Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
1.[eiser01] ,
beiden wonende te [woonplaats01] ,
eisende partijen,
gemachtigde: mr. C.J. Luiten,
gedaagde partij,
gemachtigde: mr. F.C. Borst.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak vorderen eisers, [eisers01] c.s., huurprijsvermindering en herstel van een gebrek in de vorm van geluidsoverlast veroorzaakt door de liftinstallatie van het complex waarin zij wonen. De kantonrechter heeft op 11 juli 2023 uitspraak gedaan. De eisers hebben op 1 maart 2022 een huurovereenkomst gesloten met Grotiusplaats voor een woning in een nieuwbouwcomplex. Sinds de oplevering van het gehuurde op 22 juli 2022 ervaren zij geluidsoverlast van de liftinstallatie, wat hen belemmert in het gebruik van de slaapkamer die aan de lift grenst. De eisers hebben herhaaldelijk melding gemaakt van de overlast bij de beheerder, maar de problemen zijn niet verholpen.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat de geluidsoverlast een gebrek vormt in de zin van artikel 7:204 lid 2 van het Burgerlijk Wetboek. Grotiusplaats heeft erkend dat er sprake is van een gebrek, maar betwist de hoogte van de gevorderde huurprijsvermindering. De kantonrechter oordeelt dat een huurprijsvermindering van 25% gerechtvaardigd is, gezien de ernst van de overlast en de impact op het gezinsleven van de eisers. Daarnaast is Grotiusplaats veroordeeld tot herstel van het gebrek en betaling van een bedrag van € 2.775,- aan huurprijsvermindering over de afgelopen zes maanden.
De kantonrechter heeft ook de proceskosten ten laste van Grotiusplaats gesteld, aangezien deze als de overwegend in het ongelijk gestelde partij wordt beschouwd. De uitspraak benadrukt de verplichtingen van verhuurders om gebreken te verhelpen en de rechten van huurders op huurprijsvermindering bij ernstige overlast.