ECLI:NL:RBDHA:2023:10250

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
11 juli 2023
Publicatiedatum
13 juli 2023
Zaaknummer
09.305604-21
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Oplichting via Marktplaats met gebruik van phishing technieken en computervredebreuk

Op 11 juli 2023 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die wordt beschuldigd van oplichting, computervredebreuk, diefstal door middel van een valse sleutel en witwassen. De verdachte heeft in de periode van 25 november 2020 tot en met 20 oktober 2021 via Marktplaats en WhatsApp potentiële kopers benaderd onder een valse naam. Hij vroeg hen om een betaallink van één cent te sturen, waarmee hij hen naar een phishingwebsite leidde. Hierdoor verkreeg hij toegang tot hun bankgegevens en kon hij geld van hun rekeningen afhalen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere feiten, maar sprak hem vrij van betrokkenheid bij alle 110 fraudegevallen die in de aangifte waren genoemd, wegens gebrek aan bewijs. De rechtbank oordeelde dat de verdachte op geraffineerde wijze misbruik heeft gemaakt van het vertrouwen van zijn slachtoffers, wat heeft geleid tot aanzienlijke schade. De officier van justitie had een gevangenisstraf van 360 dagen geëist, waarvan 289 dagen voorwaardelijk, maar de rechtbank legde uiteindelijk een gevangenisstraf van 85 dagen op, waarvan 14 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar. Daarnaast werd de verdachte veroordeeld tot het betalen van schadevergoeding aan de benadeelde partij, die deels werd toegewezen tot een bedrag van € 844,94, en werd een aantal inbeslaggenomen voorwerpen verbeurd verklaard.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummer: 09/305604-21
Datum uitspraak: 11 juli 2023
Tegenspraak
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 2001 te [geboorteplaats] ,
BRP- [adres] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden op de terechtzitting van 27 juni 2023 (inhoudelijke behandeling).
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. D. de Vrught en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsman mr. N.M. Fakiri naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij (op tijdstippen) in of omstreeks de periode van 25 november 2020 tot en met 20
oktober 2021 te 's-Gravenhage en/of Amsterdam, althans in Nederland, tezamen en
in vereniging met een of meer ander(en), althans alleen, meermalen, althans
eenmaal (telkens) met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te
bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid
en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [naam 1]
en/of [naam 2] en/of 110 (honderdtien) andere rekeninghouder(s)
van de [bedrijf] , (telkens) heeft bewogen tot de afgifte van gegevens, te weten: de
(inlog)gegevens van zijn/haar/hun internetbankierenomgeving,
door (telkens):
- voornoemde personen via Marktplaats en/of Whatsapp te contacten als potentiële
koper (onder een valse naam) van door hen aangeboden goederen en/of
- als zogenaamde koper aangeven aan deze verkoper(s)/personen een nare ervaring
te hebben gehad met online aankopen en daarom te willen verifiëren of deze
verkoper(s)/personen wel te vertrouwen is, middels een verificatieverzoek en/of een
betaallink van één (paar) cent en/of
- ( vervolgens) die persoon/personen in plaats van een echte link (betaalverzoek)
een valse (phishing) link toe sturen waarbij die persoon/personen werd/werden
doorgeleid naar een ‘panel’/phishing website, te weten een pagina die afkomstig
lijkt te zijn van de bank waarop de gegevens die toegang geven tot de
internetbankierenomgeving behorend bij de bankrekening(en) van die
persoon/personen dienen te worden ingevuld en door verdachte en/of zijn
mededader(s) kunnen worden overgenomen;
2.
hij (op tijdstippen) in of omstreeks de periode van 25 november 2020 tot en met 20
oktober 2021 te 's-Gravenhage en/of Amsterdam, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer ander(en), althans alleen
meermalen, althans eenmaal(telkens) opzettelijk en wederrechtelijk in (een
gedeelte van) een geautomatiseerd werk te weten een server en/of een
computersysteem bevattende de internetbankierenomgeving van de [bedrijf]
en/of één of meerdere (andere) banken, gekoppeld aan de bankrekening(en) van [naam 1]
en/of [naam 2] en/of 110 (honderdtien) andere rekeninghouder(s)
van de [bedrijf] is binnengedrongen
a. door het doorbreken van een beveiliging, en/of
b. door een technische ingreep, en/of
c. met behulp van valse signalen of een valse sleutel, en/of
d. door het aannemen van een valse hoedanigheid
te weten door (telkens):
- zich voor te doen als de rechtmatige rekeninghouder en/of
- zonder toestemming gebruik te maken van de (door oplichting verkregen)
inloggegevens van die rekeninghouder(s);
3.
hij (op tijdstippen) in of omstreeks de periode van 25 november 2020 tot en met 20
oktober 2021 te 's-Gravenhage en/of Amsterdam, althans in Nederland, tezamen en
in vereniging met een of meer ander(en), althans alleen meermalen, althans
eenmaal (telkens) met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening één of
meerdere geldbedragen (van in totaal € 28.566,34) heeft weggenomen, geheel of ten
dele toebehorende aan een ander dan verdachte en/of zijn mededader(s), te weten
aan (onder meer) [naam 1] en/of [naam 2] en/of 110 (honderdtien) andere
rekeninghouders van de [bedrijf] , waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich
de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te
nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van
een valse sleutel, te weten door zich (telkens) toegang te verschaffen tot de
internetbankierenomgeving van voornoemde persoon/personen, met
gebruikmaking van aan deze persoon/personen toebehorende inloggegevens
zonder dat verdachte en/of zijn mededader(s) gerechtigd waren tot het gebruik van
deze inloggegevens;
4.
hij (op tijdstippen) in of omstreeks de periode van 25 december 2020 tot en met 20
oktober 2021 te 's-Gravenhage en/of Amsterdam, althans in Nederland, tezamen en
in vereniging met een of meer ander(en), althans alleen (telkens) (een)
voorwerp(en), te weten één of meerdere geldbedrag(en) (van in totaal € 28.566,34)
heeft verworven en/of voorhanden gehad en/of overgedragen en/of omgezet en/of
van dat/die geldbedrag(en) gebruik heeft gemaakt, terwijl hij en/of zijn
mededader(s) (telkens) wist dat die voorwerpen geheel of gedeeltelijk –
onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit enig (eigen) misdrijf, en hij van het
plegen van dit feit een gewoonte heeft gemaakt;
5.
hij (op tijdstippen) in of omstreeks de periode van 1 oktober 2020 tot en met 17
november 2021 te 's-Gravenhage en/of Amsterdam, althans in Nederland,
- een computerwachtwoord, toegangscode en/of daarmee vergelijkbaar gegeven(s),
waardoor toegang kon worden gekregen tot een (deel van een)
geautomatiseerd werk heeft vervaardigd, verkocht, verworven, ingevoerd, verspreid
en/of anderszins ter beschikking heeft gesteld en/of voorhanden heeft gehad, met
het oogmerk dat daarmee een misdrijf als bedoeld in artikel 138ab, eerste lid, 138b
of 139c Wetboek van strafrecht werd gepleegd en/of
- een technisch hulpmiddel dat hoofdzakelijk geschikt gemaakt en/of ontworpen is
tot het plegen van een misdrijf als bedoeld in artikel 138ab, eerste lid, 138b of 139c
Wetboek van strafrecht,
immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s) (telkens)
- inloggegeven(s) en/of daarbij behorende wachtwoord(en) die toegang verlenen tot
meerdere, althans een server en/of website en/of internetbankierenomgeving van
de [bedrijf] althans bankrekeningen van benadeelde(n) en/of
- meerdere althans een hackingtool(s), zogenaamde 'phishing panel', voorhanden
gehad en/of verspreid en/of verkocht met het oogmerk om opzettelijk en
wederrechtelijk binnen te dringen in een geautomatiseerd werk of in een deel
daarvan en/of (vervolgens) gegevens die zijn opgeslagen, worden verwerkt of
overgedragen door middel van het geautomatiseerde werk waarin hij zich
wederrechtelijk bevindt, voor zichzelf of een ander over te nemen en/of af te tappen
en/of op te nemen.

3.De bewijsbeslissing

3.1.
Inleiding
Het onderzoek 30Spring is gestart naar aanleiding van de aangifte van [naam 1] (hierna: [naam 1] ) en een aangifte van de [bedrijf] (hierna: [bedrijf] ), waarin melding is gemaakt van 110 klanten die slachtoffer zouden zijn geworden van onder andere computervredebreuk en oplichting. De aangifte van de ING is vervolgens aangevuld met nog eens acht andere klanten die hiervan slachtoffer zouden zijn geworden. De dader zou de volgende werkwijze hebben gebruikt.
Het slachtoffer dat een advertentie heeft geplaatst om een goed te verkopen op Marktplaats wordt op WhatsApp benaderd door een geïnteresseerde ‘koper’, vaak met de naam van een vrouw. Nadat er een overeenkomst is gesloten geeft de ‘koper’ aan nare ervaringen te hebben gehad op Marktplaats en vraagt of de verkoper daarom ter verificatie een betaallink van één cent kan sturen. De verkoper komt via deze link terecht op een vervalste website (phishing site) die lijkt op de website van de bank en vult daar zijn of haar bank- en betaalgegevens in. Op deze manier komt de ‘koper’ aan de inlog- en bankgegevens van de verkoper en kan daarmee geld van diens rekening opnemen of overschrijven. Dit wordt ook wel de 1 cent Marktplaats-methode genoemd.
3.2.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de onder 1, 2, 3, 4 en 5 tenlastegelegde feiten.
3.3.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak van alle ten laste gelegde feiten bepleit.
3.4.
Gebruikte bewijsmiddelen
De rechtbank heeft in de bijlage opgenomen de wettige bewijsmiddelen met de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden.
3.5.
Bewijsoverwegingen
Bewezenverklaring
De rechtbank is met betrekking tot de ten laste gelegde feiten van oordeel dat deze feiten wettig en overtuigend zijn bewezen en overweegt daartoe als volgt.
Uit de bewijsmiddelen leidt de rechtbank af dat aangeefster [naam 1] , [naam 3] en [naam 2] slachtoffer zijn geworden van de 1 cent Marktplaats-methode. De rechtbank dient vervolgens de vraag te beantwoorden of het de verdachte is geweest die via deze werkwijze toegang heeft gekregen tot hun bankrekeningen en daarmee vervolgens betalingen heeft gedaan. De rechtbank beantwoordt deze vraag bevestigend en overweegt hiertoe als volgt.
IP-adres
Uit de bewijsmiddelen blijkt dat in alle drie de gevallen vanaf het [ip-adres] is ingelogd op de Mobiel bankieren App omgeving (hierna: ING-bankierenapp) van de slachtoffers. In het geval van [naam 1] en [naam 3] zijn vanaf voornoemd IP-adres respectievelijk zeven en vijf betalingen gedaan naar Opwaarderen.nl en Paysafe payment. In het geval van [naam 2] is na het inloggen op de ING-bankierenapp vanaf het [ip-adres] ook Apple Pay geactiveerd en zijn via Apple Pay (pogingen tot) transacties gedaan bij onder andere twee vestigingen van Albert Heijn. Bij één van deze vestigingen zijn twee Paysafe kaarten aangeschaft. Het [ip-adres] waarmee telkens is ingelogd op de ING-bankierenapp van de slachtoffers is blijkens de bewijsmiddelen 2 en 3 gekoppeld aan het woonadres van de verdachte.
Onderzoek mobiele telefoons
Daarnaast zijn drie mobiele telefoons van de verdachte onderzocht. Blijkens de bewijsmiddelen 4, 5, 6 en 9 zijn op die telefoons verschillende afbeeldingen en een notitie aangetroffen waarop Tikkie-fraude en 1 cent-betalingen worden uitgelegd. In de telefoons zijn notities aangetroffen met teksten die gelijk zijn of erg lijken op de (standaard)teksten die bij het plegen van de strafbare feiten zijn gebruikt. Bovendien zijn afbeeldingen van phishing websites en Paysafe kaarten op zijn telefoons aangetroffen.. Verder zijn schermafbeeldingen gevonden waarop de ING-bankierenapp van [naam 3] met de bewuste afschrijvingen te zien is . Daarnaast is met de telefoons op internet gezocht naar recensies met betrekking tot het 06-nummer waarmee [naam 1] is benaderd.
Camerabeelden
Ook zijn camerabeelden van de twee vestigingen van Albert Heijn bekeken waar is geprobeerd betalingen te doen via de Applepay van [naam 2] . Uit de bewijsmiddelen 7 en 8 blijkt dat op de camerabeelden van Albert Heijn de verdachte wordt herkend aan zijn uiterlijke kenmerken en zijn kleding.
De verklaring van de verdachte, die hij voor het eerst ter zitting heeft afgelegd, dat mogelijk anderen zijn wifi, telefoons en/of iCloud hebben gebruikt, is op geen enkele wijze onderbouwd. De rechtbank acht deze verklaring dan ook onaannemelijk.
Vrijspraak ‘110’ gevallen bij feiten 1, 2 en 3
Er is onvoldoende concreet en verifieerbaar bewijs dat de verdachte betrokkenheid heeft gehad bij alle 110 fraudegevallen die [bedrijf] in de aangifte heeft opgesomd. Immers, niet alle 110 aangiftes zijn aan het dossier toegevoegd en uit de aangifte van de ING blijkt niet welke gedupeerde klanten direct of indirect aan de verdachte kunnen worden gekoppeld. Dat alle fraudedossiers direct of indirect via een DeviceBindingID aan het [ip-adres] te relateren zijn, acht de rechtbank dan ook onvoldoende voor het oordeel dat de verdachte in alle 110 fraudegevallen zich schuldig heeft gemaakt aan de ten laste gelegde feiten. De rechtbank spreekt hem dan ook vrij van dit deel van de tenlastelegging.
Vrijspraak van ‘gewoonte maken’ bij feit 4
De rechtbank zal de verdachte van het onder 4 ten laste gelegde ‘gewoonte maken’ eveneens vrijspreken. Zoals uit het voorgaande volgt, acht de rechtbank bewezen dat de verdachte in drie gevallen zich schuldig heeft gemaakt aan het verwerven en voorhanden hebben van geldbedragen die afkomstig waren uit eigen misdrijf. Gelet op dit aantal acht de rechtbank niet bewezen dat de verdachte een gewoonte heeft gemaakt van het plegen van witwassen.
Vrijspraak ‘tezamen en in vereniging’ bij feiten 1, 2, 3 en 4
De rechtbank is van oordeel dat niet bewezen kan worden dat de verdachte de ten laste gelegde feiten tezamen en in vereniging met een ander of anderen heeft gepleegd, zodat hij van dat onderdeel van de tenlastelegging zal worden vrijgesproken.
Conclusie
De rechtbank acht de onder 1, 2, 3, 4 en 5 ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat de verdachte ten aanzien van de feiten 1, 2 en 3 wordt vrijgesproken van de overige ten laste gelegde gevallen, ten aanzien van de feiten 1, 2, 3 en 4, van de ten laste gelegde medeplegen en ten aanzien van feit 4 van het gewoontewitwassen.
3.6.
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart ten laste van de verdachte bewezen dat:
1.
hij in de periode van 25 november 2020 tot en met 20 oktober 2021 te 's-Gravenhage
meermalen telkens met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en een valse hoedanigheid en door listige kunstgrepen en door een samenweefsel van verdichtsels, [naam 1] en [naam 2] en
eenandere rekeninghouder van de [bedrijf] , telkens heeft bewogen tot de afgifte van gegevens, te weten: de (inlog)gegevens van hun internetbankierenomgeving, door telkens:
- voornoemde personen via Whatsapp te contacten als potentiële koper (onder een valse naam) van door hen aangeboden goederen en
- als zogenaamde koper aangeven aan deze personen een nare ervaring te hebben gehad
met online aankopen en daarom te willen verifiëren of deze personen wel te vertrouwen
zijn, middels een verificatieverzoek en een betaallink van één cent en
- ( vervolgens) die personen in plaats van een echte link (betaalverzoek) een valse (phishing) link toe sturen waarbij die personen werden doorgeleid naar een ‘panel’/phishing website, te weten een pagina die afkomstig lijkt te zijn van de bank waarop de gegevens die toegang geven tot de internetbankierenomgeving behorend bij de bankrekeningen van die
personen dienen te worden ingevuld en door verdachte kunnen worden overgenomen;
2.
hij in de periode van 25 november 2020 tot en met 20 oktober 2021 te ’s-Gravenhage meermalen, telkens opzettelijk en wederrechtelijk in (een gedeelte van) een geautomatiseerd werk, te weten een server en/of een computersysteem bevattende de internetbankierenomgeving van de [bedrijf] gekoppeld aan de bankrekeningen van [naam 1] en/of [naam 2] en/of
eenandere rekeninghouder van de [bedrijf] is binnengedrongen met behulp van een valse sleutel, te weten door zonder toestemming gebruik te maken van de door oplichting verkregen inloggegevens van die rekeninghouders;
3.
hij in de periode van 25 november 2020 tot en met 20 oktober 2021 te 's-Gravenhage meermalen, telkens met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening één of meerdere geldbedragen heeft weggenomen, toebehorende aan [naam 1] en [naam 2] en
eenandere rekeninghouder van de [bedrijf] , waarbij verdachte zich de weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, te weten door zich telkens toegang te verschaffen tot de internetbankierenomgeving van voornoemde personen, met gebruikmaking van aan deze personen toebehorende inloggegevens zonder dat verdachte gerechtigd
wastot het gebruik van deze inloggegevens;
4.
hij in de periode van 25
november2020 tot en met 20 oktober 2021 te 's-Gravenhage telkens
een of meerdere geldbedragen heeft verworven en voorhanden gehad, terwijl hij wist dat die
geldbedragenafkomstig waren uit eigen misdrijf;
5.
hij in de periode van
25 november2020 tot en met
20 oktober2021 te 's-Gravenhage,
- een computerwachtwoord, toegangscode en/of daarmee vergelijkbaar gegeven,
waardoor toegang kon worden gekregen tot een (deel van een)
geautomatiseerd werk heeft verworven en voorhanden heeft gehad, met
het oogmerk daarmee een misdrijf als bedoeld in artikel 138ab
van hetWetboek van strafrecht
te plegenen/of
- een technisch hulpmiddel dat hoofdzakelijk geschikt gemaakt en/of ontworpen is
tot het plegen van een misdrijf als bedoeld in artikel 138ab
van hetWetboek van strafrecht,
voorhanden heeft gehad,immers heeft verdachte
- inloggegevens en daarbij behorende wachtwoorden die toegang verlenen tot
deinternetbankierenomgeving van de [bedrijf] en
- meerdere hackingtools, zogenaamde 'phishing panel
s', voorhanden gehad met het oogmerk om opzettelijk en wederrechtelijk binnen te dringen in een geautomatiseerd werk en vervolgens gegevens die zijn opgeslagen, worden verwerkt of overgedragen door middel van het geautomatiseerde werk waarin hij zich wederrechtelijk bevindt, voor zichzelf over te nemen.
Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten dan wel kennelijke verschrijvingen voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd en gecursiveerd weergegeven, zonder dat de verdachte daardoor in de verdediging is geschaad.

4.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot:
- een gevangenisstraf voor de duur van 360 dagen, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht, waarvan 289 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, met als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij de reclassering en het meewerken aan middelencontrole door de reclassering; en
- een taakstraf van 200 uren, te vervangen door 100 dagen hechtenis.
6.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft (subsidiair) een strafmaatverweer gevoerd, inhoudende dat aan de verdachte geen hogere gevangenisstraf wordt opgelegd dan de tijd die de verdachte in detentie heeft doorgebracht, eventueel aan te vullen met een voorwaardelijke gevangenisstraf met de door reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden.
6.3.
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken.
De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Ernst van de feiten
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan oplichting, computervredebreuk, diefstal door middel van een valse sleutel, witwassen en – kort gezegd – het met behulp van technische hulpmiddelen en wachtwoorden toegang verschaffen tot de ING-bankierenapp van de slachtoffers. De verdachte is daarbij zeer geraffineerd te werk gegaan en heeft misbruik gemaakt van het vertrouwen van zijn slachtoffers. Het handelen van de verdachte is enkel gericht geweest op geldelijk gewin, zonder rekening te houden met de eigendommen en privacy van zijn slachtoffers. Dergelijk handelen tast het vertrouwen in het digitale betalingsverkeer en verkoopwebsites als Marktplaats aan en ondermijnt het bankwezen. Daarnaast heeft de [bedrijf] tijd, moeite en geld gestoken in het onderzoek naar deze vorm van criminaliteit en heeft ook de schade aan de slachtoffers moeten vergoeden. De rechtbank rekent de verdachte al deze feiten aan, zeker ook omdat hieraan slechts door ingrijpen van politie en justitie een einde is gekomen.
Het strafblad
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van de verdachte van 24 mei 2023. In het nadeel van de verdachte weegt de rechtbank mee dat hij op 22 maart 2022 is veroordeeld tot een taakstraf wegens witwassen. Gelet op deze veroordeling zal de rechtbank rekening houden met het bepaalde in artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht.
Persoon van de verdachte
De rechtbank heeft kennisgenomen van het reclasseringsadvies over de verdachte van 25 april 2023. Volgens de reclassering is er, indien de verdachte wordt veroordeeld in de onderhavige zaak, sprake van een beginnend delictpatroon, nu hij in maart 2022 is veroordeeld voor witwassen. De reclassering kan geen adequate inschatting maken van het risico op recidive, omdat niet duidelijk is wat ten grondslag heeft gelegen aan het delictgedrag. De reclassering merkt op dat de verdachte na de schorsing van de voorlopige hechtenis een positieve ommezwaai heeft gemaakt. Zo heeft hij zelfstandig een (fulltime) baan gevonden en heeft hij promotie gemaakt,. Verdachte is verder bekend met middelengebruik. Daarom adviseert de reclassering bij een veroordeling van de verdachte een (deels) voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden op te leggen, namelijk de meldplicht en het meewerken aan middelencontrole.
De op te leggen straf
Gelet op wat hiervoor is overwogen, is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden volstaan met een lichtere of andere sanctie dan een straf die deels onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming van na te melden duur met zich brengt.
De rechtbank zal een deel van die straf voorwaardelijk opleggen, met een proeftijd van twee jaren en daaraan de door de reclassering geadviseerde voorwaarden verbinden, om de verdachte ervan te weerhouden zich in de toekomst opnieuw aan strafbare feiten schuldig te maken.

7.De vordering van de benadeelde partij

[bedrijf] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces en vordert een schadevergoeding van € 36.150,52, te vermeerderen met de wettelijke rente. Dit bedrag bestaat uit materiële schade, namelijk de schade vergoed aan de gedupeerde klanten en onderzoekskosten.
7.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit de vordering van de benadeelde partij af te wijzen, dan wel de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in de vordering.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
De vordering, voor zover deze betrekking heeft op het vergoeden van de schade, die [naam 1] , [naam 3] en [naam 2] hebben geleden, is namens de verdachte niet gemotiveerd betwist en door de benadeelde partij voldoende onderbouwd. Op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting kan dan ook worden vastgesteld dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden door de bewezenverklaarde feiten, tot een bedrag van € 844,94. De rechtbank zal de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering omdat het rechtstreekse verband met de bewezenverklaarde feiten ontbreekt.
De benadeelde partij vraagt tevens vergoeding van € 8.120,40 aan ‘onderzoekskosten’.
In het algemeen komen dergelijke kosten als kosten ter vaststelling van de schade en de aansprakelijkheid voor vergoeding in aanmerking op grond van artikel 6:96 van het Burgerlijk Wetboek. Nu op grond van de bewezenverklaring slechts schadevergoeding kan worden toegekend ten aanzien van drie van de 110 rekeninghouders, kan in redelijkheid niet het gehele bedrag aan onderzoekskosten aan deze drie gevallen worden toegerekend. Omdat in het voorliggende geval de onderzoekskosten niet zijn gespecificeerd of uitgesplitst en niet nader zijn onderbouwd, kan de rechtbank geen gefundeerde schatting maken van deze kosten. Nadere bewijsvoering op dit punt zou een onevenredige belasting van het strafgeding opleveren, zodat de rechtbank voor wat betreft deze kosten de vordering niet-ontvankelijk zal verklaren.
De rechtbank zal - gelet op het voorgaande - de vordering toewijzen tot een bedrag van
€ 844,94, bestaande uit materiële schade.
De rechtbank zal de gevorderde wettelijke rente toewijzen met ingang van 31 januari 2022, omdat de vordering op die datum is ingediend. De rechtbank neemt deze datum als begindatum aangezien niet duidelijk is wanneer de bedragen door [bedrijf] zijn betaald aan de respectievelijke slachtoffers.
Nu de vordering gedeeltelijk wordt toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt. De rechtbank begroot deze kosten tot op heden op nihil. Daarnaast wordt de verdachte veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.

8.De inbeslaggenomen voorwerpen

8.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft voorts gevorderd dat de op de lijst van inbeslaggenomen voorwerpen (beslaglijst, aangehecht als bijlage II) genoemde voorwerpen zullen worden verbeurdverklaard.
8.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft teruggave van de genoemde goederen aan de verdachte bepleit.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
Nu het belang van strafvordering zich daartegen niet meer verzet, zal de rechtbank de teruggave gelasten van het op de beslaglijst onder 1 genoemde voorwerp (de computer). De rechtbank zal het op de beslaglijst onder 2 genoemde voorwerp (iPhone 7) verbeurdverklaren, nu dit voorwerp aan de verdachte toebehoort en met behulp van dit voorwerp de bewezenverklaarde feiten zijn begaan.

9.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen:
- 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 33, 33a, 57, 63, 138ab, 139d, 310, 311, 326, 420bis.1
van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

10.De beslissing

De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, zoals hierboven onder 3.6 bewezen is verklaard en dat het bewezen verklaarde uitmaakt:
ten aanzien van feit 1:
oplichting, meermalen gepleegd
ten aanzien van feit 2:
computervredebreuk, meermalen gepleegd
ten aanzien van feit 3:
diefstal waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van valse sleutels, meermalen gepleegd
ten aanzien van feit 4:
eenvoudig witwassen, meermalen gepleegd
ten aanzien van feit 5:
met het oogmerk dat daarmee een misdrijf als bedoeld in artikel 138ab, eerste lid, van het Wetboek van het Strafrecht wordt gepleegd, een technisch hulpmiddel dat hoofdzakelijk geschikt gemaakt of ontworpen is tot het plegen van een zodanig misdrijf voorhanden hebben, meermalen gepleegd
en
met het oogmerk dat daarmee een misdrijf als bedoeld in artikel 138ab, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht wordt gepleegd, een computerwachtwoord, toegangscode of een daarmee vergelijkbaar gegeven waaronder toegang kan worden verkregen tot een geautomatiseerd werk of een deel daarvan, verwerven en voorhanden hebben, meermalen gepleegd
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een
gevangenisstrafvoor de duur van
85 (vijfentachtig) DAGEN, waarvan 14 (veertien) dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 (twee) jaar;
bepaalt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk gedeelte van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, onder de algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op twee jaren vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
en onder de bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich gedurende de proeftijd meldt bij GGZ Fivoor Den Haag aan het Johanna Westerdijkplein 40 (2521 EN) in Den Haag op de door reclassering te bepalen tijdstippen, zo frequent en zolang de reclassering dat noodzakelijk acht en
- gedurende de proeftijd zijn medewerking verleent aan middelencontrole om het gebruik van de middelen te beheersen en zich verplicht ten behoeve van de
naleving van deze bijzondere voorwaarde mee te werken aan adem- en urineonderzoek;
geeft opdracht aan GGZ Fivoor tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zo lang als de reclassering dit noodzakelijk acht daaronder begrepen;
heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte;
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij deels toe tot een bedrag van € 844,94 en veroordeelt de verdachte om dit bedrag, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 31 januari 2022 tot de dag waarop deze vordering is betaald, te betalen aan de [bedrijf] ;
bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk is in de vordering tot schadevergoeding;
veroordeelt de verdachte tevens in de proceskosten van de benadeelde partij, begroot op nihil, en de kosten die ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog gemaakt moeten worden;
gelast de teruggave aan de verdachte op de beslaglijst onder 1 genoemde voorwerp, te weten:
1. STK Computer
(Omschrijving: [nummer 1] , zwart, merk: Wyse Xx0c);
verklaart verbeurd het op de beslaglijst onder 2 genoemde voorwerp, te weten;
2. 1 STK Telefoontoestel
(Omschrijving: [nummer 2] , zwart, merk: Apple Iphone 7).
Dit vonnis is gewezen door
mr. M. Garabitian, voorzitter,
mr. P. Burgers, rechter,
mr. H.H.J. Zevenhuijzen, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. J.M. Molenaar, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 11 juli 2023.