ECLI:NL:RBDHA:2023:10295

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
5 juli 2023
Publicatiedatum
14 juli 2023
Zaaknummer
NL23.7982
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de afwijzing van een aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf op basis van gezinsbanden en afhankelijkheid

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 5 juli 2023, wordt het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag om een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) beoordeeld. Eiser, die meervoudig gehandicapt is, heeft een aanvraag ingediend om bij zijn zus, referente, in Nederland te kunnen verblijven. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft deze aanvraag afgewezen, wat heeft geleid tot het beroep van eiser. De rechtbank heeft het beroep op 22 mei 2023 behandeld, waarbij zowel referente als de gemachtigden van eiser en de staatssecretaris aanwezig waren.

De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris onvoldoende heeft gemotiveerd dat er geen sprake is van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie tussen eiser en referente. Eiser heeft overtuigend aangetoond dat hij afhankelijk is van de zorg van referente, die verpleegkundige is en in het verleden voor hem heeft gezorgd. De rechtbank wijst erop dat de staatssecretaris niet voldoende heeft onderbouwd waarom de zorg van derden, die eiser momenteel ontvangt, voldoende zou zijn. De rechtbank concludeert dat de afwijzing van de aanvraag onterecht is en dat de staatssecretaris een nieuw besluit moet nemen, waarbij de belangenafweging opnieuw moet worden gemaakt.

De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en veroordeelt de staatssecretaris in de proceskosten van eiser, die zijn vastgesteld op € 1.674. Tevens moet de staatssecretaris het door eiser betaalde griffierecht vergoeden. Deze uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige motivering bij besluiten die de rechten van kwetsbare personen raken.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.7982

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 5 juli 2023 in de zaak tussen

[eiser] , v-nummer: [nummer] , eiser

(gemachtigde: mr. E. van den Hombergh),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,

(gemachtigde: mr. R.S. Helmus).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag om het verlenen van een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) voor verblijf als familie- of gezinslid bij zijn zus [referente] (referente). De staatssecretaris heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.1.
De staatssecretaris heeft deze aanvraag met het besluit van 17 november 2021 afgewezen. Met het bestreden besluit van 8 maart 2023 op het bezwaar van eiser is de staatssecretaris bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
1.2.
De rechtbank heeft het beroep op 22 mei 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: referente, de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van de staatssecretaris.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt de afwijzing van de aanvraag om het verlenen van een mvv. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
3. Het beroep is gegrond
.Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Feiten
4. Ter voorbereiding van de besluitvorming heeft een interview met eiser plaatsgevonden, waarbij is ingegaan op zijn persoonlijke (medische) situatie en op de relatie met referente. [1] Ook heeft er een hoorzitting met referente plaatsgevonden. Hierbij is ingegaan op de voormalige en huidige leefsituatie van eiser en de band met referente. [2] Gedurende de procedure zijn door eiser, via referente, meerdere stukken ingediend met informatie over de omstandigheden van eiser, zoals zijn handicap, leefsituatie en familierechtelijke relaties. Deze stukken bevatten, onder andere, foto’s en schermopnames van filmpjes, (handgeschreven) verklaringen en bijbehorende vertalingen en berichten die tussen eiser en referente zijn verstuurd via sociale media en bijbehorende vertalingen. De rechtbank zal hierna eerst ingaan op de feiten.
Beperkingen van eiser
5. Eiser stelt dat hij meervoudig gehandicapt is. Hij lijdt aan hemiplegie, quadriplegie en convulsieve verlamming. Eiser heeft aangevoerd dat hij beperkingen heeft en daarom niet zelfstandig in zijn eerste levensbehoeften kan voorzien. Hij moet met alles geholpen worden. Omdat hij zijn handen niet kan gebruiken, kan hij niet zelfstandig eten, drinken, douchen, scheren, tandenpoetsen, zichzelf aankleden en naar het toilet gaan. Een deur open maken kan hij alleen door middel van zijn gebit. Vanwege deze beperkingen heeft eiser 24 uur per dag zorg nodig. De rechtbank is van oordeel dat eiser, gelet op het interview dat met hem is afgenomen, wat aan bod is gekomen tijdens de hoorzitting met referente en de overlegde foto’s en verklaringen, voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat de beperkingen, zoals hiervoor omschreven, kloppen.
Verleden
6. Eiser heeft verder uiteen gezet dat hij in Syrië in het huis van zijn ouders woonde. Totdat zijn moeder ziek werd, werd hij door haar verzorgd. Later is de zorg over gegaan op referente. Zij is verpleegkundige en hielp haar moeder daarvoor ook al bij de verzorging van eiser. Nadat referente trouwde en twee dochters kreeg zijn zij tegenover het ouderlijk huis gaan wonen. Op deze manier kon zij na haar werk makkelijk zorg verlenen aan eiser en hun moeder. Wanneer referente aan het werk was, werd eiser verzorgd door de echtgenoot en dochters van referente. Begin 2013 zijn referente en haar gezin vanwege de oorlog in Syrië, samen met eiser en hun moeder naar [plaats] in Irak verhuisd. In [plaats] hebben zij samen onder één dak, maar wel in twee aparte kamers gewoond. Tijdens deze periode is de moeder van eiser en referente overleden aan de gevolgen van diabetes. Ook in deze periode was eiser volledig afhankelijk van de zorg van referente en haar gezin. Doordat referente al zo lang voor eiser zorgt hebben zij een sterke band. Eiser geeft aan dat referente als een moeder voor hem voelt. Voor zover de staatssecretaris bepaalde aspecten uit het verleden van eiser niet aannemelijk vindt, is de rechtbank van oordeel dat eiser deze aspecten voldoende aannemelijk heeft gemaakt met het interview, de hoorzitting en de overlegde foto’s.
Vertrek naar Europa
7. In 2015 is referente met haar gezin, zonder eiser, naar Nederland gevlucht. Een paar maanden voor hun vlucht is een broer van eiser vanuit Turkije naar Irak gekomen om de zorg over te nemen. Eiser is toen bij zijn broer ingetrokken. Eiser heeft gesteld dat er in deze periode geen contact was tussen hem en referente, omdat zijn broer hem verboden had om contact met referente te hebben. Hij was volledig afhankelijk van zijn broer, die het contact met referente verbroken had. In 2016 is eiser met zijn broer naar Iran verhuisd, omdat de situatie in Irak ook niet veilig meer was. Na een verblijf van drie maanden in Iran zijn zij doorgereisd naar Soedan, omdat dit het enige veilige land was waar zij als Syriërs op dat moment zonder visum heen konden reizen. Eiser stelt dat zijn broer hem op enig moment in Soedan achtergelaten heeft, om een toekomst op te bouwen in Bolivia. Vanaf dat moment is eiser afhankelijk geworden van de liefdadigheid van derden. Dit maakt dat hij soms maar één keer in de tien dagen of twee weken gewassen wordt en dat hij ’s ochtends regelmatig geen eten krijgt. Sinds begin 2019 is er weer contact tussen eiser en referente. Referente raakte op dat moment pas op de hoogte van het vertrek van hun broer naar Bolivia. In maart 2019 is vervolgens de aanvraag voor het verblijfsdoel ‘familie en gezin’ voor eiser gedaan. De rechtbank ziet geen reden om te twijfelen aan de juistheid van dit verhaal en is van oordeel dat eiser voldoende aannemelijk gemaakt heeft dat het bovenstaande zich op deze manier heeft voorgedaan.
Is er tussen eiser en referente sprake van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie?
8. Eiser betoogt dat er tussen hem en referente sprake is van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie. Gelet op het voorgaande feitencomplex is er sprake van een ronduit schrijnende en onmenselijke situatie en leidt eiser al jaren een bestaan onder de normale levensstandaard. Naast de willekeurige derden is referente het enige familielid dat bereid en in staat is om voor eiser te zorgen. Eiser wijst ter onderbouwing op de overgelegde verklaringen van verschillende familieleden hierover. Referente is daarnaast meer dan anderen in staat om voor eiser te zorgen, omdat zij van beroep verpleegkundige is. In het verleden heeft zij ook voor hem gezorgd en zij wenst dit nu weer te doen. Verder stelt eiser dat de staatssecretaris teveel waarde heeft gehecht aan de vraag of eiser exclusief van referente afhankelijk is, omdat uit EHRM-jurisprudentie volgt dat dit geen doorslaggevende betekenis mag hebben.
8.1.
De rechtbank is van oordeel dat de staatssecretaris onvoldoende heeft gemotiveerd dat tussen eiser en referente geen sprake is van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie. Daartoe overweegt de rechtbank het volgende.
Zorgverlening voor eiser
8.2.
De staatssecretaris stelt zich op het standpunt dat eiser zich tot nu toe steeds staande heeft weten te houden door middel van zorg door derden. Dit maakt dat hij niet afhankelijk zou zijn van de zorg van referente. Daarnaast zou niet zijn gebleken dat er geen andere broers of zussen zijn die de zorg voor eiser op zich kunnen nemen. Ook zou niet zijn gebleken dat andere (medische) zorg via bijvoorbeeld hulporganisaties in Soedan niet verkregen kan worden. Gelet op het interview met eiser en de hoorzitting met referente kan de rechtbank de staatssecretaris niet volgen in het standpunt dat de zorg door derden zoals deze nu verleend wordt, voldoende zou zijn. De rechtbank volgt de staatssecretaris, gelet op de schrijnende omstandigheden waar eiser in verkeert, ook niet in het standpunt dat eiser zich voldoende staande heeft gehouden. Door eiser en referente is consequent uitgelegd dat veel broers en zussen geen zorg
willendragen voor eiser en dat een aantal broers en zussen geen zorg
kunnendragen. Ter onderbouwing hiervan heeft eiser ook verklaringen van hen overlegd. De staatssecretaris heeft, gelet hierop, onvoldoende gemotiveerd waarom hij de stelling van eiser niet volgt. Gelet op de zeer vergaande beperkingen van eiser, het feit dat referente geen contacten heeft in Soedan en de financiële situatie van referente en eiser, kan van referente niet verwacht worden dat zij de zorg voor eiser op afstand regelt. De staatssecretaris heeft ook onvoldoende gemotiveerd dat er zorg voor eiser beschikbaar gemaakt kan worden in Soedan. Gelet op het voorgaande heeft de staatssecretaris onvoldoende gemotiveerd dat eiser niet overwegend op de zorg van referente is aangewezen. Anders gezegd: eiser heeft onderbouwd dat referente de enige is die zich over hem wil ontfermen en de staatssecretaris heeft onvoldoende onderbouwd waarom hij die stelling niet volgt.
Tussenconclusie
8.3.
Op grond van wat onder 8.1 is overwogen heeft de staatssecretaris onvoldoende gemotiveerd dat geen sprake is van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie tussen eiser en referente. Alleen al daarom komt de rechtbank tot de conclusie dat het beroep gegrond is en dat de staatssecretaris een nieuwe beslissing op bezwaar dient te nemen. De rechtbank ziet echter aanleiding om ook nog het volgende te overwegen.
Periode waarin eiser van referente gescheiden was
8.4.
In het besluit van 17 november 2021 stelt de staatssecretaris dat het zeer zwaar weegt dat de aanvraag om de mvv pas in maart 2019 is ingediend. Dat is 2,5 jaar nadat aan referente een verblijfsvergunning is toegekend. Eiser had daar tot dat moment geen verklaring voor gegeven. In bezwaar heeft eiser hier gronden tegen gericht en aangevoerd dat referente in eerste instantie niet zeker wist of zij het recht had om een aanvraag te doen en dat zij er daarnaast niet van op de hoogte was dat hun broer eiser had verlaten. Nadat referente hier achter kwam, heeft zij binnen twee maanden een aanvraag gedaan. De staatssecretaris heeft in de beslissing op bezwaar onder het kopje ‘Overige gronden’ weergegeven wat de bezwaargronden inhouden. Vervolgens heeft de staatssecretaris overwogen:
“Echter maakt dit mijn oordeel niet anders. Dit onderstreept dat er geen sprake is van gezinsleven tussen [eiser] en u, omdat [eiser] 2,5 jaar zonder uw hulp en ondersteuning zich staande heeft weten te houden.”
De rechtbank vindt dat deze motivering onvoldoende is. Het argument dat eiser zich 2,5 jaar zonder hulp van referente staande heeft weten te houden is geen argument dat ziet op de bezwaren die eiser heeft aangevoerd ten aanzien van de termijn van 2,5 jaar tussen de verstrekking van de asielvergunning en de aanvraag waar de staatssecretaris veel gewicht aan hecht. In het verweerschrift heeft de staatssecretaris het standpunt ingenomen dat de gezinsband zoals die bestond sinds 2015 feitelijk is verbroken, omdat het contact langdurig verbroken is geweest. Op de zitting heeft de staatssecretaris dit standpunt in die zin gepreciseerd dat hij zich op het standpunt stelt dat er nooit sprake is geweest van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie, maar dat, voor zover daar wel sprake van is geweest, de band verbroken is toen referente vertrokken is uit Irak. Op de zitting heeft de staatssecretaris zich op het standpunt gesteld dat het verbreken van de gezinsband niet nieuw is, maar dat dit een nadere uitwerking is op wat de staatssecretaris eerder naar voren heeft gebracht, namelijk dat referente vertrokken is met haar gezin en dat eiser bij hun broer zou blijven. Er was op dat moment geen intentie dat het familieleven zou worden voortgezet en dat eiser naar Nederland zou komen. Nog daargelaten of het verbreken van het gezinsleven een nieuw standpunt is, heeft de staatssecretaris deze motivering over de intentie niet eerder naar voren gebracht. De rechtbank merkt dit aan als nadere motivering van de staatssecretaris waarom er tijdens de periode van 2,5 jaar dat eiser en referente gescheiden leefden geen contact was en waarom dat zwaar weegt. Die motivering is naar het oordeel van de rechtbank te laat gekomen. Eiser heeft daar op de zitting, kort samengevat op gereageerd dat het vertrek van het gezin uit Irak gedwongen was vanwege het feit dat zij moesten vluchten. Er was voor referente geen mogelijkheid om eiser mee te nemen vanwege zijn beperkingen. De staatssecretaris zal bij een nieuw besluit op bezwaar alsnog moeten motiveren waarom de periode dat eiser en referente gescheiden van elkaar waren zwaar weegt. Daarbij is ook van belang dat eiser voordat de staatssecretaris een nieuw besluit op bezwaar neemt de gelegenheid krijgt om zijn standpunt hierover nader toe te lichten.
Belangenafweging
9. Gelet op het voorgaande oordeelt de rechtbank dat de staatssecretaris onvoldoende gemotiveerd heeft dat er geen sprake is van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie tussen eiser en referente. Nu uit de besluitvorming blijkt dat het ontbreken van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie in de belangenafweging zwaar weegt, moet de staatssecretaris reeds daarom een nieuwe belangenafweging maken die toegespitst is op zijn nieuwe motivering. De rechtbank ziet echter aanleiding om nu reeds het volgende op te merken over deze belangenafweging.
Paspoort
9.1.
De staatssecretaris heeft het ontbreken van een geldig document voor grensoverschrijding in het nadeel van eiser meegewogen. Hij heeft echter niet gemotiveerd waarom dit in het nadeel van eiser meeweegt. Het enkele feit dat dit zo in de werkinstructie staat, zoals de staatssecretaris op de zitting heeft toegelicht, is daartoe onvoldoende. De rechtbank is dan ook van oordeel dat onvoldoende gemotiveerd is waarom dit in het nadeel van eiser meeweegt.
Binding Soedan
9.2.
In het bestreden besluit heeft de staatssecretaris overwogen:
“ [eiser] woont sinds 2018 in Soedan. Er kan dan ook worden aangenomen dat hij inmiddels banden met Soedan heeft. Dit weegt in uw nadeel.”
Ook dit is onvoldoende gemotiveerd. Gelet op de vergaande beperkingen die eiser heeft en het feit dat hij daardoor niet of nauwelijks in staat is om aan het maatschappelijk leven deel te nemen, heeft de staatssecretaris onvoldoende gemotiveerd dat eiser een binding met Soedan heeft opgebouwd die in zijn nadeel meeweegt.

Conclusie en gevolgen

10. Het beroep is gegrond en de rechtbank vernietigt het bestreden besluit. De rechtbank ziet geen reden om de rechtgevolgen van het besluit in stand te laten of zelf in de zaak te voorzien, omdat het aan de staatssecretaris is om het besluit en de daarbij behorende belangenafweging van een deugdelijke motivering te voorzien. De staatssecretaris moet dus een nieuw besluit nemen met inachtneming van deze uitspraak.
10.1.
Omdat het beroep gegrond is, veroordeelt de rechtbank de staatssecretaris in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.674 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 837 en een wegingsfactor 1). Ook moet de staatssecretaris het door eiseres betaalde griffierecht vergoeden.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • draagt de staatssecretaris op een nieuw besluit te nemen met inachtneming van deze uitspraak;
  • veroordeelt de staatssecretaris in de proceskosten van eiser tot een bedrag van
  • € 1.674;
  • bepaalt dat de staatssecretaris het door eiser betaalde griffierecht van € 181 vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D.J. Post, rechter, in aanwezigheid van mr. T.M.T. Brandsma, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Dit blijkt uit het verslag van het gesprek van 26 juli 2021.
2.Dit blijkt uit het verslag van het gesprek van 8 maart 2023.