ECLI:NL:RBDHA:2023:10214
Rechtbank Den Haag
- Proceskostenveroordeling
- Rechtspraak.nl
Verzoek om proceskostenvergoeding in bestuursrechtelijke procedure
In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 20 april 2023 uitspraak gedaan over een verzoek van de verzoeker om vergoeding van proceskosten. De verzoeker, vertegenwoordigd door mr. S. Oukil, had in beroep gegaan tegen de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, omdat deze niet tijdig had beslist op zijn aanvraag. De rechtbank heeft vastgesteld dat de Staatssecretaris pas op 16 maart 2023 een beslissing heeft genomen, nadat de verzoeker al in beroep was gegaan. Hierdoor heeft de verzoeker recht op vergoeding van de proceskosten die hij heeft gemaakt.
De rechtbank heeft besloten om partijen niet uit te nodigen voor een zitting, omdat dit in deze zaak niet nodig was. De rechtbank heeft de relevante artikelen uit de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb) in overweging genomen. De verzoeker heeft recht op een vergoeding van € 418,50 voor de proceskosten, omdat hij een professionele juridische hulpverlener heeft ingeschakeld. Dit bedrag is vastgesteld op basis van de waarde per punt en een wegingsfactor, aangezien de zaak enkel betrekking had op de overschrijding van de beslistermijn.
Daarnaast heeft de rechtbank de Staatssecretaris erop gewezen dat deze op grond van artikel 8:41, zevende lid, van de Awb verplicht is om het door de verzoeker betaalde griffierecht van € 184,- te vergoeden. De uitspraak is gedaan door mr. A. Skerka, rechter, en is openbaar gemaakt op dezelfde datum.