ECLI:NL:RBDHA:2023:10201

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
20 juni 2023
Publicatiedatum
13 juli 2023
Zaaknummer
NL23.16739
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Besluit tot bewaring van vreemdeling en verzoek om schadevergoeding

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 20 juni 2023 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de maatregel van bewaring van een vreemdeling, eiser, die van Marokkaanse nationaliteit is. De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder, heeft op 31 mei 2023 de maatregel van bewaring opgelegd op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld, dat tevens als verzoek om schadevergoeding moet worden aangemerkt. Tijdens de zitting op 15 juni 2023 is eiser verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde, terwijl verweerder zich liet vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

De rechtbank heeft de gronden van de maatregel van bewaring beoordeeld. Verweerder heeft onder andere gesteld dat eiser zich aan het toezicht heeft onttrokken en dat hij niet op de voorgeschreven wijze Nederland is binnengekomen. Eiser betwistte enkele lichte gronden, maar de rechtbank oordeelde dat de zware gronden voldoende waren om de maatregel te rechtvaardigen. Eiser voerde aan dat verweerder onvoldoende voortvarend handelde bij het opvragen van een laissez passer, maar de rechtbank volgde deze redenering niet. Verweerder had de vingerafdrukken van eiser naar de Marokkaanse autoriteiten gestuurd, wat voldoende was voor identificatie.

Daarnaast betoogde eiser dat zijn hoge bloeddruk een belemmering vormde voor uitzetting, maar de rechtbank oordeelde dat er geen onderbouwing was voor deze claim. De rechtbank concludeerde dat verweerder voldoende had gemotiveerd dat er geen lichter middel kon worden toegepast en dat de medische zorg in het detentiecentrum gelijkwaardig was aan die in de vrije maatschappij. Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep ongegrond en wees het verzoek om schadevergoeding af, zonder aanleiding voor proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Zwolle
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.16739

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], eiser

V-nummer: [nummer]
gemachtigde: mr. W. Spijkstra,
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

gemachtigde: mr. L.O. Augustinus.

Procesverloop

Bij besluit van 31 mei 2023 (het bestreden besluit) heeft verweerder aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Dit beroep moet tevens worden aangemerkt als een verzoek om toekenning van schadevergoeding.
De rechtbank heeft het beroep op 15 juni 2023 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser stelt van Marokkaanse nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [geboortedatum].
2. In de maatregel van bewaring heeft verweerder overwogen dat de openbare orde de maatregel vordert, omdat het risico bestaat dat eiser zich aan het toezicht zal onttrekken en eiser de voorbereiding van het vertrek of de uitzettingsprocedure ontwijkt of belemmert. Verweerder heeft als zware gronden vermeld dat eiser:
3a. Nederland niet op de voorgeschreven wijze is binnengekomen, dan wel een poging daartoe heeft gedaan;
3b. zich in strijd met de Vreemdelingenwetgeving gedurende enige tijd aan het toezicht op vreemdelingen heeft onttrokken;
3c. eerder een visum, besluit, kennisgeving of aanzegging heeft ontvangen waaruit de plicht Nederland te verlaten blijkt en hij daaraan niet uit eigen beweging binnen de daarin besloten of gestelde termijn gevolg heeft gegeven;
3e. in verband met zijn aanvraag om toelating onjuiste of tegenstrijdige gegevens heeft verstrekt over zijn identiteit, nationaliteit of de reis naar Nederland of een andere lidstaat;
3i. te kennen heeft gegeven dat hij geen gevolg zal geven aan zijn verplichting tot terugkeer;
en als lichte gronden vermeld dat eiser:
4a. zich niet aan een of meer andere voor hem geldende verplichtingen van hoofdstuk 4 van het Vb heeft gehouden;
4b. meerdere aanvragen tot het verlenen van een verblijfsvergunning heeft ingediend die niet tot verlening van een verblijfsvergunning hebben geleid;
4c. geen vaste woon- of verblijfplaats heeft;
4d. niet beschikt over voldoende middelen van bestaan.
3. Eiser betwist enkel de lichte gronden onder 4a, 4c en 4d. De overige aan de maatregel van bewaring ten grondslag gelegde gronden zijn voldoende om de maatregel van bewaring te dragen. Hetgeen eiser heeft aangevoerd tegen de hiervoor genoemde lichte gronden hoeft geen bespreking.
4. Eiser stelt zich op het standpunt dat verweerder onvoldoende voortvarend werkt bij het opvragen van een laissez passer door niet direct de door eiser opgegeven verschillende personalia door te geven aan de Marokkaanse autoriteiten.
4.1
De rechtbank volgt eiser hierin niet. Eiser heeft geen documenten met betrekking tot de door hem gestelde namen. Verweerder heeft eisers vingerafdrukken naar de Marokkaanse ambassade gestuurd en de Marokkaanse autoriteiten kunnen op basis daarvan eisers identiteit en nationaliteit bevestigen. Het is naar het oordeel van de rechtbank dan ook niet nodig alle aliassen te sturen. De rechtbank is van oordeel dat gelet hierop niet kan worden gezegd dat verweerder onvoldoende voortvarend handelt. Deze beroepsgrond slaagt niet.
5. Eiser is verder van mening dat verweerder ten onrechte niet heeft onderzocht of hij, gelet op zijn hoge bloeddruk, wel kan vliegen en of er daarmee wel zicht op uitzetting bestaat dan wel had moeten worden volstaan met een lichter middel.
5.1
De rechtbank overweegt als volgt. Verweerder hoefde geen verder onderzoek te doen, nu eiser geen enkele onderbouwing heeft gegeven voor zijn suggestie dat zijn gestelde hoge bloeddruk permanent in de weg zou staan aan uitzetting. Voor zover deze beroepsgrond ziet op de feitelijke uitzetting van eiser naar Marokko is de rechtbank van oordeel dat dat niet ter toetsing voor ligt bij de bewaringsrechter.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder verder voldoende gemotiveerd dat niet is gebleken dat een lichter middel doeltreffend kan worden toegepast om het risico dat eiser zich aan het toezicht zal onttrekken te ondervangen, zeker niet nu eiser heeft verklaard dat hij niet van plan is om mee te werken aan terugkeer naar Marokko en eerder met onbekende bestemming is vertrokken. Verweerder heeft daarnaast voldoende gemotiveerd dat evenmin is gebleken van medische omstandigheden die detentie voor eiser onredelijk bezwarend maken. Verweerder heeft terecht overwogen dat de medische zorg in het detentiecentrum gelijkwaardig is aan de medische zorg in de vrije maatschappij.
6. Ook overigens is niet gebleken dat het voortduren van de maatregel van bewaring
onrechtmatig is [1] .
7. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.I. van Meel, rechter, in aanwezigheid van
H.B. Slot - Akkerman, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Zie HvJEU van 8 november 2022, ECLI:EU:C:2022:858.