ECLI:NL:RBDHA:2023:10262

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
6 juni 2023
Publicatiedatum
13 juli 2023
Zaaknummer
C/09/646813 / KG ZA 23-351
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot verwijdering van GVM-lijst in kort geding met betrekking tot gedetineerde

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 6 juni 2023 uitspraak gedaan in een kort geding waarin [eiser], een gedetineerde, vorderde om van de GVM-lijst te worden verwijderd. [Eiser] was eerder veroordeeld voor diverse strafbare feiten en had een geschiedenis van onttrekking aan zijn detentie. De vordering was gebaseerd op de stelling dat de plaatsing op de GVM-lijst onrechtmatig was, omdat er procedurele fouten waren gemaakt en de informatie waarop de plaatsing was gebaseerd verouderd en onjuist was. De Staat der Nederlanden, als gedaagde, voerde aan dat de plaatsing op de GVM-lijst op goede gronden was geschied, gezien het vluchtgevaar en de ondermijning van het gezag van de directie in de inrichting. De voorzieningenrechter oordeelde dat de plaatsing op de GVM-lijst niet in redelijkheid kon worden gebaseerd op het risico van ontvluchting, maar dat er wel voldoende gronden waren voor de indicaties van ondermijning van gezag en ongeoorloofde contacten. De vordering van [eiser] om van de GVM-lijst te worden verwijderd werd afgewezen, en hij werd veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

Rechtbank den haag

Team handel - voorzieningenrechter
zaak- / rolnummer: C/09/646813/ KG ZA 23-351
Vonnis in kort geding van 6 juni 2023
in de zaak van
[eiser]gedetineerd in de PI [locatie],
eiser,
advocaat mr. T.D.D. Loeffen te Sittard,
tegen:
de Staat der Nederlanden (Ministerie van Justitie en Veiligheid)te Den Haag,
gedaagde,
advocaat mr. C.M. Bitter te Den Haag.
Partijen worden hierna respectievelijk aangeduid als ‘[eiser]’ en ‘de Staat’.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 8 mei 2023, met producties 1 t/m 3;
- het e-mailbericht van 17 mei 2023 van de Staat, waarbij producties 1 t/m 8 zijn overgelegd;
- het e-mailbericht van 19 mei 2023 van de Staat, waarbij producties 2a en 9 t/m 11 zijn overgelegd;
- de brief van 22 mei 2023 van [eiser], waarbij producties 4 t/m 6 zijn overgelegd;
- de e-mailberichten van 22 mei 2023 van de Staat, waarbij producties 12 t/m 15 zijn overgelegd;
- de op 23 mei 2023 gehouden mondelinge behandeling, waarbij door de Staat pleitnotities zijn overgelegd.
1.2.
Tijdens de zitting is vonnis bepaald op vandaag.

2.De feiten

Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting wordt in dit geding van het volgende uitgegaan.
2.1.
[eiser] is eind 2017 voor diverse strafbare feiten veroordeeld tot jeugddetentie van 183 dagen, waarvan 120 dagen voorwaardelijk. Op 2 mei 2018 werd de tenuitvoerlegging van het voorwaardelijk deel gelast.
2.2.
Na op 17 december 2019 in Denemarken te zijn aangehouden, heeft [eiser] van 13 januari 2020 tot 15 mei 2021 in voorlopige hechtenis gezeten. De voorlopige hechtenis werd onder voorwaarden geschorst, maar deze schorsing werd op 7 juni 2021 opgeheven.
2.3.
[eiser] is daarna op 9 november 2021 aangehouden in Duitsland en overgeleverd aan Nederland.
2.4.
In maart 2022 is [eiser] door het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden veroordeeld tot gevangenisstraf van 36 maanden voor het plegen van meerdere strafbare feiten, zoals oplichting, witwassen, de toegang tot een geautomatiseerd werk belemmeren, bedreiging en dwang door veelvuldig bellen. De gevangenisstraf is in september 2022 onherroepelijk geworden.
2.5.
In het GRIP (Gedetineerden Recherche Informatie Punt)-rapport van 8 juni 2022 is ten aanzien van [eiser] onder meer het volgende vermeld:
“(…) Meerdere politie-eenheden werden in 2019 geconfronteerd met meldingen van particulieren en instanties die werden lastig gevallen met valse telefonische meldingen. Daarnaast deed de spookbeller telefonische bedreigingen en werden telefooncentrales met elkaar verbonden (…) Door het onderzoeksteam (…) van de Eenheid Noord-Nederland werd [eiser] aangemerkt als verdachte en internationaal gesignaleerd. (…)
Op 17 december 2019 is [eiser] aangehouden in Denemarken toen hij bij een wisselkantoor in Kopenhagen een groot geldbedrag probeerde te wisselen. Toen de plaatselijke politie werd geïnformeerd over de verdachte transactie, sloeg hij op de vlucht. Kort daarna werd hij alsnog aangehouden door de Deense politie. (…)
Op dit moment zijn er geen aanwijzingen dat er sprake is van een netwerk. [eiser] lijkt individueel te handelen/opereren. Vanuit het onderzoek is er geadviseerd om hem geen laptop op cel te verstrekken, ondanks dat dit vanuit justitie wel is toegestaan. Gebleken is dat tijdens zijn eerdere detentie hij met een beschikbaar gestelde laptop het telefoonverkeer wist te saboteren. (…)”
2.6.
Op 29 juli 2022 is [eiser] weer in vrijheid gesteld door schorsing van zijn voorlopige hechtenis. Daarna werd (opnieuw) een Europees Aanhoudingsbevel uitgevaardigd. Op 16 december 2022 is [eiser] wederom in Denemarken aangehouden en omstreeks 10 februari 2023 aan Nederland overgeleverd en in de PI [locatie] geplaatst.
2.7.
Een nieuw GRIP-rapport ten aanzien van [eiser] is gedateerd 8 maart 2023. In een rectificatie van 3 maart 2023 is verklaard dat voornoemd rapport is opgemaakt en ondertekend op 28 februari 2023 en dat ten onrechte 8 maart 2023 als datum van opmaken op het rapport is vermeld. In dit GRIP-rapport is, naast de informatie die al in het eerdere rapport van 8 juni 2022 stond, het volgende vermeld:
“(…)
Aanvulling 28-02-2023
(…) De Nationale Politie heeft op 04-11-2022 aangifte gedaan tegen [eiser] van belemmering toegang of gebruik geautomatiseerd werk en het misbruiken van persoonsgegevens. Vanaf 17 september 2022 tot en met heden werd de Nationale Politie telefonisch lastiggevallen door een beller/dader, een dan toe onbekend gebleven persoon. (…) In de periode rondom september 2021 heeft zich hetzelfde voorgedaan. Toen werden ook verschillende nummers van de politie (…) gebeld waardoor er overlast werd veroorzaakt (…) In dat onderzoek werd [eiser] als verdachte aangemerkt en is daarvoor reeds aangehouden geweest. (…)”
2.8.
In het Operationeel Overleg (hierna: OO) van 8 maart 2023 is ‘besloten’ om [eiser] in te delen in GVM-risicocategorie ‘hoog’, op basis van de indicaties A ((risico op) ontvluchting en of bevrijding van buitenaf), E (ondermijning van gezag van directie en personeel in de inrichting) en F (ongeoorloofde contacten met slachtoffers en/of nabestaanden, medewerkers in het strafrecht, - of de executieketen). De verslaglegging van het OO vermeldt daarover onder meer het volgende:
“(…) Betr. heeft niet alleen de schorsingsvoorwaarden geschonden, maar heeft kans gezien om gedurende enige periode welbewust uit handen van politie en justitie te blijven. Hiermee is indicatie A aan de orde.
Gelet op het profiel en de voorgeschiedenis is voldoende aannemelijk dat er sprake is van risico’s op ondermijning van gezag van directie en personeel in de inrichting. Er is in het recente verleden een hardnekkig patroon waarneembaar waarin betr. veel brieven schrijft en veel beklagzaken start. Bij medegedetineerden is ook een gedragsverandering waar te nemen vanwege het gedrag van betr. Betr. blijkt medegedetineerden dan ook actief tot ditzelfde gedrag aan te zetten, hetgeen zover gaat dat betr. ook daadwerkelijk correspondentie en beklagbrieven voor medegedetineerden schrijft.
Uit de voorgeschiedenis en de levensloop van betr. komt tot slot (zowel in detentie als ‘buiten’) een patroon naar voren van ongeoorloofde contacten met medewerkers in de strafrecht, - of de executieketen. Dit wordt middels meerdere GRIP-rapportages met actuele en concrete (strafbare) feiten en omstandigheden onderbouwd. Zeer recent nog deed de
Nationale Politie aangifte tegen betrokkene van belemmering toegang of gebruik geautomatiseerd werk en het misbruiken van persoonsgegevens. Vanaf 27 september 2022 tot en met begin maart 2023 werd de Nationale Politie telefonisch lastiggevallen door een beller/dader, een tot dan toe onbekend gebleven persoon. De Nationale Politie wordt door deze beller/dader systematisch en veelvuldig, kennelijk (ook) geautomatiseerd, gebeld.Betrokkene is in dit verband aangemerkt als verdachte en inmiddels aangehouden. Plaatsing op de GVM-lijst vindt gelet hierop dan ook mede plaats op basis van indicatie F. (…)”
2.9.
De plaatsing op de GVM-lijst is op 9 maart 2023 aan [eiser] medegedeeld. In de mededeling is daarover onder meer het volgende vermeld:
“(…) Uw GVM-status is aan u opgelegd omwille van de volgende informatie:
Meerdere politie-eenheden werden in 2019 geconfronteerd met meldingen van particulieren en instanties die werden lastig gevallen met valse telefonische meldingen. Daarnaast werden er telefonische bedreigingen geuit en werden telefooncentrales met elkaar verbonden. (…) Ook ontvingen een aantal burgers slechtnieuwsberichten door iemand die zich voordeed als politie- of ziekenhuismedewerker (GRIP-rapportage van 7 december 2021, 8 juni 2022). (…)
U heeft zich destijds niet gehouden aan de voorwaarden die aan u waren gesteld in het kader van de voorwaardelijk opgelegde jeugddetentie. U heeft zich namelijk volledig aan het toezicht onttrokken en de Raad voor Kinderbescherming zag geen mogelijkheden meer tot begeleiding. Bij beslissing van 2 mei 2019 heeft de rechtbank Noord-Nederland de tenuitvoerlegging gelast van de voorwaardelijk opgelegde jeugddetentie. Derhalve wordt u in het Advies OM ten behoeve van de tenuitvoerlegging (…) als vluchtgevaarlijk aangemerkt.
U blijkt geregeld strafbare feiten (…) te hebben gepleegd tegen (semi)overheidsinstanties. Dit gaan om oplichting, bedreigingen maar ook bv. het stilleggen van het computernetwerk van DV&O en het dusdanig veelvuldig (automatisch) bellen naar een ziekenhuis dat de gehele ziekenzorg hier last van ondervond. (…) Uit het opsporingsonderzoek ingesteld door FAST (…) bleek onder andere dat u zich gedurende uw onttrekking aan de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in meerdere landen heeft opgehouden en uw uiterste best heeft gedaan niet te worden aangehouden. Daarnaast tracht u personeel van bijvoorbeeld Dienst Justitiële Inrichtingen altijd behoorlijk te bespelen, zoals tijdens transport of gedurende medische bezoeken aan het ziekenhuis. Dat bleek opnieuw tijdens uw overlevering: u heeft op meerdere manieren gepoogd de medewerkers (…) te bespelen. u heeft zich ziek voorgedaan teneinde de overlevering te voorkomen (…).
Uit uw voorgeschiedenis en de levensloop komt een patroon naar voren van ongeoorloofde contacten met medewerkers in de strafrecht, - of de executieketen. Dit wordt middels meerdere GRIP-rapportages met actuele en concrete (strafbare) feiten en omstandigheden onderbouwd (GRIP-rapportage van 7 december 2021, 8 juni 2022). Zeer recent nog deed de Nationale Politie aangifte tegen betrokkene van belemmering toegang of gebruik geautomatiseerd werk en het misbruiken van persoonsgegevens. (…) Betrokkene is in dit verband aangemerkt als verdachte en inmiddels aangehouden.
Gedurende uw detentietijd houdt u zich veelvuldig bezig met het opvragen van documentatie waarmee u de zorgplicht van de directeuren van diverse inrichtingen tot het uiterste oprekt. Daarnaast schrijft u veelvuldig rechtbanken, de RSJ en andere instellingen aan met een veelheid aan verzoeken. Deze gang van zaken laten zien dat u mogelijk in lijn met uw gedragingen buiten detentie, ook binnen detentie zaken onderneemt met als doel de systemen te overbelasten, wat bijdraagt aan uw indicatie ‘ondermijning van gezag van directie en personeel in de inrichting’. Plaatsing op de GVM-lijst vindt gelet hierop dan ook plaats op basis van indicatie F. (…)”
2.10.
Aan [eiser] is tevens op 9 maart 2023 medegedeeld dat aan hem verschillende toezichtmaatregelen zijn opgelegd. Naar aanleiding daarvan heeft [eiser] een verzoek tot schorsing van de maatregelen ingediend bij de beroepscommissie van de Raad voor Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming (hierna: RSJ). Op 16 maart 2023 is dat verzoek toegewezen in verband met een motiveringsgebrek in de beslissing tot het opleggen van de maatregelen. Na de uitspraak van de beroepscommissie heeft de directeur van de PI op 16 maart 2023 opnieuw toezichtmaatregelen opgelegd aan [eiser].
2.11.
Op 25 april 2023 heeft de directeur van de PI [locatie] ten aanzien van [eiser] een besluit tot niet-promoveren genomen. Daarin is beslist dat [eiser] op grond van zijn gedrag niet in aanmerking komt voor promotie naar het plusprogramma. In het besluit is onder meer het volgende opgenomen:
“(…) Op grond van het voor u geldende toetsingskader stimuleren en ontmoedigen (bijlage 1) uit de Regeling selectie. plaatsing en overplaatsing van gedetineerden is uw gedrag op de volgende onderdelen beoordeeld als ongewenst:
U heeft meermaals aangegeven de juridische strijd aan te willen gaan. dit blijkt ook uit uw gedrag. Zowel binnen PI [locatie] als externe organisaties ontvangen veel verzoeken van u. (…) De juridische afdeling van PI [locatie] heeft ondertussen reeds tientallen beklagzaken en schorsingsverzoeken van u ontvangen. (…) Tevens is vernomen dat u dusdanig veel, lang en naar veel verschillende nummers belt. U belt telefoonnummers die u bij mij niet kenbaar heeft gemaakt. Ook luidde de afspraak dat u alle telefoongesprekken in de Nederlands taal zou voeren. U heeft zich niet aan deze afspraak gehouden. U spreekt veelal in de Friese taal. Voornoemde is in strijd met de toezichtsmaatregelen die aan u zijn opgelegd omdat u monitoring hiermee onmogelijk maakt. Hiervoor is aan u voorwaardelijke disciplinaire straf opgelegd. (…) U hebt aangegeven de juridische strijd aan te gaan met het systeem. het afdelingshoofd en de directie worden door eigen zeggen van u als het systeem beschouwd. Het MDO is van mening dat dit tevens bijdraagt aan uw indicatie ‘ondermijning van gezag van directie en personeel in de inrichting’. (…) Naar onze mening is uw gedrag delict gerelateerd, waardoor het MDO van mening is dat er sprake is van voortgezet crimineel handelen. Met het oog deze omstandigheden is onzes inziens sprake van aaneensluitend ongewenst gedrag en bijna ontoelaatbaar gedrag (…)”
2.12.
Het Openbaar Ministerie (hierna: het OM) heeft op 8 mei 2023 beslist dat aan [eiser] geen voorwaardelijke invrijheidsstelling wordt verleend. Het OM heeft hierbij onder meer geoordeeld dat het recidiverisico hoog wordt ingeschat. Aan deze beslissing ging een onderzoek van de reclassering vooraf dat in haar V.i.-advies van 31 maart 2023 als oordeel gaf dat het risico op recidive wordt ingeschat als hoog en het risico op onttrekken aan voorwaarden eveneens wordt ingeschat als hoog.

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert - verkort en zakelijk weergegeven - om bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I. de Staat te veroordelen om [eiser] binnen 24 uur na de datum van dit vonnis van de GVM-lijst te (doen) verwijderen, zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 750,00 per dag, of gedeelte daarvan, dat de Staat niet aan het vonnis voldoet met een maximum van € 50.000,00;
II. de Staat te veroordelen om binnen 24 uur na de datum van dit vonnis [eiser] te laten communiceren in de Friese taal, althans in ieder geval met zijn familieleden, zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 750,00 per dag, of gedeelte daarvan, dat de Staat niet aan het vonnis voldoet, met een maximum van € 50.000,00;
III. de Staat te veroordelen in de proceskosten.
3.2.
Daartoe voert [eiser] - kort gezegd - het volgende aan. [eiser] heeft in verband met de aan hem opgelegde toezichtmaatregelen een spoedeisend belang bij zijn vordering om van de GVM-lijst te worden verwijderd. De plaatsing van [eiser] op de GVM-lijst is onrechtmatig. In de procedure voor de plaatsing zijn fouten gemaakt, nu een advies van het OO ontbreekt en de selectiefunctionaris (hierna: SF) geen risicoprofiel heeft opgesteld ten behoeve van de plaatsing op de GVM-lijst. Daarnaast is de informatie op basis waarvan [eiser] op de GVM-lijst is geplaatst gedateerd, onjuist en kan niet als grondslag dienen voor de plaatsing.
3.3.
De conclusie van de Staat strekt tot niet-ontvankelijkverklaring van [eiser] in zijn vorderingen dan wel afwijzing van zijn vorderingen, met veroordeling van [eiser] in de proceskosten, vermeerderd met de wettelijke rente. De Staat voert hiertoe aan dat plaatsing van [eiser] op de GVM-lijst op goede gronden is geschied, nu uit de voorhanden zijnde informatie onder meer volgt hij vluchtgevaarlijk is, het gezag van personeel en directie ondermijnt en verdacht wordt van een nieuw strafbaar feit, gericht tegen de politie.

4.De beoordeling van het geschil

4.1.
Vooropgesteld wordt dat de toetsing in deze zaak zich beperkt tot de plaatsing (en handhaving) van [eiser] op de GVM-lijst en geen betrekking heeft op de maatregelen die, voortbouwend op de plaatsing op de lijst, in de PI (PI) aan [eiser] zijn opgelegd. Beslissingen van de directeur van de PI om maatregelen aan [eiser] op te leggen zijn immers vatbaar voor beklag en beroep bij de RSJ, een met voldoende waarborgen omklede rechtsgang. De vordering van [eiser] om hem toe te staan in de Friese taal te communiceren betreft een aan hem opgelegde (de facto) maatregel waarvoor de zojuist genoemde rechtsgang openstaat, zodat [eiser] ten aanzien van vordering II niet-ontvankelijk is.
4.2.
Gedetineerden bij wie sprake is van een vlucht- en/of maatschappelijk risico kunnen op de GVM-lijst worden geplaatst. Het is, zo blijkt ook uit de Circulaire, de SF die daartoe, namens de minister, besluit. Dat besluit, dat wordt medegedeeld door de PI-directeur, is gebaseerd op een risicoprofiel van de betrokkene, opgesteld door de SF, en met inachtneming van de afwegingen (omtrent risico’s) in (en advies van) het OO. De beslissing tot plaatsing op de GVM-lijst kan door de civiele rechter in kort geding slechts marginaal worden getoetst. Alleen als in redelijkheid niet gekomen kon worden tot plaatsing op de GVM-lijst is plaats voor het treffen van een voorziening.
4.3.
[eiser] stelt (allereerst) dat een advies van het OO en een risicoprofiel, opgesteld door de SF, ontbreken, zodat de plaatsing van [eiser] op de GVM-lijst in verband met procedurele fouten (alleen al) om die reden onrechtmatig is. Dit betoog volgt de voorzieningenrechter niet. Uit het verslag van het OO van 8 maart 2023 blijken de gronden voor plaatsing van [eiser] op de GVM-lijst. Basis voor de beoordeling zijn het profiel van [eiser] en diens voorgeschiedenis, waarbij in het OO-verslag is verwezen naar GRIP-rapportages. Duidelijk is dat het risicoprofiel in dat overleg centraal heeft gestaan. Zo vermeldt het verslag van het OO onder meer dat [eiser] onvindbaar was toen hij jeugddetentie moest ondergaan, dat [eiser] als verdachte is aangemerkt in verband met telefoonoverlast van de Nationale Politie en dat hij medegedetineerden tot gedragsverandering aanzet. Of dat risicoprofiel voorafgaand aan dat overleg door de SF is opgesteld blijkt niet uit het verslag, maar aan het (eventueel) ontbreken daarvan kan niet de consequentie worden verbonden dat de daarop volgende vermelding van [eiser] op de GVM-lijst ‘dus’ nietig is. Uit het verslag blijkt niet met zoveel woorden dat er een ‘advies’ van het OO aan de SF is voorgelegd, waarna deze laatste met inachtneming van dat advies heeft beslist, maar volgt dat in het OO is besloten tot indeling in de categorie ‘hoog’, welk besluit formeel geldt als een besluit van de SF (die deel uitmaakt van het OO, zie paragraaf 2.3 van de Circulaire).
4.4.
De plaatsing van [eiser] op de GVM-lijst is gebaseerd op de indicaties A ((risico op) ontvluchting en of bevrijding van buitenaf), E (ondermijning van gezag van directie en personeel in de inrichting) en F (ongeoorloofde contacten met slachtoffers en/of nabestaanden, medewerkers in het strafrecht, - of de executieketen). [eiser] stelt dat de indicaties niet of nauwelijks zijn onderbouwd en dat de plaatsing op de GVM-lijst ook om die reden onrechtmatig is.
4.5.
De voorzieningenrechter oordeelt daar anders over. Ten aanzien van (het risico op) ontvluchting en/of bevrijding van buitenaf heeft het OO gesteld dat [eiser] schorsingsvoorwaarden heeft geschonden en ook welbewust politie en justitie heeft ontlopen. Weliswaar volgt uit de GRIP-rapportages dat [eiser] in 2019 een enkele keer in Denemarken is gevlucht van de politie, maar gelet op het lange tijdverloop sindsdien en de omstandigheid dat gesteld noch gebleken is dat deze situatie zich nadien heeft herhaald, is dit onvoldoende om aan te nemen dat een risico op ontvluchting en/of bevrijding van buitenaf bestaat. De Staat stelt weliswaar dat [eiser] meerdere keren onvindbaar was in Nederland, maar [eiser] heeft ter zitting onweersproken aangevoerd dat hij niet in Nederland staat ingeschreven omdat hij in het buitenland woont en dat zijn woonadres altijd bekend is geweest bij de Staat. Dat [eiser] daarom in het buitenland werd aangehouden is dan ook niet onbegrijpelijk. Het enkele overtreden van schorsingsvoorwaarden kan ook niet leiden tot de conclusie dat sprake is van (een risico op) ontvluchting en/of bevrijding van buitenaf. De voorzieningenrechter weegt in het oordeel mee dat [eiser] gemotiveerd heeft betwist dat hij (recentelijk) bewust ‘onder de radar’ is gebleven of ooit pogingen heeft gedaan om te vluchten uit de PI. De Staat heeft in reactie hierop geen andere feiten en/of omstandigheden aangedragen die tot een ander beeld aanleiding geven. Gelet hierop is de voorzieningenrechter van oordeel dat de plaatsing van [eiser] op de GVM-lijst niet in redelijkheid kon worden gebaseerd op indicatie A.
4.6.
Met betrekking tot de ondermijning van gezag van directie en personeel in de inrichting is het standpunt van het OO dat het risico van ondermijning voldoende aannemelijk is. Het OO wijst hierbij op een patroon waarin [eiser] veel (bezwaar)brieven schrijft en beklagzaken start. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter kan het enkele feit dat [eiser] gebruikmaakt van zijn recht om beklag te doen c.q. beroep in te stellen en informatie op te vragen niet (op zichzelf) leiden tot de conclusie dat sprake is van ondermijning van gezag. Maar in dit geval is meer aan de hand. Uit het besluit van niet promoveren van 25 april 2023, waar de Staat naar verwijst, komt naar voren dat [eiser] niet alleen de juridische afdeling van de PI heeft overbelast met tientallen beklagzaken en schorsingsverzoeken, maar zich daarnaast niet heeft gehouden aan de regels met betrekking tot het voeren van telefoongesprekken. [eiser] zou daarbij veel bellen naar verschillende (bij de directeur onbekende) telefoonnummers en spreken in het Fries, waarbij hij monitoring onmogelijk maakt. Bij gebrek aan (deugdelijke) betwisting gaat de voorzieningenrechter hiervan uit. Uit verschillende stukken komt ook naar voren dat [eiser] de directeur van de PI de ‘juridische oorlog’ zou hebben verklaard. [eiser] verklaarde tijdens de zitting dat hij dit niet zo heeft gezegd; de directeur zou dit uit zijn verband hebben getrokken, maar de hiervoor genoemde omstandigheden wijzen op het tegendeel. Het OO stelt ook dat [eiser] medegedetineerden ertoe aanzet om hetzelfde gedrag te vertonen. Alles samengenomen ontstaat het beeld dat [eiser] op alle mogelijke manieren het gezag van de directie tracht aan te tasten, wat naar het oordeel van de voorzieningenrechter voldoende is voor het trekken van de conclusie dat indicatie E in het geval van [eiser] aan de orde is.
4.7.
Tot slot concludeert het OO dat sprake is van ongeoorloofde contacten met medewerkers in het strafrecht, - of de executieketen. Het OO onderbouwt dit onder meer met een recentelijke aangifte van de Nationale Politie tegen [eiser] van belemmering toegang of gebruik geautomatiseerd werk en het misbruiken van persoonsgegevens. De Staat voert aan dat nu sprake is van een nieuw strafbaar feit tegen de politie, indicatie F vaststaat. [eiser] betwist dat hij ter zake als verdachte is aangemerkt en is aangehouden. Uit de GRIP-rapportages (zie 2.5 en 2.7) komt echter duidelijk naar voren dat de Nationale Politie in verband daarmee op 4 november 2022 aangifte heeft gedaan tegen [eiser]. Ook komt naar voren dat [eiser] reeds eerder, in 2019, als verdachte is aangemerkt en is aangehouden ten aanzien van valse telefonische meldingen aan onder meer zorginstellingen, meldkamers van politie, brandweer en ambulance, waarbij telefonische bedreigingen werden geuit of telefooncentrales met elkaar werden verbonden. In maart 2022 is [eiser] ook veroordeeld voor dergelijke strafbare feiten. In het licht hiervan is de voorzieningenrechter van oordeel dat het OO gegronde reden had om indicatie F hier van toepassing te achten. Dat de recente aangifte van de Nationale Politie slechts een verdenking betreft doet daar, gelet op de incidenten uit het verleden met een vergelijkbare strekking, niet aan af.
4.8.
Het voorgaande leidt, nu de indicaties E en F gegrond zijn, tot de conclusie dat in redelijkheid gekomen kon worden tot plaatsing van [eiser] op de GVM-lijst. Dat leidt ertoe dat de vordering van [eiser] onder I wordt afgewezen.
4.9.
[eiser] zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van dit geding. Onder de proceskosten vallen ook de nakosten. De nakosten worden begroot op het bedrag genoemd in het liquidatietarief civiel (per 1 februari 2023: € 173,--). In geval van betekening worden een extra bedrag aan salaris (per 1 februari 2023: € 90,--) en de explootkosten van betekening toegekend. De proceskosten en de nakosten die zijn begroot op € 173,-- dienen te worden betaald binnen veertien dagen na de betekening van dit vonnis. De nakosten die zijn begroot op € 90,-- en de explootkosten dienen te worden betaald binnen veertien dagen na de betekening van dit vonnis. Bij gebreke van tijdige betaling is de wettelijke rente over de proceskosten en de nakosten verschuldigd.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter:
5.1.
verklaart [eiser] niet-ontvankelijk ten aanzien van vordering II;
5.2.
wijst het gevorderde voor het overige af;
5.3.
veroordeelt [eiser] om binnen veertien dagen na de betekening van dit vonnis de kosten van dit geding aan de Staat te betalen, tot dusverre aan de zijde van de Staat begroot op € 1.755,--, waarvan € 1.079,-- aan salaris advocaat en € 676,-- aan griffierecht, te vermeerderen met nakosten zoals vermeld in 4.9, en bepaalt dat [eiser] bij gebreke van tijdige betaling de wettelijke rente over de proceskosten en de nakosten verschuldigd is, op de wijze zoals onder 4.9 vermeld.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.J. Vetter en in het openbaar uitgesproken op 6 juni 2023.
yd