ECLI:NL:RBDHA:2023:10224
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Verzoek om voorlopige voorziening in vreemdelingenzaak wegens niet tijdig betalen griffierecht
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan op een verzoek om voorlopige voorziening van een verzoeker tegen de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De verzoeker had op 31 maart 2023 een aanvraag ingediend die door de verweerder buiten behandeling was gesteld. Hiertegen heeft de verzoeker bezwaar gemaakt en verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter heeft op basis van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting.
De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de verzoeker griffierecht moet betalen op grond van artikel 8:82, eerste lid, van de Awb. Het griffierecht bedraagt € 184,- en moet binnen een bepaalde termijn worden betaald. De griffier heeft op 1 mei 2023 de verzoeker in de gelegenheid gesteld om het griffierecht te betalen, maar de verzoeker heeft dit niet tijdig gedaan. Er is geen verontschuldiging voor het verzuim gegeven, waardoor het verzoek kennelijk niet-ontvankelijk is verklaard.
De voorzieningenrechter heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling en heeft het verzoek om voorlopige voorziening niet-ontvankelijk verklaard. Deze uitspraak is gedaan door mr. C.H. de Groot, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van B. van der Wiel, griffier. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze uitspraak.