maandag 5 maart 2023 ging mijn broer naar Vlissingen. Mijn broer had daar
afgesproken met [verdachte] om te praten over waarom [verdachte] mij chanteerde om foto’s rond te sturen. [verdachte] heeft toen tegen mijn broer gezegd dat ik 21.000 Euro moest betalen en dan zou alles klaar zijn en dan zou hij mijn foto's verwijderen. Op maandag 6 maart 2023 zag ik dat op de tiktok account van [verdachte] een video van mij was geplaatst. Op deze video ben ik te zien zonder een hoofddoek en ik ben aan het dansen met [verdachte] . Op 6 maart 2023 heeft [verdachte] een bericht naar mij gestuurd waarin hij zegt, dat ik twee dagen de tijd heb en dat ik hem geld moet betalen anders gaat hij deze video en nog veel meer foto's afdrukken en verspreiden in Den Haag. Ik ben bang dat [verdachte] mijn foto's en video's gaat plaatsen. Mijn familie en ik zijn heel streng gelovig. Volgens ons geloof is het niet toegestaan dat ons lichaamsdelen bloot gezien worden door anderen.
2. Het proces-verbaal van verhoor van de getuige K. [slachtoffer 2] , opgemaakt op 12 maart 2023, voor zover inhoudende (p. 209-210):
V: Ik heb begrepen dat jij op 6 maart met [verdachte] hebt afgesproken in Vlissingen, klopt dat?
A: Ja.
V: Waarover ging dit gesprek?
A: Over dat hij foto's van mijn zus wilde plaatsen enzo. Ik wilde hem vragen wat hij wilde en dat hij geen contact meer met ons op moest nemen weet je. Dus hij zei dat hij 21.000 euro wilde hebben.
3. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 23 maart 2023, voor zover inhoudende (p. 217 en 219):
Hier woont mevrouw [naam] , de oma van [slachtoffer 2] . Ik ging
in gesprek met oma over de situatie rondom [slachtoffer 2] . Dat hij nu 21000 euro wil hebben is zeer ongebruikelijk. [verdachte] stuurde opnames naar mij. Op deze opnames was hij aan het uitschelden, bedreigen en lelijke dingen aan het zeggen. De bedreigingen waren dat [verdachte] foto's en telefoonnummers van ons zou gaan verspreiden. Met de foto's bedoelt [verdachte] foto's van [slachtoffer 2] . Dit zijn foto's van [slachtoffer 2] in de slaapkamer of woonkamer. Het kan zijn dat [slachtoffer 2] op de foto's te zien is met luchtige kleding of misschien geen kleding. Het zijn namelijk foto's vanuit de huiselijke sfeer ten tijde van een huwelijk.
4. De verklaring van de verdachte, afgelegd op de terechtzitting van 30 juni 2023, voor zover inhoudende:
Ik heb contact gehad met [slachtoffer 2] . Ik heb gezegd dat ik mijn geld terug wil. Eigenlijk was het meer dan € 21.000, maar dat bedrag heb ik genoemd.
U houdt mij voor dat ik er van verdacht wordt dat ik tegen [slachtoffer 2] heb gezegd dat ik de € 21.000 terug wil hebben en als ik dat niet terugkrijg dat ik dan foto’s en video’s zou verspreiden van [slachtoffer 2] zonder hoofddoek en met blote armen en benen. Ik heb dat gezegd maar ik heb het niet gedaan.
3.5.
Bewijsoverwegingen feit 2
3.5.1.
Medeplegen?
Om de betrokkenheid aan een strafbaar feit als medeplegen bewezen te kunnen verklaren is vereist dat komt vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking.
De raadsman heeft bepleit dat geen sprake is van medeplegen omdat er geen sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking met de medeverdachten, nu de bijdrage van de verdachte aan de gezamenlijke uitvoering van het delict van onvoldoende gewicht was en hij geen opzet had op het gronddelict en op de deelneming zelf. Ter onderbouwing heeft de raadsman aangevoerd dat het niet het idee van de verdachte (hierna ook: [verdachte] ) was om met de aangever een afspraak te maken. In de beleving van de verdachte was er ook geen enkele intentie om de situatie te laten escaleren en er was ook onderling besproken dat er alleen gepraat zou worden. Dat de verdachte geen kwade bedoelingen had, wordt ondersteund door het feit dat hij, en voor zover hij wist voor het vertrek ook zijn medeverdachten, niet bewapend was, aldus de raadsman. Dit veranderde pas nadat de situatie escaleerde omdat de broer en vrienden van [slachtoffer 1] er plots bij kwamen staan en messen bij zich bleken te hebben. De situatie waarin er wapens werden gepakt ontstond dus spontaan. De verdachte kon dan ook niet van tevoren bevroeden dat het uit de hand zou lopen. Ook namen de medeverdachten het initiatief om de wapens te pakken. De verdachte werd overrompeld door de chaotische situatie en de snelle reactie van de medeverdachten. Voorts heeft de raadsman aangevoerd dat het voor de verdachte geen optie was om alleen in de bus te stappen en de medeverdachten daar achter te laten tegenover een veel grotere groep die was uitgerust met messen.
Op grond van de bovenstaande bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat de verdachte, de medeverdachte [medeverdachte 2] (hierna ook: [medeverdachte 2] ) en de medeverdachte [medeverdachte 1] (hierna ook: [medeverdachte 1] ) op 16 maart 2023 in het busje van [verdachte] vanuit Utrecht naar Poeldijk zijn gereden om met de aangever te praten. [verdachte] had een conflict met de aangever over zijn vrouw. [verdachte] had [medeverdachte 2] in de week voorafgaand aan 16 maart 2023 over het conflict verteld en [medeverdachte 1] was hiervan op 16 maart 2023 voor hun vertrek naar Poeldijk op de hoogte gebracht. [verdachte] had [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] in Utrecht opgehaald. Voordat zij naar Poeldijk gingen, waren zij eerst langs het huis van [medeverdachte 1] gegaan om een gaspistool op te halen. [medeverdachte 2] had een machete meegenomen en in de bus van [verdachte] lag een houten stok. [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] hebben verklaard dat zij hun wapens hadden meegenomen voor het geval dat het gesprek uit de hand zou lopen. Aangekomen in Poeldijk zijn [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [verdachte] ongewapend naar de aangever gelopen en heeft er een gesprek plaatsgevonden met de aangever. Tijdens het gesprek arriveerden ook het broertje en vrienden van de aangever. Uit de camerabeelden blijkt dat [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [verdachte] vervolgens terug lopen naar de witte bus van [verdachte] . Volgens de verklaringen van [medeverdachte 2] en [verdachte] hebben zij toen de machete respectievelijk de houten stok gepakt. Uit de camerabeelden blijkt dat zij daarna alle drie terug naar de aangever renden. Uit hun verklaringen blijkt dat [medeverdachte 2] toen heeft gezwaaid met zijn machete. Volgens de aangever en een getuige was dat richting de aangever. [medeverdachte 1] schoot volgens de aangever en een getuige met het gaspistool meermalen op de grond richting de aangever. Vervolgens zijn ze alle drie teruggerend naar de bus en gezamenlijk vertrokken.
Nu de verdachte en zijn twee medeverdachten met zijn drieën naar de aangever zijn gereden, terwijl zij alle drie wisten dat ze naar Poeldijk gingen om met de aangever een conflict te bespreken, zij alle drie een wapen bij zich hadden, deze ook tegelijkertijd hebben gepakt, [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] deze ook tegen de aangever hebben gebruikt en zij daarna ook weer gezamenlijk zijn vertrokken, is de rechtbank van oordeel dat van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking kan worden gesproken van het bedreigen van de aangever door het gebruiken van die wapens. De bijdrage van de verdachte aan het toegepaste geweld is het slaan met de stok op een scooter. De verklaring van de verdachte dat hij niet wist dat de medeverdachten wapens hadden acht de rechtbank ongeloofwaardig, nu de verdachte de gehele rit van Utrecht naar Poeldijk met de medeverdachten in de auto heeft gezeten, terwijl hij wist waarom ze naar Poeldijk gingen en om die reden een gaspistool was meegenomen.
De rechtbank is gelet op hetgeen hiervoor is overwogen dan ook van oordeel dat het ten laste gelegde medeplegen kan worden bewezen.
3.5.2.
Conclusie
De rechtbank is met betrekking tot de onder 2 en 3 ten laste gelegde feiten van oordeel dat deze feiten wettig en overtuigend zijn bewezen.
3.6.
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart ten laste van de verdachte bewezen dat:
2
hij op 16 maart 2023 te Poeldijk, gemeente Westland, tezamen en in vereniging met anderen [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, en/of met zware mishandeling, door
- met een machete en een vuurwapen (gaspistool) dreigend op die [slachtoffer 1] af te lopen en
- met voornoemd mes een zwaaiende beweging te maken in de richting van het lichaam, van die [slachtoffer 1] en
- met een vuurwapen (gaspistool) meermalen in de richting van die [slachtoffer 1] te schieten;
3
hij omstreeks de periode van 5 maart 2023 tot en met 7 maart 2023 te Vlissingen en 's-Gravenhage ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met smaadschrift [slachtoffer 2] heeft gedwongen tot afgifte van enig goed, te weten 21.000 euro, dat geheel of ten dele aan die [slachtoffer 2] toebehoorde, die [slachtoffer 2] heeft laten weten dat hij beschikt over één of meer foto's en video's waarop zij, [slachtoffer 2] , zichtbaar is zonder hoofddoek
,met ontblote armen en benen en dat hij die foto's en video's openbaar zou maken tenzij die [slachtoffer 2] hem, verdachte, voornoemd geldbedrag zou betalen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.

4.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De straf- en maatregeloplegging

6.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van twaalf maanden, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht, waarvan vijf maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren en als bijzondere voorwaarden een meldplicht, ambulante behandeling, een contactverbod met zijn medeverdachten, een locatieverbod voor het gebied Den Haag/Westland en een locatiegebod. Ook heeft de officier van justitie de oplegging van de maatregel van artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht (hierna ook: Sr) gevorderd, inhoudende een contactverbod met [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] en een locatieverbod ten aanzien van de woonadressen van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] , met bepaling van vervangende hechtenis van een week voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan met een maximum van zes maanden. De officier van justitie heeft de dadelijke uitvoerbaarheid van de bijzondere voorwaarden en van de 38v Sr-maatregel gevorderd.
6.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft de rechtbank – indien zij tot een veroordeling komt – verzocht om bij het bepalen van de strafmaat rekening te houden met het advies van de reclassering en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De verdachte is jong, probeert zijn weg te vinden in de samenleving, had de praktische kant van zijn leven goed op orde, heeft geen enkele voorgeschiedenis als het gaat om dit soort delicten en is een hardwerkende en rustige jongen. Verder heeft de raadsman aangevoerd dat, hoewel de verdachte zich onschuldig acht, hij is geschrokken van wat er allemaal is gebeurd en zich realiseert dat dit nooit zo had mogen verlopen. De verdachte ziet in dat hij op het gebied van emotionele volwassenheid nog veel moet leren en hij wil er alles aan doen om in de toekomst nooit meer in dit soort situaties terecht te komen. Voorts heeft de raadsman de rechtbank verzocht om bij het bepalen van de strafmaat rekening te houden met het feit dat in de tijd dat de verdachte in voorarrest heeft gezeten er mediation heeft plaatsgevonden tussen zijn familie, de familie van zijn ex-vrouw en die van de aangever. Deze bemiddeling is succesvol geweest. Tot slot heeft de raadsman bepleit dat het enige wat de verdachte tijdens de confrontatie heeft gedaan het in zijn handen hebben van een stok en het slaan op een scooter is. Volgens de LOVS-richtlijnen staat op bedreiging onder vertoning van een slag- of stootwapen veertig uur taakstraf.
6.3.
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf en maatregel zijn in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Ernst van de feiten
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot afdreiging van zijn ex-vrouw [slachtoffer 2] en aan het medeplegen van bedreiging van de (mogelijk) nieuwe partner van zijn ex-vrouw. De verdachte heeft zich wederrechtelijk willen bevoordelen door zijn ex-vrouw te dwingen om € 21.000 aan hem te betalen. Als zij dit niet zou doen, dan zou hij foto’s en video’s van haar online plaatsen. Op deze foto’s en video’s stond zij zonder hoofddoek en met blote armen en benen afgebeeld. De verdachte en zijn ex-vrouw zijn beiden moslims. De rechtbank rekent het de verdachte aan dat hij heeft gedreigd deze foto’s en video’s online te plaatsen, omdat hij als moslim moet weten dat het voor de reputatie van zijn ex-vrouw in de moslimgemeenschap verregaande negatieve gevolgen zou hebben als hij deze foto’s en video’s online had geplaatst. Door zo te handelen heeft de verdachte gevoelens van angst veroorzaakt bij zijn ex-vrouw. Vervolgens heeft de verdachte de (mogelijke) nieuwe partner van zijn ex-vrouw (hierna ook: het slachtoffer) bedreigd door samen met zijn medeverdachten richting het slachtoffer te schieten, te zwaaien met een machete en met een stok tegen een scooter die vlakbij hen op het plein stond te slaan. De rechtbank rekent het de verdachte bovendien aan dat de medeverdachten door een conflict dat hij heeft veroorzaakt geweld hebben gebruikt. Door zo te handelen heeft de verdachte zich volstrekt verkeerd en onverantwoordelijk gedragen. De verdachte heeft met zijn handelen gevoelens van angst en onveiligheid veroorzaakt bij het slachtoffer. Voorts kan worden aangenomen dat dit soort incidenten in een woonwijk op een pleintje waar normaal kinderen spelen kan leiden tot een gevoel van onveiligheid bij de buurtbewoners.
Strafblad
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van de verdachte van 31 mei 2023. Hieruit volgt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke feiten.
Persoon van de verdachte
De rechtbank heeft kennisgenomen van een reclasseringsadvies over de verdachte van 26 mei 2023, opgesteld door D.B.B. Kleindijk. De reclasseringswerker concludeert het volgende. De verdachte was tot het moment van het tenlastegelegde als zzp’er werkzaam en hij kan na zijn detentie zijn werkzaamheden bij zijn laatste opdrachtgever hervatten. De reclassering acht deze garantie op dagbesteding beschermend. De verdachte heeft verklaard - ondanks dat hij een eigen woning heeft - na zijn detentie bij zijn ouders in te willen trekken. De reclassering concludeert dat hieruit besef blijkt van zijn impulsieve handelen en de bereidheid om zijn gemaakte fouten niet te willen herhalen. De reclassering schat het risico op recidive in als gemiddeld en adviseert om het volwassenenstrafrecht toe te passen. Voorts adviseert de reclassering om bij een veroordeling een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met bijzondere voorwaarden, waaronder een contactverbod met [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en de medeverdachten en een locatieverbod en -gebod met elektronische monitoring.
De rechtbank neemt de conclusie van de reclasseringswerker over om het volwassenenstrafrecht toe te passen. De verdachte was ten tijde van de bedreiging en de poging tot afdreiging 21 jaar oud en dus meerderjarig. Het uitgangspunt is dat een meerderjarige verdachte wordt berecht volgens het volwassenenstrafrecht. De rechtbank ziet onvoldoende aanknopingspunten om van dit uitgangspunt af te wijken.
Conclusie
Gelet op wat hiervoor is overwogen over de aard en de ernst van de feiten, is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden volstaan met een lichtere of andere sanctie dan een straf die een deels onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming van na te melden duur met zich brengt.
De rechtbank zal een deel van die straf voorwaardelijk opleggen, met een proeftijd van twee jaren en zal daaraan
een deelvan de door de reclassering geadviseerde voorwaarden verbinden, om de verdachte ervan te weerhouden zich in de toekomst opnieuw aan strafbare feiten schuldig te maken en te bewerkstelligen dat een oplossing wordt gevonden voor de problematiek van de verdachte en zo de kans op recidive terug te dringen.
De rechtbank overweegt dat zij, anders dan de reclassering adviseert, geen contactverbod met de medeverdachten, geen locatieverbod voor Den Haag/Westland (met elektronische monitoring) en geen locatiegebod (met elektronische monitoring) zal opleggen. Het dossier bevat onvoldoende aanleiding om deze bijzondere voorwaarden aan het voorwaardelijk strafdeel te verbinden.
Dadelijke uitvoerbaarheid van de bijzondere voorwaarden
De verdachte heeft zich onder meer schuldig gemaakt aan een misdrijf dat gericht is tegen de onaantastbaarheid van het lichaam van een persoon, te weten bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en met zware mishandeling. Gelet op de ernst van het feit en in aanmerking genomen dat dit feit voortkomt uit cultuur- en eer-gerelateerde omstandigheden, is de rechtbank van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. Daarom zal de rechtbank bevelen dat de hierna op grond van artikel 14c Sr te stellen voorwaarden en het op grond van artikel 14c Sr uit te oefenen toezicht dadelijk uitvoerbaar zijn.
Vrijheidsbeperkende maatregel
De rechtbank ziet, ter beveiliging van de maatschappij en ter voorkoming van (vergelijkbare) strafbare feiten, aanleiding om op grond van artikel 38v Sr een vrijheidsbeperkende maatregel op te leggen, te weten een contactverbod met [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] en een locatieverbod voor de woonadressen van deze twee aangevers. Deze maatregel geldt voor de duur van twee jaren en voor iedere keer dat de verdachte de maatregel overtreedt, zal vervangende hechtenis worden opgelegd voor de duur van één week, met een maximum van zes maanden.
Nu niet is gebleken dat de situatie die tot de bewezenverklaarde feiten heeft geleid niet meer bestaat - over de inhoud en uitkomst van de mediation waar de verdediging melding heeft gemaakt is geen nadere informatie overgelegd - en het gaat om een eer-gerelateerde kwestie, moet er naar het oordeel van de rechtbank ernstig rekening mee worden gehouden dat de verdachte opnieuw een strafbaar feit zal plegen dan wel zich belastend zal gedragen jegens [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] . Gelet hierop beveelt de rechtbank, overeenkomstig het vierde lid van artikel 38v Sr, dat de opgelegde maatregel dadelijk uitvoerbaar is.

7.De vordering van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

[slachtoffer 1] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces en vordert een schadevergoeding van € 950,00, te vermeerderen met de wettelijke rente. Dit bedrag bestaat uit immateriële schade.
7.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot hoofdelijke toewijzing van de vordering van de benadeelde partij.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk moet worden verklaard dan wel dat de vordering moet worden afgewezen, aangezien de verdediging concludeert tot integrale vrijspraak. Subsidiair heeft de raadsman bepleit dat de vordering zeer moet worden gematigd nu er geen feitelijke onderbouwing is voor de aangevoerde psychische schade en de aangever ook een aanzienlijk aandeel heeft gehad in het ontstaan van het incident. De aangever heeft immers de verdachte en zijn medeverdachten uitgenodigd en heeft hen vervolgens opgewacht met een veel grotere bewapende groep. De aangever heeft de verdachte bovendien al een keer eerder bedreigd en mishandeld toen de verdachte in een-op-een gesprek een oplossing wilde zoeken.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
Op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting kan worden vastgesteld dat de benadeelde partij rechtstreeks immateriële schade heeft geleden door het onder 1 bewezenverklaarde feit. Dat de vordering niet met medische gegevens is onderbouwd, staat niet in de weg aan toekenning van (een deel van) de vordering. In voorkomende gevallen kunnen de aard en de ernst van de normschending meebrengen dat de nadelige gevolgen daarvan zo voor de hand liggen, dat een aantasting in de persoon kan worden aangenomen (zie bijvoorbeeld ECLI:NL:HR:2019:376). Hiervan is in deze zaak naar het oordeel van de rechtbank sprake. Het ligt zo voor de hand dat een persoon die wordt bedreigd als hier het geval is geweest daar nadelige psychische gevolgen van ondervindt, dat de rechtbank een aantasting in de persoon van de benadeelde partij aanneemt. Gelet hierop zal de rechtbank een bedrag ter vergoeding van de immateriële schade toekennen. De rechtbank acht in elk geval een bedrag van € 500,00 toewijsbaar.
De rechtbank zal de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk verklaren in de vordering nu dit deel van de vordering namens de benadeelde partij onvoldoende is onderbouwd. De benadeelde partij de gelegenheid geven voor een nadere onderbouwing van dit deel van de vordering zou een onevenredige belasting van het strafgeding opleveren. De benadeelde partij kan dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De rechtbank zal de gevorderde wettelijke rente toewijzen met ingang van 16 maart 2023, omdat vast is komen te staan dat de schade vanaf die datum is ontstaan.
Nu de vordering gedeeltelijk wordt toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt. De rechtbank begroot deze kosten tot op heden op nihil. Daarnaast wordt de verdachte veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Omdat de verdachte het strafbare feit ter zake waarvan schadevergoeding zal worden toegekend samen met zijn mededaders heeft gepleegd, zijn zij daarvoor ieder hoofdelijk aansprakelijk. Hetzelfde geldt voor de toegewezen proceskosten. Daarbij geldt dat de verdachte, voor zover een van de mededaders een bedrag aan de benadeelde partij heeft betaald, dat deel van de schadevergoeding en/of proceskosten niet meer aan de benadeelde partij hoeft te betalen.

8.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf en maatregelen zijn gegrond op de artikelen:
- 14a, 14b, 14c, 36f, 38v, 38w, 45, 47, 57, 285 en 318 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

9.De beslissing

De rechtbank:
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 1 primair en subsidiair ten laste gelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte de onder 2 en 3 ten laste gelegde feiten heeft begaan, zoals hierboven onder 3.6 bewezen is verklaard en dat het bewezen verklaarde uitmaakt:
ten aanzien van feit 2:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en met zware mishandeling;
ten aanzien van feit 3:
poging tot afdreiging;
verklaart het bewezenverklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van
7(
ZEVEN)
MAANDEN;
bepaalt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk gedeelte van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
bepaalt dat een gedeelte van die straf, groot
2 (TWEE) MAANDEN, niet zal worden tenuitvoergelegd onder de algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op
twee jarenvastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
en onder de bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich gedurende de proeftijd na uitnodiging meldt bij een nader aan te wijzen reclasseringsinstelling. De veroordeelde blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
- zich gedurende de proeftijd laat behandelen door De Waag of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling start zo spoedig mogelijk. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder, als de zorgverlener dat nodig vindt, ook het innemen van medicijnen vallen;
geeft opdracht aan Reclassering Nederland tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde voorwaarde(n) en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht daaronder begrepen;
beveelt dat bovengenoemde bijzondere voorwaarden en het - op grond van artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht - uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn;
38v-maatregel
legt op de maatregel dat de veroordeelde voor de duur van
2 (TWEE) JAREN
-op geen enkele wijze – direct of indirect – contact zal opnemen, zoeken of hebben met
[slachtoffer 1], [geboortedatum] te [geboorteplaats] , en met
[slachtoffer 2], geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] , en
-zich niet zal ophouden in een straal van honderd meter van de
[adres]en niet in een straal van honderd meter van de
[adres];
beveelt dat vervangende hechtende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
1 (EEN) WEEKvoor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan, tot een maximum van
6 (ZES) MAANDEN;
toepassing van de vervangende hechtenis heft de verplichtingen ingevolge de opgelegde maatregel niet op;
beveelt dat de opgelegde maatregel dadelijk uitvoerbaar is;
de voorlopige hechtenis
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte met ingang van het tijdstip waarop de duur van de voorlopige hechtenis gelijk wordt aan die van het onvoorwaardelijk gedeelte van de opgelegde gevangenisstraf;
de vordering van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij deels toe tot een bedrag van € 500,00 en veroordeelt de verdachte hoofdelijk om dit bedrag, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 16 maart 2023 tot de dag waarop deze vordering is betaald, te betalen aan [slachtoffer 1] ;
bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk is in de vordering tot schadevergoeding en dat de benadeelde partij dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
veroordeelt de verdachte tevens hoofdelijk in de proceskosten van de benadeelde partij, begroot op nihil, en de kosten die ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog gemaakt moeten worden;
legt aan de verdachte hoofdelijk de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 500,00, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 16 maart 2023 tot de dag waarop dit bedrag is betaald, ten behoeve van [slachtoffer 1] ;
bepaalt dat, als de verdachte niet het volledige bedrag betaalt en/of niet het volledige bedrag op hem kan worden verhaald, gijzeling zal worden toegepast voor de duur van 10 (TIEN) dagen. Het toepassen van gijzeling ontslaat de verdachte niet van zijn betalingsverplichting aan de Staat;
bepaalt dat als een van de mededader(s) de toegewezen schadevergoeding deels of geheel aan de benadeelde partij heeft betaald en/of de betalingsverplichting aan de Staat deels of geheel heeft voldaan, de verdachte niet meer verplicht is om dat deel te betalen of te voldoen;
bepaalt dat als de verdachte de toegewezen schadevergoeding deels of geheel aan de benadeelde partij heeft betaald, de verdachte niet verplicht is om dat deel te betalen aan de Staat en dat als de verdachte het toegewezen bedrag deels of geheel aan de Staat heeft betaald, de verdachte niet verplicht is om dat deel aan de benadeelde partij te betalen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. H.P.M. Meskers, voorzitter,
mr. J. Holleman, rechter,
mr. C.M. Koole, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. K. Muijsert, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 14 juli 2023.