ECLI:NL:RBDHA:2023:10296

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
14 juli 2023
Publicatiedatum
14 juli 2023
Zaaknummer
09/076661.23
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van bedreiging met een machete en gaspistool in het kader van een eer-gerelateerd conflict

Op 14 juli 2023 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het medeplegen van bedreiging met een machete en een gaspistool. De feiten vonden plaats op 16 maart 2023 in Poeldijk, waar de verdachte samen met twee medeverdachten naar de aangever ging om een conflict te bespreken. Tijdens deze confrontatie bedreigden zij de aangever met een machete en een gaspistool, waarbij de verdachte ook daadwerkelijk met het gaspistool schoot. De rechtbank oordeelde dat er sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en zijn medeverdachten, wat het medeplegen van de feiten bevestigde. De rechtbank legde de verdachte een gevangenisstraf op van zeven maanden, waarvan twee maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden zoals een meldplicht bij de reclassering en een locatieverbod. Daarnaast werd de verdachte veroordeeld tot het betalen van een schadevergoeding aan de benadeelde partij, die immateriële schade had geleden door de bedreiging.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummer: 09/076661-23
Datum uitspraak: 14 juli 2023
Tegenspraak
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 2000 te [geboorteplaats]
BRP-adres: [adres] , [woonplaats] ,
op dit moment gedetineerd in de penitentiaire inrichting Krimpen aan den IJssel.

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden op de terechtzitting van 30 juni 2023.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. N.C. Neelis en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsman
mr. E.J.W. Schuijlenburg naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1
hij op of omstreeks 16 maart 2023 te Poeldijk, gemeente Westland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, en/of met zware mishandeling, door
- met een machete, althans een (groot) mes en/of een vuurwapen (gaspistool), althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp dreigend op die [slachtoffer] af te lopen en/of
- die [slachtoffer] dreigend de woorden toe te voegen: "we houden niet van praten, maar van doen" en/of "maak hem af", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en/of
- met voornoemd mes een zwaaiende en/of stekende beweging te maken in de richting van de buik, althans het lichaam, van die [slachtoffer] en/of
- met een vuurwapen (gaspistool) meermalen, althans eenmaal, in de richting van die [slachtoffer] en/of andere omstanders te schieten;
2
hij op of omstreeks 16 maart 2023 te Poeldijk, gemeente Westland en/of Alkmaar, althans in Nederland een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een gaspistool, van het merk Zoraki, type 918, kaliber 9 mm zijnde een vuurwapen in de vorm van een geweer, revolver en/of pistool voorhanden heeft gehad.

3.De bewijsbeslissing

3.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het onder 1 en 2 ten laste gelegde.
3.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft namens de verdachte vrijspraak van het onder 1 ten laste gelegde bepleit en heeft zich met betrekking tot het onder 2 ten laste gelegde op het standpunt gesteld dat dit kan worden bewezen verklaard.
3.3.
Gebruikte bewijsmiddelen feiten 1 en 2
De rechtbank heeft hierna opgenomen de wettige bewijsmiddelen met de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden.
Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer [nummerreeks] , van de politie eenheid Den Haag, district Westland – Delft, met bijlagen (doorgenummerd pagina 1 t/m 301).
Ten aanzien van feit 1
1. Het proces-verbaal van aangifte, opgemaakt op 17 maart 2023, voor zover inhoudende (p. 17-21):
Plaats delict: Poeldijk, binnen de gemeente Westland.
Aangever
Achternaam: [slachtoffer]
Voornamen: [naam]
Op 16 maart 2023 kreeg ik om 20:08 uur een spraakbericht via Whatsapp van dat nummer. Hierna heb ik dat nummer gebeld. Ik hoorde dat hij zei: "Ik ben een vriend van [medeverdachte 1] , ik wil met jou komen praten". Ik hoorde [medeverdachte 1] op de achtergrond praten. Ik wist gelijk dat het om een meisje ging. Daarna zei die jongen (vriend van [medeverdachte 1] ): wij gaan het wel met haar oplossen maar wij willen eerst met jou praten. Dus ik zei:" Dat is goed, ik wacht op jullie". Hierna zei die vriend van [medeverdachte 1] : "Oké wij zijn over 47 minuten bij je". Ik heb hem mijn locatie gestuurd. Ik bevond mij toen bij het Mavoplein, Poeldijk.
Plotseling hoorde ik een auto de straat in komen rijden. Ik zag dat het een busje was. Ik zag dat er twee mannen uit het busje stapte. Daarna zag ik dat één van de mannen naar mij toegelopen kwam. Ik zag dat de tweede man, schuin achter de eerste man bleef staan. Ondertussen zag ik dat er een derde man mijn richting op gelopen kwam. Ik herkende deze man als [medeverdachte 1] . Toen zag ik dat de twee andere mannen direct richting die bus renden. Ik zag dat de twee mannen ineens weer mijn richting op gelopen kwamen. Toen zij mijn richting op kwamen lopen, zag ik dat de eerste man een groot, lang mes in zijn rechterhand had, dit mes herken ik als een machete mes. De tweede man liep vlak achter de eerste met een ander voorwerp in zijn hand. Wel zag ik dat die het voorwerp naar beneden richtte. Vlak daarna hoorde ik direct een harde knal.. De eerste man met dat grote mes haalde met het mes uit. Hierna hoorde ik weer dat er geschoten werd. Ik kon niet zien waar er naartoe werd geschoten. Ik was enorm bang voor de drie mannen.
2. Het proces-verbaal van verhoor van de [getuige 1] , opgemaakt op 16 maart 2023, voor zover inhoudende (p. 23-24):
Wij kregen in de Snapchat groep een bericht van [naam] (de rechtbank begrijpt: [naam] ) dat er mensen onderweg waren vanuit Utrecht. [naam] had gevraagd of wij naar het pleintje (Mavo pleintje) wilden komen. Wij parkeerden de auto op de parkeerplaats. Toen kwam op een gegeven moment [naam] aan. Ze waren met z’n drieën. Zij kwamen praten met [naam] . Op dat moment lopen zij terug naar de bus waarmee zij gekomen zijn. De man met de capuchon pakte vanaf de bestuurderstoel een grote machete ik denk dat hij wel ongeveer 1 meter was. De man met de machete liep op [naam] af en op korte afstand maakte hij een steekbeweging richting de buik van [naam] . Op dat moment zag ik dat de man met het Louis Vuitton tasje, uit zijn tasje een zwart vuurwapen haalde.
Ik zag dat hij de slede van het vuurwapen overhaalde en ik hoorde dat het wapen werd doorgeladen. Hierna zag ik dat hij het vuurwapen richtte op mij, [naam] , en [naam] . Ik zag dat hij echt op ons richtte. Hierna hoorde ik harde knallen en ik hoorde de kogels om mijn oren vliegen.
3. Het proces-verbaal van verhoor van de getuige [slachtoffer] , opgemaakt op 16 maart 2023, voor zover inhoudende (p. 35):
Mijn broer [naam] (de rechtbank begrijpt: [naam] ) [slachtoffer] was er ook bij. Toen kwamen er 3 jongens enzo.
Toen liepen ze met zijn drieën naar die bus. Ik zag dat jongen 1 de voorstoel (bijrijderskant) naar voren schoof. Ik zag dat hij een mes (machete) en een stok pakte. Ik zag dat jongen 1 het mes vast hield. Ik zag dat jongen 2 de stok vast hield. En jongen 3 hield de hele tijd zijn hand in zijn tas. Dit was een Louis Vuitton heuptasje. Toen kwamen ze hard lopend/ snel wandelend terug. Jongen 1 rende het plein op. Jongen 2 volgde hem. Jongen 3 pakte ineens een vuurwapen uit zijn tas. Dit was een zwart pistool. Ik zag vervolgens dat jongen 3 dit pistool doorlaadde. Jongen 3 begon daarna met dit vuurwapen op de grond van het pleintje te schieten.
4. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 17 maart 2023, voor zover inhoudende (p. 67-69):
Ik, verbalisant, was belast met het bekijken van camerabeelden geleverd door de [adres] te Poeldijk. Ik zag dat zich een tijdstempel in het beeld bevond:
16-03-2023 Thu 21:57:02. Ik zag dat de witte bestelbus een parkeervak indraaide. Ik zag dat er iemand door het lichtschijnsel van het busje liep richting de persoon achter de boom. Ik zag dat er een tweede persoon vrijwel direct achter de eerste aanliep. Ik zag een derde persoon bij de plek waar het busje geparkeerd stond vandaan komen. Ik zag dat deze persoon ook naar de boom liep. Ik zag om 22:01:37 uur dat er 3 personen wegliepen achter de boom vandaan richting de geparkeerde bus. Ik zag dat ze bij de bus bezig zijn omdat er een portier wordt geopend en 1 persoon de bus in gaat en de andere net in beeld blijft staan. Ik zag om 22:02:03 uur dat de personen bij de bus weer in beweging komen en richting de groep lopen, ik zag dat kort daarop er personen achter de boom beginnen te rennen en de personen die bij de bus vandaan komen ook beginnen te rennen. Ik zag dat er personen achter de boom langsrennen en ik zag 2 maal een lichtflits wat overeen kan komen met een pistoolschot. Ik zag dat de personen hierna terugrennen naar de bus.
5. Het proces-verbaal van verhoor van de verdachte [medeverdachte 1] , opgemaakt op 17 maart 2023, voor zover inhoudende (p. 103 en 106):
V = Met wie heb je een relatie?
A = Met een vrouw die woont in Den Haag. Wij waren verloofd en gingen trouwen voor twintig dagen. Toen kwam ik erachter dat ze vreemdging, en vandaar dit probleem.
V = En wat bedoel je dan met dit probleem?
A = Het probleem van gisteren.
V = Wie is die ene man en wat gingen jullie op het adres doen?
A = Die ene persoon heeft een relatie met mijn vrouw. Ik wil dat hij daarmee stopt want ik hou van haar en ik wil dat niet. Wij gingen naar hem toe om te praten.
V - Met wie gingen jullie naar deze man toe?
A = Met twee van mijn vrienden.
6. Het proces-verbaal van verhoor van de verdachte [medeverdachte 2] , opgemaakt op 17 maart 2023, voor zover inhoudende (p. 128, 131, 132 en 135):
Ik heb een afspraak gemaakt met een vriend van mij die uit Nijmegen komt. Hij is met de auto uit Nijmegen komen.
V: En toen?
A: Die man heeft een probleem met iemand anders.
V: Is dat die vriend uit Nijmegen die een probleem heeft?
A: Ja.
V: Vanaf wanneer had die vriend dat jou verteld over die incidenten?
A: Ongeveer een week geleden. Toen had hij mij dit verteld.
V: Hoe heet die vriend uit Nijmegen?
A: [medeverdachte 1] [achternaam] (De rechtbank begrijp: [medeverdachte 1] ).
Ik had wel een mes bij mij. Ik had uit voorzorg het mes meegenomen.
7. Het proces-verbaal van verhoor van de verdachte [medeverdachte 2] , opgemaakt op 27 maart 2023, voor zover inhoudende (p. 228-229):
Ik ging terug naar de auto en pakte een mes. Ik stond met dat mes te zwaaien.
Ten aanzien van feit 1 en 2
8. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 17 maart 2023, voor zover inhoudende (p. 79):
Op 17 maart 2023 overhandigde [naam] mij het op een vuurwapen gelijkend voorwerp. Ik, verbalisant [verbalisant 1] , vroeg aan [naam] waar zijn zoon het voorwerp exact had aangetroffen. Ik hoorde dat zijn zoon het voorwerp had gevonden, op het houten gedeelte van de fietsbrug, onder de Provinciale weg N242 te Alkmaar.
9. Het proces-verbaal van het Team Forensische Opsporing, opgemaakt op 23 maart 2023, voor zover inhoudende (p. 188):
Omschrijving wapen
Soort wapen Gaspistool
Merk Zoraki
Model 918
Kaliber 9 mm P.A.K.
Bijzonderheden Het vuurwapen is bestemd om knalpatronen en gaspatronen van het kaliber 9 mm te verschieten.
Categorie wapen Het vuurwapen is een vuurwapen in de zin van artikel 1 onder 3 gelet op artikel 2 lid 1 categorie III sub 1 van de Wet wapens en munitie.
10. De verklaring van de verdachte, afgelegd op de terechtzitting van 30 juni 2023, voor zover inhoudende:
Het klopt dat ik samen met [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] een bed ging halen. In de auto ben ik op de hoogte gesteld dat we naar Poeldijk gingen. Ik hoorde in de auto dat [medeverdachte 1] getrouwd was en zij hadden ook verteld dat de vrouw van [medeverdachte 1] werd lastig gevallen door een jongen. Ik had het gaspistool bij mij. Ik had hem in de tas. De tas droeg ik de hele tijd. Ik heb het meegenomen voor deze ontmoeting. U houdt mij voor dat u dat niet begrijpt omdat ik heb verklaard dat ik in de auto pas hoorde wat de bedoeling was. We waren teruggegaan naar mijn huis in Utrecht en toen heb ik het opgehaald. Als het uit de hand zou lopen dan had ik het bij mij. Ik heb het niet besproken, maar ze hebben het wel gezien.
Het klopt dat we met zijn drieën terug naar de bus zijn gelopen. Ik had het wapen in mijn tasje zitten. Het klopt dat ik op de grond heb geschoten. Ik heb op de grond gericht maar wel aan hun kant, in hun richting. Het klopt dat ik heb geprobeerd om het gaspistool in Alkmaar in het water te gooien.
3.4.
Bewijsoverwegingen feit 1
3.4.1.
Medeplegen?
Om de betrokkenheid aan een strafbaar feit als medeplegen bewezen te kunnen verklaren is vereist dat komt vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking.
De raadsman heeft bepleit dat geen sprake is van medeplegen, aangezien de loop van de gebeurtenissen niet duidt op gezamenlijk optreden. Het gaat om afzonderlijke handelingen van individuele verdachten, aldus de raadsman.
Op grond van bovengenoemde bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat de verdachte (hierna ook: [verdachte] ), de medeverdachte [medeverdachte 1] (hierna ook: [medeverdachte 1] ) en de medeverdachte [medeverdachte 2] (hierna ook: [medeverdachte 2] ) op 16 maart 2023 in het busje van [medeverdachte 1] vanuit Utrecht naar Poeldijk zijn gereden om met de aangever te praten. [medeverdachte 1] had een conflict met de aangever over zijn vrouw. [medeverdachte 1] had [medeverdachte 2] in de week voorafgaand aan 16 maart 2023 over het conflict verteld en [verdachte] was hiervan op 16 maart 2023 voor hun vertrek naar Poeldijk op de hoogte gebracht. [medeverdachte 1] had [medeverdachte 2] en [verdachte] in Utrecht opgehaald. Voordat zij naar Poeldijk gingen, waren zij eerst langs het huis van [verdachte] gegaan om een gaspistool op te halen. [medeverdachte 2] had een machete meegenomen en in de bus van [medeverdachte 1] lag een houten stok. [verdachte] en [medeverdachte 2] hebben verklaard dat zij hun wapens hadden meegenomen voor het geval dat het gesprek uit de hand zou lopen. Aangekomen in Poeldijk zijn [verdachte] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] ongewapend naar de aangever gelopen en heeft er een gesprek plaatsgevonden met de aangever. Tijdens het gesprek arriveerden ook het broertje en vrienden van de aangever. Uit de camerabeelden blijkt dat [verdachte] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] vervolgens terug lopen naar de witte bus van [medeverdachte 1] . Volgens de verklaringen van [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] hebben zij toen de machete respectievelijk de houten stok gepakt. Uit de camerabeelden blijkt dat zij daarna alle drie terug naar de aangever renden. Uit hun verklaringen blijkt dat [medeverdachte 2] toen heeft gezwaaid met zijn machete. Volgens de aangever en een getuige was dat richting de aangever. [verdachte] schoot volgens de aangever en een getuige met het gaspistool meermalen op de grond richting de aangever. Vervolgens zijn ze alle drie teruggerend naar de bus en gezamenlijk vertrokken.
Nu de verdachte en zijn twee medeverdachten met zijn drieën naar de aangever zijn gereden, terwijl zij alle drie wisten dat ze naar Poeldijk gingen om met de aangever een conflict te bespreken, zij alle drie een wapen bij zich hadden, deze ook tegelijkertijd hebben gepakt, de verdachte en [medeverdachte 2] deze ook tegen de aangever hebben gebruikt en zij daarna ook weer gezamenlijk zijn vertrokken, is de rechtbank van oordeel dat van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking kan worden gesproken van het bedreigen van de aangever door het gebruiken van die wapens. De verklaring van de verdachte dat hij niet wist dat de medeverdachten ook wapens hadden meegenomen acht de rechtbank ongeloofwaardig, nu de verdachte de gehele rit van Utrecht naar Poeldijk met de medeverdachten in de auto heeft gezeten, terwijl hij wist waarom ze naar Poeldijk gingen en hij ook om die reden een gaspistool had meegenomen.
De rechtbank is gelet op hetgeen hiervoor is overwogen dan ook van oordeel dat het ten laste gelegde medeplegen kan worden bewezen.
3.4.2.
Conclusie
De rechtbank is met betrekking tot de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten van oordeel dat deze feiten wettig en overtuigend zijn bewezen.
3.5.
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart ten laste van de verdachte bewezen dat:
1
hij op 16 maart 2023 te Poeldijk, gemeente Westland, tezamen en in vereniging met anderen [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en met zware mishandeling, door
- met een machete en een vuurwapen (gaspistool) dreigend op die [slachtoffer] af te lopen en
- met voornoemd mes een zwaaiende beweging te maken in de richting van het lichaam van die [slachtoffer] en
- met een vuurwapen (gaspistool) meermalen in de richting van die [slachtoffer] te schieten;
2
hij op 16 maart 2023 te Poeldijk, gemeente Westland
,en Alkmaar een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een gaspistool, van het merk Zoraki, type 918, kaliber 9 mm, zijnde een vuurwapen in de vorm van een pistool voorhanden heeft gehad.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

4.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

4.1.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat de verdachte ten aanzien van feit 1 moet worden ontslagen van alle rechtsvervolging. Sprake is van een noodweersituatie, nu de verdachte werd belaagd door een groep mensen met messen. De verdachte heeft met een gaspistool geschoten op de grond, wat een proportionele reactie is op de belaging. Ook had de verdachte niet de mogelijkheid om zich aan het gevaar te onttrekken.
4.2.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat aan de verdachte geen gerechtvaardigd beroep op noodweer toekomt. Er was geen ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding waartegen de verdachte zich moest verdedigen. De verdachte is immers in een lopend conflict met een gaspistool naar de aangever gegaan. Iemand neemt niet de moeite om een wapen op te gaan halen om deze vervolgens in een tas te laten zitten of in de bus te laten liggen. Ook zijn de verdachte en zijn medeverdachten doelbewust terug naar de bus gelopen om de wapens te pakken waarna zij weer terug zijn gelopen naar de aangever. De bewegingsvrijheid van de verdachte werd niet beperkt en de verdachte (en zijn medeverdachten) had(den) in de bus kunnen stappen en weg kunnen rijden of in de bus kunnen gaan zitten en de bus op slot kunnen doen.
4.3.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank overweegt dat voor een geslaagd beroep op noodweer, ingevolge artikel 41, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht (Sr), is vereist dat de verdediging gericht is tegen een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding van het eigen lijf of eens anders lijf, eerbaarheid of goed. Van een dergelijke aanranding kan ook sprake zijn bij een onmiddellijk dreigend gevaar voor een aanranding. De gestelde aanranding moet dan echter een zekere objectieve toetsing kunnen doorstaan: de enkele vrees is onvoldoende.
De verdachte heeft verklaard dat door de groep van de aangever messen zijn getoond tijdens het gesprek met de aangever en dat hij daarom zijn gaspistool heeft gepakt en is gaan schieten. De rechtbank is van oordeel dat uit het dossier niet eenduidig is op te maken dat de aangever, zijn broertje of de vrienden van de aangever ten tijde van het ten laste gelegde daadwerkelijk messen hebben getoond. Indien er echter al sprake was van een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding of de onmiddellijke dreiging daarvan vanuit de groep van de aangever, dan is de rechtbank van oordeel dat deze niet meer bestond op het moment dat de verdachte en zijn medeverdachten terugliepen naar de bus. Blijkens de camerabeelden van de [adres] te Poeldijk liepen de verdachte en zijn medeverdachten immers in normaal tempo terug naar de bus. Zij renden niet en ook kwamen de aangever en zijn groep vrienden niet achter de verdachte en zijn medeverdachten aan. Vervolgens hebben de verdachte en zijn medeverdachten enige tijd bij de bus gestaan om de machete en de stok te pakken waarna zij de confrontatie (opnieuw) hebben gezocht met de aangever en zijn groep vrienden door met zijn drieën op de groep af te rennen. De verdachte en zijn medeverdachten zijn naar het oordeel van de rechtbank dus juist degenen geweest die op dat moment bewust de confrontatie (opnieuw) hebben opgezocht terwijl daar op dat moment geen noodzaak (meer) toe bestond.
De rechtbank verwerpt het beroep op noodweer reeds om bovenstaande redenen en overweegt dat beide bewezen verklaarde feiten volgens de wet strafbaar zijn, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van negen maanden, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht, waarvan vier maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren en als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij de reclassering, de gedragsinterventie Cognitieve Vaardigheden, een contactverbod met [slachtoffer] , [aangever] en de medeverdachten, een locatieverbod voor de gemeente Westland, een locatiegebod, dagbesteding, meewerken aan schuldhulpverlening en meewerken aan middelencontrole. De officier van justitie heeft de dadelijke uitvoerbaarheid van de bijzondere voorwaarden gevorderd.
6.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft de rechtbank – indien zij tot een veroordeling komt – verzocht om een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen die gelijk is aan de tijd die de verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht. Voorts heeft de raadsman verzocht om ook een voorwaardelijk strafdeel op te leggen met daaraan gekoppeld de bijzondere voorwaarden die de reclassering heeft geadviseerd. De raadsman heeft verder bepleit dat bij het bepalen van de strafmaat rekening moet worden gehouden met het feit dat de verdachte geen kwade bedoelingen had en enkel een vriend wilde helpen, dat hij weer thuis wil gaan wonen en dat hij zijn werk als zzp’er weer wil oppakken. Voorts moet bij het bepalen van de strafmaat gewicht worden toegekend aan het feit dat de groep van de aangever ook een aandeel heeft gehad in het incident.
6.3.
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Ernst van de feiten
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van bedreiging van de aangever en het voorhanden hebben van een gaspistool. De verdachte heeft samen met zijn medeverdachten op een pleintje in een woonwijk de aangever bedreigd door richting de aangever te schieten en te zwaaien met een machete. De verdachte heeft zelf in de richting van de aangever geschoten. Dit betreft een persoon die de verdachte persoonlijk niet kende en met wie de medeverdachte [medeverdachte 1] een conflict had over de omgang met zijn
(ex-)vrouw. Ook deze (ex-)vrouw betreft een voor de verdachte onbekend persoon. De rechtbank rekent het de verdachte in de eerste plaats aan dat hij met een gaspistool over straat liep en in de tweede plaats dat hij deze speciaal heeft meegenomen naar het gesprek met de aangever voor het geval het gesprek uit de hand zou lopen. De verdachte heeft het gaspistool bovendien niet alleen meegenomen, maar ook daadwerkelijk gebruikt, zoals zijn medeverdachte de machete heeft meegenomen en gebruikt. Door zo te handelen heeft de verdachte zich volstrekt verkeerd en onverantwoordelijk gedragen. De verdachte heeft met zijn handelen gevoelens van angst en onveiligheid veroorzaakt bij het slachtoffer. Voorts kan worden aangenomen dat dit soort incidenten in een woonwijk op een pleintje waar normaal kinderen spelen kan leiden tot een gevoel van onveiligheid bij de buurtbewoners.
Strafblad
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van de verdachte van 31 mei 2023. Hieruit volgt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke feiten.
Persoon van de verdachte
De rechtbank heeft kennisgenomen van een reclasseringsadvies over de verdachte van 15 juni 2023, opgesteld door [naam] . De reclasseringswerker concludeert het volgende. Er kan worden gesteld dat er op verschillende leefgebieden sprake is van een zekere mate van impulsiviteit bij de verdachte. Het is onduidelijk waar deze impulsiviteit en beïnvloedbaarheid door veroorzaakt wordt. De verdachte heeft gedurende de oorlog in en een vlucht uit Syrië op jonge leeftijd diverse ervaringen opgedaan die mogelijk traumatisch geweest kunnen zijn. Er is echter geen diagnostisch onderzoek uitgevoerd, waardoor de reclassering niet vast kan stellen of er onderliggende problemen zijn die leiden tot een hogere mate van beïnvloedbaarheid en impulsiviteit. De verdachte is na aankomst in Nederland begonnen met het gebruiken van cannabis, hetgeen zich ontwikkeld lijkt te hebben in een inadequate manier van coping. Bekend is dat het gebruik van
cannabis een negatieve invloed heeft op het sociaal maatschappelijk functioneren van gebruikers en dit lijkt ook aan de orde bij de verdachte. De verdachte heeft langdurig bestaande schulden en het ontbreekt hem aan (structurele) dagbesteding en inkomen. De verdachte ontkent dat financiële belangen voor hem invloed hadden op de ten laste gelegde feiten. De reclassering kan het bestaan van een financieel motief echter niet uitsluiten, te
meer daar hij (voor zover bekend) geen persoonlijk belang lijkt te hebben gehad bij de ten laste gelegde bedreiging. De reclassering schat het risico op recidive in op gemiddeld en adviseert om het volwassenenstrafrecht op te leggen. Bij een veroordeling adviseert de reclassering om een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met bijzondere voorwaarden, waaronder een contactverbod met [slachtoffer] , [aangever] en de medeverdachten, en een locatieverbod en locatiegebod met elektronische monitoring.
De rechtbank neemt de conclusie van de reclasseringswerker over om het volwassenenstrafrecht toe te passen. De verdachte was ten tijde van de bedreiging en het wapenbezit 22 jaar oud en dus meerderjarig. Het uitgangspunt is dat een meerderjarige verdachte wordt berecht volgens het volwassenenstrafrecht. De rechtbank ziet onvoldoende aanknopingspunten om van dit uitgangspunt af te wijken.
Conclusie
Gelet op wat hiervoor is overwogen over de aard en de ernst van de feiten, is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden volstaan met een lichtere of andere sanctie dan een straf die een deels onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming van na te melden duur met zich brengt.
De rechtbank zal een deel van die straf voorwaardelijk opleggen, met een proeftijd van twee jaren en zal daaraan
een deelvan de door de reclassering geadviseerde voorwaarden verbinden, om de verdachte ervan te weerhouden zich in de toekomst opnieuw aan strafbare feiten schuldig te maken en te bewerkstelligen dat een oplossing wordt gevonden voor de problematiek van de verdachte en zo de kans op recidive terug te dringen.
De rechtbank overweegt dat zij, anders dan de reclassering adviseert, geen contactverbod met [aangever] (de (ex-)vrouw van [medeverdachte 1] ) en met de medeverdachten zal opleggen. De rechtbank acht dit niet noodzakelijk, nu uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting volgt dat de verdachte [aangever] niet kent en er geen aanwijzingen zijn dat de verdachte haar zal willen benaderen. Ook bevat het dossier onvoldoende aanknopingspunten om een contactverbod met de medeverdachten te rechtvaardigen. De rechtbank zal voorts geen locatiegebod (met elektronische monitoring) en geen locatieverbod voor de gemeente Westland (met elektronische monitoring) opleggen. Ook voor deze bijzondere voorwaarden ziet de rechtbank geen aanleiding, omdat oplegging van deze bijzondere voorwaarden een te grote inperking van de bewegingsvrijheid van de verdachte zal opleveren die niet wordt gerechtvaardigd door het bewezenverklaarde. Wel zal de rechtbank een locatieverbod (zonder elektronische monitoring) voor het adres van de aangever [slachtoffer] en de overige geadviseerde voorwaarden opleggen.
Dadelijke uitvoerbaarheid van de bijzondere voorwaarden
De verdachte heeft zich onder meer schuldig gemaakt aan een misdrijf dat gericht is tegen de onaantastbaarheid van het lichaam van een persoon, te weten bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en met zware mishandeling. Gelet op de ernst van het feit en in aanmerking genomen dat dit feit voortkomt uit cultuur- en eergerelateerde omstandigheden, is de rechtbank van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. Daarom zal de rechtbank bevelen dat de hierna op grond van artikel 14c Sr te stellen voorwaarden en het op grond van artikel 14c Sr uit te oefenen toezicht dadelijk uitvoerbaar zijn.

7.De vordering van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces en vordert een schadevergoeding van € 950,00, te vermeerderen met de wettelijke rente. Dit bedrag bestaat uit immateriële schade.
7.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot hoofdelijke toewijzing van de vordering van de benadeelde partij.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk moet worden verklaard dan wel dat de vordering moet worden afgewezen aangezien hij vrijspraak van het onder 1 ten laste gelegde feit heeft bepleit. Subsidiair heeft de raadsman – indien de rechtbank tot een bewezenverklaring komt – bepleit dat de vordering van de benadeelde partij moet worden afgewezen, omdat de vordering niet goed is onderbouwd en de aangever en zijn vrienden degenen zijn geweest die het gesprek hebben laten escaleren. Meer subsidiair heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat de vordering moet worden gematigd.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
Op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting kan worden vastgesteld dat de benadeelde partij rechtstreeks immateriële schade heeft geleden door het onder 1 bewezen verklaarde feit. Dat de vordering niet met medische gegevens is onderbouwd, staat niet in de weg aan toekenning van (een deel van) de vordering. In voorkomende gevallen kunnen de aard en de ernst van de normschending meebrengen dat de nadelige gevolgen daarvan zo voor de hand liggen, dat een aantasting in de persoon kan worden aangenomen (zie bijvoorbeeld ECLI:NL:HR:2019:376). Hiervan is in deze zaak naar het oordeel van de rechtbank sprake. Het ligt zo voor de hand dat een persoon die wordt bedreigd als hier het geval is geweest daar nadelige psychische gevolgen van ondervindt, dat de rechtbank hier een aantasting in de persoon van de benadeelde partij aanneemt. Gelet hierop zal de rechtbank een bedrag ter vergoeding van de immateriële schade toekennen. De geleden immateriële schade beloopt naar het oordeel van de rechtbank in elk geval een bedrag van
€ 500,00.
De rechtbank zal de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk verklaren in de vordering nu dit deel van de vordering namens de benadeelde partij onvoldoende is onderbouwd. De benadeelde partij de gelegenheid geven voor een nadere onderbouwing van dit deel van de vordering zou een onevenredige belasting van het strafgeding opleveren. De benadeelde partij kan dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De rechtbank zal de gevorderde wettelijke rente toewijzen met ingang van 16 maart 2023, omdat vast is komen te staan dat de schade vanaf die datum is ontstaan.
Nu de vordering gedeeltelijk wordt toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt. De rechtbank begroot deze kosten tot op heden op nihil. Daarnaast wordt de verdachte veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Omdat de verdachte het strafbare feit ter zake waarvan schadevergoeding zal worden toegekend samen met zijn mededaders heeft gepleegd, zijn zij daarvoor ieder hoofdelijk aansprakelijk. Hetzelfde geldt voor de toegewezen proceskosten. Daarbij geldt dat de verdachte, voor zover een van de mededaders een bedrag aan de benadeelde partij heeft betaald, dat deel van de schadevergoeding en/of proceskosten niet meer aan de benadeelde partij hoeft te betalen.

8.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen:
- 14 a, 14b, 14c, 36f, 47, 57 en 285 van het Wetboek van Strafrecht; en
- 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

9.De beslissing

De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan, zoals hierboven onder 3.5 bewezen is verklaard en dat het bewezen verklaarde uitmaakt:
ten aanzien van feit 1:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en met zware mishandeling;
ten aanzien van feit 2:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III;
verklaart het bewezenverklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van
7 (ZEVEN) MAANDEN;
bepaalt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk gedeelte van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
bepaalt dat een gedeelte van die straf, groot
2 (TWEE) MAANDEN, niet zal worden tenuitvoergelegd onder de algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op
twee jarenvastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
en onder de bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich binnen vijf dagen na het ingaan van de proeftijd meldt bij de Reclassering Nederland op het adres Zwarte Woud 2, 3524 SJ te Utrecht en zich daarna gedurende de proeftijd op door de reclassering te bepalen tijdstippen blijft melden bij deze instelling, zo frequent en zolang de reclassering dat noodzakelijk acht;
- gedurende de proeftijd actief deelneemt aan de gedragsinterventie CoVa of een andere gedragsinterventie die gericht is op cognitieve vaardigheden. De reclassering bepaalt welke training gevolgd dient te worden. De veroordeelde houdt zich aan de afspraken en de aanwijzingen van de trainer/begeleider. Indien gedurende het toezicht blijkt dat diagnostiek en/of ambulante behandeling voor eventuele onderliggende problemen of cannabisgebruik noodzakelijk is, dan neemt de veroordeelde deel aan diagnostisch onderzoek en laat hij zich ambulant behandelen door een nader te bepalen forensische behandelinstelling. Deze behandeling zal dan de gehele proeftijd duren of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De veroordeelde dient zich dan te houden aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;
- gedurende de proeftijd geen contact legt of laat leggen – direct of indirect – met
[slachtoffer] , geboren op [geboortedatum] 2001 te [geboorteplaats] ), zolang het openbaar ministerie dit noodzakelijk acht;
- zich gedurende de proeftijd niet bevindt binnen een straal van honderd meter van het adres van [slachtoffer] , te weten [adres] , zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
- gedurende de proeftijd meewerkt aan het aflossen van zijn schulden en het treffen van afbetalingsregelingen, ook als dit inhoudt meewerken aan schuldhulpverlening in het kader van de Wet schuldsanering natuurlijke personen. De veroordeelde geeft de reclassering inzicht in zijn financiën en schulden;
- zich gedurende de proeftijd inspant voor het vinden en behouden van een zinvolle dagbesteding met een vaste structuur;
- gedurende de proeftijd meewerkt aan controle van het gebruik van cannabis om zijn middelengebruik inzichtelijk te maken. De reclassering kan urineonderzoek gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak de veroordeelde wordt gecontroleerd;
geeft opdracht aan Reclassering Nederland tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht daaronder begrepen;
beveelt dat bovengenoemde bijzondere voorwaarden en het - op grond van artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht - uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn;
de voorlopige hechtenis
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte met ingang van het tijdstip waarop de duur van de voorlopige hechtenis gelijk wordt aan die van het onvoorwaardelijk gedeelte van de opgelegde gevangenisstraf;
de vordering van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij deels toe tot een bedrag van € 500,00 en veroordeelt de verdachte hoofdelijk om dit bedrag, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 16 maart 2023 tot de dag waarop deze vordering is betaald, te betalen aan [slachtoffer] ;
bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk is in de vordering tot schadevergoeding en dat de benadeelde partij dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
veroordeelt de verdachte tevens hoofdelijk in de proceskosten van de benadeelde partij, begroot op nihil, en de kosten die ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog gemaakt moeten worden;
legt aan de verdachte hoofdelijk de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 500,00, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 16 maart 2023 tot de dag waarop dit bedrag is betaald, ten behoeve van [slachtoffer] ;
bepaalt dat, als de verdachte niet het volledige bedrag betaalt en/of niet het volledige bedrag op hem kan worden verhaald, gijzeling zal worden toegepast voor de duur van 10 (TIEN) dagen. Het toepassen van gijzeling ontslaat de verdachte niet van zijn betalingsverplichting aan de Staat;
bepaalt dat als een van de mededader(s) de toegewezen schadevergoeding deels of geheel aan de benadeelde partij heeft betaald en/of de betalingsverplichting aan de Staat deels of geheel heeft voldaan, de verdachte niet meer verplicht is om dat deel te betalen of te voldoen;
bepaalt dat als de verdachte de toegewezen schadevergoeding deels of geheel aan de benadeelde partij heeft betaald, de verdachte niet verplicht is om dat deel te betalen aan de Staat en dat als de verdachte het toegewezen bedrag deels of geheel aan de Staat heeft betaald, de verdachte niet verplicht is om dat deel aan de benadeelde partij te betalen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. H.P.M. Meskers, voorzitter,
mr. J. Holleman, rechter,
mr. C.M. Koole, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. K. Muijsert, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 14 juli 2023.